Van Tuinen/ Taxi Wolters, HR 11 mei 2012, LJN BV9603

Onderwerp

Opvolgend werkgeverschap, art. 7:668a lid 2 BW.

Casus

Van Tuinen werkte op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als chauffeur voor Connexxion. Deze overeenkomst is tweemaal voor bepaalde tijd verlengd. De laatste verlenging liep tot 31 maart 2008. Van Tuinen werd vooral ingeroosterd voor WMO-vervoer. Dit vervoer is door de gemeente per 1april 2008 gegund aan Vier Gewesten B.V. Deze laatste heeft per 1 april 2008 voor het vervoer Van Tuinen ingeschakeld. De overeenkomst is verlengd tot 31 maart 2010, waarna Vier Gewesten B.V. niet bereid was de arbeidsovereenkomst nog te verlengen.

Rechtsvraag

Onder welke omstandigheden is er sprake van opeenvolgend werkgeverschap?

Hoge Raad

Eiseres heeft primair aangevoerd dat er sprake is van een overgang van onderneming en subsidiair dat er sprake was van opeenvolgend werkgeverschap als bedoeld in art. 7:668a BW. De primaire klacht dient verworpen te worden, aangezien werkneemster op het moment van de beweerde overgang, niet meer in dienst was bij Connexxion. Haar arbeidsovereenkomst liep immers af op 31 maart 2008.

Ook de subsidiaire klacht dient verworpen te worden. Om de nieuwe werkgever als de opvolger van de vorige werkgever te zien, moet enerzijds de nieuwe overeenkomst wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eisen als de vorige overeenkomst, en anderzijds tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgever zodanige banden bestaan dat het door de laatste op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever. In casu waren de twee werkgevers echter elkaars concurrent, wat aan de toepasselijkheid van de bepaling in de weg staat.