Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!
Bewijs zoeken voor theorieën binnen de natuurkunde en binnen de psychologie heeft verschillende implicaties. Binnen de psychologie worden er vaak twee groepen bekeken, waarbij de ene groep een experiment ondergaat en de ander niet. Er wordt dan verwacht dat er een verschil wordt gevonden op variabele X. Echter, meetfouten en de willekeurige verschillen binnen een steekproef spelen hierbij een rol. Alleen al door deze twee fenomenen kunnen er tussen de groepen verschillen ontstaan op variabele X. Als de nulhypothese waar is, maar door een combinatie van de twee fouten uit het experiment komt dat de alternatieve hypothese waar is, is er sprake van een Type I fout. Een Type II fout ontstaat wanneer de nulhypothese aangenomen wordt terwijl deze verworpen had moeten worden. Binnen de biologische en sociale wetenschappen is er afgesproken Type I fouten in 1% of 5% van de gevallen mag voorkomen. Er is een omgekeerde relatie tussen Type I en Type II fouten, dus wanneer er een significantieniveau aangenomen wordt die de kans op Type I fouten vergroot, komt er een kleinere kans op Type II fouten.
Type I en Type II fouten
Bewijs zoeken voor theorieën binnen de natuurkunde en binnen de psychologie heeft verschillende implicaties. Binnen de psychologie worden er vaak twee groepen bekeken, waarbij de ene groep een experiment ondergaat en de ander niet. Er wordt dan verwacht dat er een verschil wordt gevonden op variabele X. Echter, meetfouten en de willekeurige verschillen binnen een steekproef spelen hierbij een rol. Alleen al door deze twee fenomenen kunnen er tussen de groepen verschillen ontstaan op variabele X. Als de nulhypothese waar is, maar door een combinatie van de twee fouten uit het experiment komt dat de alternatieve hypothese waar is, is er sprake van een Type I fout. Een Type II fout ontstaat wanneer de nulhypothese aangenomen wordt terwijl deze verworpen had moeten worden. Binnen de biologische en sociale wetenschappen is er afgesproken Type I fouten in 1% of 5% van de gevallen mag voorkomen. Er is een omgekeerde relatie tussen Type I en Type II fouten, dus wanneer er een significantieniveau aangenomen wordt die de kans op Type I fouten vergroot, komt er een kleinere kans op Type II fouten.
Power
Om de kans op Type II fouten te verkleinen moet de power hoger worden. 1 – p (de kans op een Type II fout) is de power. Dit kan op drie manieren. De logische structuur van het experiment kan verbeterd worden, de experimentele technieken kunnen verbeterd worden of de steekproefgrootte kan vergroot worden. Het is hierbij belangrijk om op te merken dat de wezenlijke theorie en de statistische hypothese twee aparte dingen zijn. De kans op het niet krijgen van een Type I fout zegt niet direct iets over de grootte van het theoretische effect.
Verschil tussen groepen
Elke afhankelijke variabele wordt beïnvloed door veel onafhankelijke variabelen. Daarnaast zijn er nog een aantal willekeurige factoren die een rol spelen. De willekeurige factoren zorgen voor meetfouten. Binnen de sociale wetenschappen gebeurt het in feite nooit dat twee groepen die met elkaar vergeleken worden helemaal gelijk zijn aan elkaar.
Het twee-vazen voorbeeld
Beschouw het volgende voorbeeld. Er zijn twee vazen: een theoretische vaas met alle denkbare theorieën en een experimentele vaas met alle denkbare experimenten erin. De auteur gaat er vanuit dat een nulhypothese in principe nooit waar is. Daarom zal in vrijwel elk experiment een verschil gevonden worden in de uitkomstmaat. Ongeacht welke groep het experiment ondergaat, zal de echte waarde van het verschil in de uitkomstmaat in de helft van de gevallen positief zijn en in de andere helft negatief. Het maakt in wezen geen verschil of de groep die experimenteel wordt genoemd wel of niet het experiment ondergaat. Wanneer er dan willekeurig een theorie gekozen wordt en willekeurig een hypothese toewijzen aan de theorie dan zal de hypothese de helft van de tijd juist zijn en de helft van de tijd niet. De kans op een succesvolle hypothese is dan 0.5. Echter, meestal heeft een theorie enige waarheid. Toch zullen we een hypothese af en toe afwijzen omdat er Type II fouten gemaakt worden.
Vergelijking met de natuurkunde
In de natuurkunde proberen onderzoekers een theorie te testen door de methode steeds strikter te maken, zodat er steeds meer bewijs is dat het effect daadwerkelijk bestaat. De sociale wetenschappen doen precies het omgekeerde. Sociale wetenschappers hebben tevens de neiging om vrijzinnige argumenten te gebruiken om onverwachte resultaten te verklaren.
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 1431
- next ›
Add new contribution