Vrijheidsberoving

HR 22 december 2000 (NJ 2000, 228 )

De feiten

De verdachte verbleef in een woning in Tilburg, in dezelfde woning werd een meisje, tegen haar wil in,  door anderen vastgehouden. Voor de verdachte moet het zonder meer duidelijk zijn geweest dat het meisje tegen haar wil in de woning werd vastgehouden. Desalniettemin is de verdachte in de woning gebleven en heeft ook geen pogingen ondernomen om het meisje te helpen. Deze situatie speelde zich af in de periode van 13 september tot en met 15 september 1997.

De bewezenverklaring van het Hof luidt: de verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een meisje wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd.

De beslissing

De vraag die moet worden beantwoord is of de verdachte kan worden gezien als medepleger of juist niet als medepleger kan worden aangemerkt.

In het cassatiemiddel wordt de verdachte niet gezien als een medepleger. De verdachte heeft namelijk geen bijdrage geleverd aan de eigenlijke vrijheidsberoving, heeft niet meegeholpen aan de plannen en heeft ook niet voldoende nauw samengewerkt met de anderen.

Het cassatiemiddel slaagt echter niet, de verdachte moet wel worden aangemerkt als medepleger. De verdachte verbleef namelijk in de woning waar het meisje, tegen haar wil in, werd vastgehouden. Daarnaast heeft de verdachte geen pogingen ondernomen om het meisje te bevrijden. Bovendien had de verdachte de politie kunnen inlichten over de situatie. En tot slot heeft verdachte zich niet gedistantieerd van de gedragingen van de anderen.

Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachte kan worden gezien als een medepleger.