Verrekenbeding en hypotheek - Arrest

HR 19 november 2010, LJN BN8027; NJ 2011, 112 m.nt. L.C.A. Verstappen (Verrekenbeding en hypotheek)

 

Casus:

Partijen zijn buiten gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In hun huwelijkse voorwaarden hebben zij een periodiek (Amsterdams) verrekenbeding opgenomen. De vrouw is eigenaar van de echtelijke woning. Op de woning rust een hypothecaire geldlening, waar beide partijen hoofdelijk voor aansprakelijk zijn. Op deze geldlening is gedurende het huwelijk niet afgelost. De rentelasten zijn betaald uit gezamenlijk inkomen. De man stelt dat hij recht heeft op de helft van de overwaarde van de woning, nu de hypothecaire geldlening op naam van zowel de man als de vrouw stond en derhalve sprake is van een schuld die tot het te verrekenen vermogen moet worden gerekend als bedoeld in artikel 1:136 lid 1, tweede volzin BW met als gevolg dat ook de waarde van het met de geldlening verworven goed in de verrekening dient te worden betrokken. Het hof heeft dit betoog verworpen. Het cassatieberoep van de man komt op tegen dit oordeel.

 

Hoge Raad:

Het middelonderdeel dat klaagt dat het hof heeft miskend dat de schuld tot terugbetaling van de door partijen gezamenlijk aangegane hypothecaire leningen een gemeenschappelijke schuld is, die reeds op die grond valt onder de reikwijdte van artikel 1:136 lid 1 slot BW, te weten een schuld die tot het te verrekenen vermogen moet worden gerekend, faalt. Zij berust in tweeërlei opzicht op een onjuiste opvatting inzake artikel 1:136 lid 1 BW, de bepaling waarmee in samenhang met artikel 1:141 lid 1 BW in belangrijke mate is beoogd de in de rechtspraak van de Hoge Raad ontwikkelde ‘beleggingsleer’ inzake verrekenbedingen te codificeren.

 

Onjuist is in de eerste plaats het uitgangspunt dat partijen die periodieke deling van de overgespaarde inkomsten achterwege hebben gelaten maar bij het einde van het huwelijk tot verrekening overgaan, daarin ook zouden moeten betrekken de waarde(vermeerdering) van privégoederen die niet zijn verworven door aanwending van uit hun inkomsten bespaard en ongedeeld gebleven vermogen. Onjuist is tevens het uitgangspunt dat het feit dat de hypothecaire lening gezamenlijk is aangegaan, meebrengt dat de koopsom van de woning ten laste van het verrekenplichtig vermogen is gekomen, ook al hebben de rentebetalingen als kosten van de huishouding te gelden en is van aflossingen in welke vorm dan ook geen sprake geweest. 

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.