Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!
HR 2 december 2011, LJN BU6591; NJ 2012, 173 m.nt. L.C.A. Verstappen (Verrekenvordering met rente)
De in HR 6 december 2002, LJN AE9241; NJ 2005, 125 m.nt. W.M. Kleijn (Schwanen/ Hundscheid I) omschreven omzetting van een tijdens het huwelijk niet-nagekomen periodiek verrekenbeding in een finaal verrekenbeding is inmiddels vastgelegd in artikel 1:141 BW.
Vanaf welke datum is de uit deze omzetting voortvloeiende vordering rentedragend geworden?
De Hoge Raad overweegt als volgt:
Voor zover partijen niet anders zijn overeengekomen, of uit de aard van hun overeenkomst dan wel de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet anders voortvloeit, volgt uit artikel 6:119 BW dat de vordering rentedragend is met ingang van het moment waarop zij opeisbaar is geworden, terwijl de schuldenaar met voldoening daarvan in verzuim is geweest.
Aangenomen moet worden dat deze vordering in beginsel ontstaat op het in artikel 1:142 lid 1, aanhef en onder b BW vermelde tijdstip waarop (behoudens andersluidende afspraken) ook de samenstelling en de omvang van het te verrekenen vermogen worden bepaald, namelijk het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding. Gezien artikel 6:38 BW is deze vordering opeisbaar geworden op het moment van haar ontstaan. Daaraan doet niet af dat de omvang van de vordering op dat moment nog niet bekend is, nu een vordering ook opeisbaar kan zijn indien haar omvang nog niet is vastgesteld.
Dit brengt mee dat de Hoge Raad terugkomt op Schwanen/Hundscheid I, voor zover daarin is overwogen dat moet worden aangenomen dat nakoming van hetgeen op grond van de finale verrekenplicht aan een van de echtgenoten is verschuldigd, eerst bij het einde van het huwelijk kan worden gevorderd, zodat ingevolge artikel 3:313 BW de verjaringstermijn eerst dan begint te lopen. Het vorderingsrecht kan overigens, gelet op artikel 3:320 en 321 lid 1, aanhef en onder a BW, niet verjaren voordat het huwelijk is beëindigd.
Ingeval voor de nakoming van de periodieke verrekenplichten een termijn als bedoeld in artikel 6:83, aanhef en onder a BW is overeengekomen, treedt het verzuim ter zake van de door omzetting ontstane finale verrekenplicht aanstonds en zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de vordering ontstaat en opeisbaar wordt, ook al is voor die finale verrekenplicht niet een dergelijke termijn overeengekomen.
- for free to follow other supporters, see more content and use the tools
- for €10,- by becoming a member to see all content
Why create an account?
- Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
- Once you are logged in, you can:
- Save pages to your favorites
- Give feedback or share contributions
- participate in discussions
- share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
- 1 of 1882
- next ›
Add new contribution