Studeren in het buitenland, stagelopen of onderzoek doen? Check welke verzekeringen voor jou van toepassing zijn via de JoHo Insurances Foundation, of bereid je vertrek naar het buitenland voor
Study or work abroad: check your insurance options
De mens is een sociaal wezen en de relaties met andere mensen vormen dan ook een centraal aspect in ons leven. Relaties zijn onmisbaar en van levensbelang, het is daarom handig om te weten hoe relaties beginnen, standhouden, of verbroken worden.
Intieme relaties verschillen van meer dagelijkse ontmoetingen op tenminste zeven manieren:
Geen van deze componenten is noodzakelijk voor intimiteit en al deze aspecten kunnen onafhankelijk van elkaar bestaan. Over het algemeen hebben onze belangrijkste en meest tevredenstellende relaties al deze zeven eigenschappen. Intimiteit kan dus in meerdere of mindere mate bestaan, binnen een relatie kan het niveau van intimiteit ook variëren.
Volgens de theorie van Baumeister en Leary (1995) hebben we frequente en fijne interacties met intieme partners nodig om normaal te kunnen functioneren. Er is een menselijke behoefte om intieme relaties te hebben (need to belong). Hierdoor zijn we gemotiveerd om hechte relaties te ontwikkelen en te onderhouden. Zodra deze behoefte is vervuld, vermindert onze motivatie voor meer relaties. Het maakt ook niet uit wie precies onze partners zijn, zolang ze stabiele affectie en acceptatie kunnen geven, kunnen ze aan onze behoefte voldoen.
Deze theorie wordt ondersteund door de vanzelfsprekendheid waarmee we relaties vormen met anderen en onze weerstand tegen het verbreken van relaties. Onderzoeken die wijzen op de biologische voordelen van het hebben van sterke banden met anderen leveren ook sterk bewijs voor de 'need to belong'. Ook de kwaliteit van onze connecties met anderen beïnvloedt onze mentale en fysieke gezondheid. Hoewel niet gesteld kan worden dat oppervlakkige relaties altijd de oorzaak zijn van psychische stoornissen, lijkt het er wel op dat een gebrek aan intimiteit ervoor kan zorgen dat stoornissen veroorzaakt worden of verergeren. In het algemeen lijkt ons welzijn afhankelijk van de mate waarin we onze need to belong kunnen vervullen.
Het is niet helemaal duidelijk waarom deze behoefte zo belangrijk is voor mensen. Een mogelijkheid is een evolutionaire verklaring, die stelt dat het lang geleden adaptief (voordelig) was om stabiele, affectieve banden te vormen met anderen. De kans om te overleven werd hierdoor vergroot en daarmee ook de kans om je genen door te geven. Op deze manier zou ten slotte de natuurlijke tendens ontstaan zijn om intieme relaties te vormen.
De laatste decennia hebben er grote veranderingen plaatsgevonden in de culturele context waarin we onze relaties vormen. Minder mensen trouwen, mensen wachten langer met trouwen en mensen gaan vaak samenwonen zonder dat ze getrouwd zijn. Ook krijgen ouders vaker kinderen zonder dat ze getrouwd zijn en eindigt de helft van alle huwelijken in een scheiding (in de v.s.). Het grootste deel van de kinderen leeft dan ook tijdens zijn jeugd in een eenoudergezin. Ten slotte zijn moeders meer buitenshuis gaan werken. Deze veranderingen laten zien dat onze assumpties en culturele normen met betrekking tot de rol van het huwelijk en ouderschap zijn veranderd. Culturele normen vormen de basis voor onze relaties, doordat ze vorm geven aan onze verwachtingen en bepalen wat we normaal vinden.
Tegenwoordig gaan veel stellen eerst samenwonen voordat ze gaan trouwen. In tegenstelling tot wat doorgaans gedacht wordt, vergroot samenwonen vaak de kans dat een koppel later gaat scheiden. Een reden hiervoor is dat samenwonende koppels vaak minder verbonden zijn aan elkaar. Bovendien hebben mensen die samenwonen meer te maken met conflicten, gevoelens van jaloezie, ontrouw en fysieke agressie. Samenwonen lijkt daarnaast de positieve houding tegenover trouwen en de vastberadenheid om een huwelijk in stand te houden te verminderen.
Bij deze veranderingen in onze culturele normen speelt de sociaaleconomische ontwikkeling waarschijnlijk een belangrijke rol. Over het algemeen geldt dat een meer geïndustrialiseerde maatschappij meer alleenstaande personen huisvest, toleranter is tegenover echtscheidingen en huwelijken op latere leeftijd ondersteunt. Daarnaast is het individualisme steeds meer naar voren gekomen in westerse culturen. Individualisme houdt in dat zelfexpressie wordt ondersteund en dat de nadruk ligt op persoonlijke belangen. In oosterse culturen wordt een meer collectief zelfbewustzijn benadrukt, wat leidt tot sterkere banden met familie en sociale groepen. Ook nieuwe technologieën spelen een rol in de culturele verandering. Zo kunnen vrouwen bijvoorbeeld hun vruchtbaarheid controleren. Ook moderne communicatiemiddelen kunnen van invloed zijn op onze relaties.
Een andere belangrijkere maar ook subtiele invloed lijkt de sexe ratio te zijn: het aantal mannen voor elke 100 vrouwen in een bepaalde populatie. In Westerse culturen trouwen vrouwen doorgaans iets oudere mannen, daardoor wordt het aantal vrouwen hier vergeleken met het aantal mannen dat iets ouder is. Na de babyboom was er sprake van een lage sexe ratio (meer vrouwen dan mannen), maar in de jaren ’90 was er juist een hoge sexe ratio. Sindsdien zijn de aantallen mannen en vrouwen in Amerika vrijwel gelijk. In culturen met een hoge sexe ratio worden traditionele huwelijken met een ouderwetse rolverdeling tussen mannen en vrouwen gestimuleerd. In culturen met een lage sex ratio worden vaak minder traditionele normen gehandhaafd en is doorgaans meer geaccepteerd. Vrouwen worden dan gestimuleerd om te werken en onafhankelijk te zijn.
Volgens Guttentag en Secord worden normen in een maatschappij altijd gevormd in het voordeel van de groep met de meeste macht. In de zojuist genoemde Westerse culturen zijn dit mannen. Bij veranderingen in man-vrouw verhouding veranderen de normen met betrekking tot relaties dan ook ten gunste van mannen. Zijn er relatief minder mannen, dan is het in hun voordeel dat ze niet vast zitten aan één vrouw. Zijn er meer mannen, dan is het in hun voordeel dat vrouwen afhankelijk van ze zijn en bij ze blijven. Hoewel deze theorie een speculatie is, is er wel degelijk een verband tussen culturele normen en de sexe ratio.
Twee bronnen die zorgen voor verandering in onze intieme relaties zijn ‘technoference’ en ‘phubbing’. De frequente onderbrekingen door technologische apparaten, noemen we ‘technoference’. Wanneer we een ander persoon in een sociale situatie negeren doordat we bezig zijn met onze telefoon, noemen we dat ‘phubbing’. Zelfs wanneer we de telefoon niet gebruiken maar deze vlakbij ons ligt, daalt de kwaliteit van de conversatie.
Onze relaties worden ook beïnvloed door onze ervaringen. Een goed voorbeeld hiervan zijn de hechtingsstijlen (attachment styles) van Bowlby. Hierbij wordt aangenomen dat vroege interpersoonlijke ervaringen latere relaties sterk zullen beïnvloeden. Zo wordt een veilige hechtingsstijl gekarakteriseerd door liefhebbende en beschikbare ouders, waardoor het kind zich later gemakkelijk hecht en vertrouwen heeft in relaties. Als ouders onvoorspelbaar en inconsistent zijn in hun gedrag naar het kind, dan kan het kind een angstig-ambivalente (anxious-ambivalent) hechtingsstijl ontwikkelen. Deze kinderen zijn nerveus en erg afhankelijk van bevestiging van de ander. Bij afwijzende of vijandige ouders leren kinderen dat andere personen onbetrouwbaar zijn en kunnen ze een vermijdende (avoidant) hechtingsstijl ontwikkelen. Hazan en Shaver toonden aan dat vergelijkbare hechtingsstijlen terug te zien zijn bij volwassenen. De volwassenen leken dezelfde hechtingsstijl te hebben als die in hun jeugd. Ook bleken gerapporteerde jeugdherinneringen en huidige attitudes tegenover liefde en relaties overeen te komen met hun hechtingsstijlen.
Volgens Bartholomew zijn er twee verschillende redenen waarom mensen contact met anderen vermijden. In het ene geval willen ze wel een relatie, maar zijn ze wantrouwend en bang voor een afwijzing. In het andere geval zijn ze onafhankelijk en zelfstandig en willen ze werkelijk liever alleen zijn dan in een hechte relatie. Zij hield daarom vier hechtingsstijlen aan:
Tegenwoordig wordt over het algemeen aangenomen dat er twee vlakken zijn waarop mensen te onderscheiden zijn met betrekking tot hechting. In de eerste plaats verschillen mensen in hun vermijding van intimiteit. Dit is te zien aan het gemak en het vertrouwen waarmee men relaties aangaat. Daarnaast verschillen mensen in hun angst voor uitsluiting, de angst om te worden verlaten. Belangrijk is dat deze twee dimensies continu zijn. Er wordt vaak gesproken over vier stijlen, maar dat wordt vooral gedaan om verschillende sets van scores op die twee dimensies aan te geven in plaats van compleet verschillende categorieën.
Het is belangrijk om te onthouden dat een hechtingsstijl een houding is ten opzichte van een relatie, die aangeleerd is door onze ervaringen met anderen. Zowel baby’s als volwassenen kunnen via hun persoonlijkheid en gedrag relaties beïnvloeden. De kwaliteit van het ouderschap wordt bijvoorbeeld ook deels bepaald door de persoonlijkheid en het gedrag van het kind. De eigenschappen waarmee je wordt geboren beïnvloeden op deze manier hechtingsstijlen, en genen beïnvloeden de vorm van deze stijlen. Onze ervaringen lijken echter een nog grotere rol te spelen bij de vorming van hechtingsstijlen. Zo zijn de niveaus van acceptatie en verwerping van de ouders van het begin af aan van grote invloed. Vaak hebben veilig gehechte moeders ook veilig gehechte kinderen, en onveilig gehechte moeders onveilig gehechte kinderen. De invloed van ouderschap op hechtingsstijl is eveneens zichtbaar in de adolescentie. Hechtingsstijlen kunnen ook beïnvloed worden door ervaringen die we opdoen als volwassenen, waardoor de oorspronkelijke hechtingsstijl kan veranderen. Hechtingstijlen kunnen desondanks stabiel en langdurig zijn omdat ze ervoor zorgen dat mensen hun bestaande neigingen versterken als ze nieuwe relaties aangaan. Onze aangeleerde hechtingsstijlen kunnen dus veranderen of gelijk blijven, afhankelijk van onze interpersoonlijke ervaringen.
Ieder mens vormt door zijn eigen combinatie van ervaringen en eigenschappen bepaalde vaardigheden en voorkeuren. De verschillen tussen mensen beïnvloeden onze relaties. In de eerste plaats wordt de natuur van individuele verschillen besproken. Deze verschillen zijn vaak gradueel en subtiel van aard. Hierna worden vier soorten individuele verschillen behandeld: sekseverschillen, genderverschillen, persoonlijkheden en zelfvertrouwen.
Veel stereotypen over mannen en vrouwen geven het beeld dat ze compleet verschillende scores hebben op interesses, vaardigheden en stijlen. In werkelijkheid zijn eigenschappen vaak normaal verdeeld. In een normaalverdeling worden de frequenties van bepaalde niveaus van een eigenschap binnen een bepaalde populatie beschreven. De meeste mensen scoren gemiddeld op de eigenschap, extreme scores zijn zeldzaam. De normaalverdelingen van mannen en vrouwen van een bepaalde eigenschap overlappen vaak voor een groot deel. De grootte van de verschillen tussen groepen wordt aangegeven met de d statistic. Een verschil van d = 0.2 wordt klein genoemd, d = 0.5 gemiddeld en d = 0.8 groot. Ook als het verschil tussen de scoreverdelingen van mannen en vrouwen groot is, overlappen ze nog voor het grootste deel. De belangrijkste punten met betrekking tot sekseverschillen zijn:
Resumerend lijken mannen en vrouwen vaak dus meer op elkaar dan dat ze verschillen op de meeste onderwerpen die besproken worden in de relatiewetenschappen. Sekseverschillen zijn vaak minder invloedrijk en opmerkelijk dan gedacht wordt. Individuele verschillen die niet afhankelijk zijn van sekse hebben vaak een grotere invloed op een relatie dan sekseverschillen.
Er is een belangrijk onderscheid tussen sekseverschillen en genderverschillen. Het sekseverschil is het biologische onderscheid tussen mannen en vrouwen (lichamelijke verschil). Het genderverschil is het sociale en psychologische onderscheid, gecreëerd door onze cultuur en opvoeding. Vaak is het lastig om het onderscheid tussen sekse en gender te maken, omdat de sociale verwachtingen en training die mannen en vrouwen ondergaan, wordt verward met hun biologische sekse. Het onderscheid is echter wel belangrijk omdat sommige invloedrijke verschillen tussen mannen en vrouwen in relaties genderverschillen zijn en dus voor een groot deel worden aangeleerd.
Het beste voorbeeld hiervan zijn onze genderrollen, de gedragspatronen die door de cultuur worden gezien als ‘normaal’ voor mannen en vrouwen. Ongeveer slechts een derde van de gedragsneigingen van de mens is echter genetisch bepaald, het meeste gedrag wordt dus aangeleerd. Slechts de helft van de mensen gedraagt zich volgens zijn genderrol. Vijfendertig procent heeft niet alleen eigenschappen die als mannelijk (masculine) of vrouwelijk (feminine) worden gezien, maar bezit een combinatie van beide. Dit wordt tweeslachtig of androgeen (andogynous) genoemd. Relatieonderzoekers gebruiken meestal de termen instrumentale (instrumental) eigenschappen voor mannelijke vaardigheden en taakgerichte eigenschappen, expressieve (expressive) eigenschappen voor vrouwelijke, sociale en emotionele vaardigheden. Deze termen kunnen het best als twee aparte categorieën van vaardigheden benaderd worden, waarop zowel mannen als vrouwen hoog of laag kunnen scoren. Mannen scoren volgens de traditionele verwachtingen hoog op de instrumentale eigenschappen en laag op expressieve eigenschappen, waar vrouwen traditioneel laag op instrumentale eigenschappen scoren en hoog op expressieve eigenschappen. Androgene personen bezitten zowel instrumentale als expressieve eigenschappen. De overige 15 procent die niet mannelijk, vrouwelijk of androgeen wordt genoemd, scoort ofwel volgens de verwachtingen van de andere sekse (cross-typed) ofwel laag op beide categorieën (undifferentiated). De verdeling over deze groepen is gelijk tussen mannen en vrouwen.
Uit onderzoek blijkt dat ‘traditionele’ mannen en vrouwen minder goed met elkaar overweg kunnen dan androgene mensen, of wanneer één van de twee androgeen is. Dit nadeel verdwijnt niet na verloop van tijd; wat niet verrassend is, omdat mensen die laag scoren op expressiviteit weinig warmte en affectie kunnen geven, waardoor hun partners minder tevreden zijn met de relatie. Mensen die laag scoren op instrumentele eigenschappen hebben vaker een lage zelfwaardering en voelen zich minder competent. De traditionele verwachtingspatronen zijn dus lang niet altijd voordelig en de gelukkigste en gezondste mensen bezitten over het algemeen zowel instrumentele als expressieve vaardigheden.
Mensen blijken zelf ook een voorkeur te hebben voor androgene partners. Gek genoeg wordt er toch nog steeds een druk uitgeoefend op degene die niet precies passen in hun verwachte genderrol. Deze verwachtingen zijn het sterkst voor mannen. De Amerikaanse genderrollen veranderen langzaam maar zeker, maar toch blijven de traditionele verwachtingen nog steeds bestaan en hebben ze een belangrijke invloed op onze relaties. Helms en collega’s ondervonden dat traditionele koppels over het algemeen minder gelukkig zijn in hun huwelijk dan niet-traditionele koppels.
Sommige individuele verschillen worden beïnvloedt door ervaringen en kunnen veranderen over tijd (hechtingsstijlen, genderverschillen). Andere individuele verschillen, zoals persoonlijkheidseigenschappen, zijn stabieler en langduriger.
Persoonlijkheidseigenschappen beïnvloeden het gedrag in relaties gedurende het leven en veranderen slechts gering na verloop van tijd. Er bestaat een klein cluster aan fundamentele eigenschappen, dat de Big Five wordt genoemd:
Van deze eigenschappen heeft openheid de kleinste invloed op relaties en neuroticisme de grootste invloed. Mensen die hoog scoren op extraversie, aangenaamheid en consciëntieusheid blijken meer en betere relaties te hebben dan mensen die laag scoren. Mensen die hoog scoren op neuroticisme zijn sneller boos en angstig, wat kan leiden tot pessimistische, lichtgeraakte en kribbige interacties met anderen. Over het algemeen kan gesteld worden dat persoonlijkheid relaties meer beïnvloedt dan relaties de persoonlijkheid beïnvloeden.
Onze zelfwaardering wordt gevormd door evaluaties van onszelf. Een theorie over de bepaling van zelfwaardering stelt dat onze zelfwaardering werkt als een soort ‘sociometer’, die de kwaliteit van onze relaties met anderen meet. Als andere mensen je aardig vinden, ontwikkel je een hoge zelfwaardering, maar als andere mensen je niet mogen, ontwikkel je een lage zelfwaardering. Volgens de theorie werkt zelfwaardering op deze manier, omdat het een evolutionair mechanisme is dat helpt bij het vervullen van onze need to belong. Het is evolutionair gezien voordelig om geaccepteerd te worden door de groep, omdat onderdeel uitmaken van een groep de kans op overleving en reproductie vergroot. Zelfwaardering is op die manier een systeem dat waarschuwt voor acceptatie of afwijzing.
Dit perspectief past goed bij onze kennis over de werking van zelfwaardering. Zo is bekend dat mensen positiever denken over zichzelf als ze denken dat ze aantrekkelijk zijn voor het andere geslacht. Interpersoonlijke afwijzing lijkt je zelfwaardering erger te beschadigen dan andere soorten teleurstellingen. Op deze en andere manieren worden onze zelfevaluaties bewust en onbewust sterk beïnvloed door wat we denken dat anderen over ons zullen denken. Het blijkt erg lastig om van onszelf te houden als we niet aardig gevonden worden door de mensen om ons heen. Mensen met een lage zelfwaardering hebben deze zelfwaardering vaak ontwikkeld door een verleden waarin ze niet voldoende acceptatie en waardering van anderen hebben gekregen. Het is moeilijk om deze lage zelfwaardering weer te veranderen, zelfs als deze personen later wel warmere en accepterende partners krijgen. Dit komt omdat mensen met een lage zelfwaardering nauwelijks kunnen geloven dat hun partners echt van ze houden en vaak gaan ze ervan uit dat hun relatie geen stand zal houden. Mensen met een lage zelfwaardering nemen afstand van deze relatie, waardoor ze zich nog slechter voelen. Volgens Murray wordt dit alles veroorzaakt doordat we als mensen grotere risico’s nemen als we afhankelijk worden van anderen. Hechte relaties geven veel ondersteuning en zorg, maar maken ons ook kwetsbaar voor afwijzing en verraad. Ieder mens moet op zoek naar de balans tussen verbondenheid en zelfbescherming en volgens Murray stellen mensen met een lage zelfwaardering de bescherming van zichzelf boven hun relaties. Het resultaat is dat wanneer er eenmaal sprake is van lage zelfwaardering, deze lastig is te veranderen. Onze zelfwaardering lijkt dus zowel het resultaat van, en een belangrijke invloed op onze relaties te zijn.
Homoseksuelen en heteroseksuelen lijken veel op elkaar met betrekking tot de meeste onderwerpen. Er zijn echter een paar verschillen qua relaties die potentieel van belang zijn. Homoseksuelen passen minder goed in de traditionele rolpatronen, zijn vaak liberaler en beter geschoold. Het belangrijkste verschil wordt echter veroorzaakt door de sekse van de mensen die betrokken zijn bij de relatie. Over het algemeen hebben homoseksuelen betere relaties dan heteroseksuelen.
Met de invloed van de menselijke natuur wordt een evolutionaire invloed bedoeld die zich ontwikkeld heeft over duizenden generaties en die nu terug te vinden is in ieder mens. De evolutionaire psychologie heeft drie basisassumpties:
Culturele invloeden bepalen of ontstane patronen adaptief zijn
Culturele verandering gaat sneller dan evolutionaire verandering, dus het zou kunnen dat bepaalde gedragspatronen eerder wel voordelig waren, maar tegenwoordig niet meer.
Het evolutionaire perspectief heeft aan de ene kant geleid tot veel nieuwe ontdekkingen die vaak consistent zijn met de ideeën die eruit voortkomen. Aan de andere kant blijven assumpties over de evolutie altijd speculatief omdat ze verleden tijd zijn. Ook zijn de evolutionaire verklaringen vaak niet de enige mogelijkheid. In ieder geval bestaan er patronen in relaties die overal ter wereld, onafhankelijk van cultuur, voorkomen.
Tot slot speelt ook de interactie tussen twee partners een rol. Relaties ontstaan door de combinatie van talenten en het verleden van beide deelnemers. Beide partners hebben individueel wisselingen in hun stemmingen, gezondheid en energie en wanneer dat gecombineerd wordt, ontstaat er een gezamenlijke variëteit aan uitkomsten. Natuurlijk worden na verloop van tijd wel bepaalde patronen zichtbaar die de ene relatie onderscheidt van de ander. Echter, een relatie kan op ieder moment een inconsistent product zijn van transacties tussen complexe mensen.
Relaties hebben veel waarde voor de mens maar ze kunnen ook erg teleurstellend zijn. Wanneer mensen gehecht zijn aan anderen, zijn ze ook kwetsbaar voor afwijzing. Ook kunnen ze hun gevoel van zelfstandigheid en persoonlijke controle verliezen. Toch nemen we dit risico, omdat we sociale wezens zijn die niet zonder hechte relaties kunnen.
Het is, om verschillende redenen, van belang om kennis te hebben van de onderzoeksmethoden die gebruikt worden om relaties te onderzoeken. In de eerste plaats kun je dan onderscheid maken tussen betrouwbare informatie en suggesties en adviezen die gebaseerd zijn op eigen ervaringen of die zijn verzonnen. Bovendien is de informatie van toepassing op je alledaagse leven: je wilt dat je relaties zo goed mogelijk zijn, en dat kan niet wanneer de informatie onbetrouwbaar is. Om relaties goed te kunnen begrijpen, moet men vaak informatie uit verschillende studies combineren.
In de jaren dertig van de 19e eeuw begon de wetenschappelijke bestudering van relaties. Er werden echter weinig onderzoeken uitgevoerd voor de tweede wereldoorlog. Pas in de jaren 60 en 70 was er sprake van een bredere onderzoek stroming. Een van de belangrijkste ontwikkelingen in die periode is de toenemende invloed van laboratoriumexperimenten in de sociale psychologie. De procedures die hierbij werden gevolgd, voldeden aan de eisen van de wetenschappers met betrekking tot duidelijkheid en zekerheid. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Byrne, die gebruikt maakte van de ‘phantom stranger’ techniek, waarbij attitude gelijkenis werd gemanipuleerd. Achteraf gezien waren deze experimenten in het laboratorium een slechte weerspiegeling van de natuurlijke complexiteit van echte relaties. Toch moet het belang van zulke studies niet onderschat worden, ze toonden aan dat relaties wetenschappelijk onderzocht konden worden. De veelbelovende uitkomsten van deze studies trokken de aandacht van veel wetenschappers.
De relatiewetenschappen van tegenwoordig:
Een aantal voorbeelden van huidige experimenten in de relatiewetenschappen zijn:
De eerste stap in elk wetenschappelijk proces is het stellen van een vraag. Deze kan onder andere ontstaan uit persoonlijke ervaring, sociale problemen die spelen in de maatschappij of uit voorgaand onderzoek en theorieën. De vraag valt doorgaans in een van deze twee categorieën.
Het type vraag bepaalt vaak het ontwerp van de studie. In de eerste plaats moet men bedenken dat verschillende studies verschillende doelen hebben en dat de beoordeling van de studie ook afhankelijk is van het doel. In de tweede plaats, en nog belangrijker, mogen er geen causale verbanden afgeleid worden uit studies met een descriptief doel.
Onderzoekers in de relatiewetenschappen kunnen hun participanten op twee manieren werven:
Als we algemene principes willen bestuderen die gelden voor de meeste mensen zijn representatieve steekproeven beter dan gemakkelijkheidsteekproeven, omdat anders niet goed gegeneraliseerd kan worden. Bovendien zijn de meeste onderzoeken uitgevoerd met participanten uit ‘WEIRD’ culturen (Western; Well-Educated; Industrialized; Rich; Democratic), wat ook een probleem kan vormen voor de generaliseerbaarheid. Aan de andere kant zijn veel processen die bestudeerd worden in de relatiewetenschappen zo basaal dat ze waarschijnlijk niet verschillen tussen verschillende demografische groepen. Een gemakkelijkheidsteekproef is goedkoper en kost minder tijd om te verkrijgen.
Russell Clark deed onderzoek naar de verschillen tussen mannen en vrouwen in reactie op een uitnodiging van een vreemde. Er waren verschillende groepen: één groep kreeg de vraag om vanavond mee uit te gaan, een ander om die avond mee naar huis te gaan en de laatste om die avond seks te hebben. Clark gebruikte een gemakkelijkheidsteekproef die bestond uit studenten aan de universiteit van Florida. Achteraf was er daarom veel kritiek dat de resultaten niet generaliseerbaar zijn naar andere groepen. De studie gaf echter wel een algemene tendens weer: mannen zijn over het algemeen meer bereid om seks met een onbekende te hebben dan vrouwen. Later is dit effect daadwerkelijk gerepliceerd door middel van een onderzoek bestaand uit meer dan 20.000 participanten verspreid over de hele wereld. Dit laat zien dat zolang de resultaten van een onderzoek kritisch worden bekeken, zelfs studies met kleine gemakkelijkheidsteekproeven een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de relatiewetenschappen. Bij beide steekproeven lopen onderzoekers het risico op een volunteer bias, die ontstaat als mensen die participeren in het onderzoeken verschillen van mensen die niet participeren in het onderzoek. Dit beperkt de bruikbaarheid van de onderzoeksresultaten, omdat de verkregen resultaten van de participanten niet gegeneraliseerd kunnen worden naar degene die niet participeerden.
Er zijn verschillende soorten onderzoeksontwerpen die veel voorkomen in de relatiewetenschappen.
Een correlatie geeft antwoord op de vraag of twee gebeurtenissen elkaar beïnvloeden. Correlaties worden aangegeven met getallen die variëren van -1.00 tot +1.00. Hoe groter het absolute getal, hoe sterker de relatie tussen twee variabelen. Een positieve relatie betekent dat de variabelen in dezelfde richting omhoog of omlaag veranderen en een negatieve relatie betekent dat beide variabelen in tegenovergestelde richting veranderen. Correlationeel onderzoek beantwoordt vaak beschrijvende vragen over het natuurlijke verloop van gebeurtenissen. Correlaties vertellen iets over een relatie tussen twee dingen, maar ze zeggen niets over waarom ze gerelateerd zijn. Correlaties geven dus geen causale verbanden, omdat er geen duidelijkheid is over:
De relatie tussen X en Y kan veroorzaakt worden door variabele Z. Als deze variabele dan weggehaald wordt, zijn X en Y niet meer gerelateerd.
Als er echter een groot aantal correlaties gevonden zijn tussen meerdere variabelen of als dit gevonden is tijdens verschillende metingen of over een periode van tijd, zijn er statistische analyses die enkele causale verbanden uit kunnen sluiten.
Experimenten leveren rechtstreekse informatie over oorzaken en hun effecten omdat onderzoekers de condities die ze bestuderen zelf creëren en controleren. In een echt experiment manipuleren onderzoekers één of meerdere variabelen en worden participanten willekeurig aan de verschillende condities die ze hebben gecreëerd toegewezen om te zien hoe deze verschillen de participanten beïnvloeden. Een experimenteel ontwerp geeft een duidelijkere en meer definitieve onderzoeken wat betreft causale verbanden dan andere ontwerpen. Toch wordt dit onderzoeksontwerp niet bij elke studie gebruikt, omdat het niet altijd mogelijk is om de variabelen te controleren en te manipuleren.
Er zijn verschillende omgevingen waarin een onderzoek plaats kan vinden (bijvoorbeeld laboratorium of een natuurlijke setting), met elk zijn voor- en nadelen. Een betere controle van externe en ongewenste invloeden is het voordeel van onderzoek doen in een laboratorium. Echter wordt er wel kunstmatig gedrag gemeten, dit geeft het natuurlijke gedrag slecht weer en is dus een nadeel. Een natuurlijke setting heeft als voordeel dat er natuurlijk gedrag gemeten wordt, maar een nadeel is dat externe variabelen slecht te controleren zijn. Soms biedt een rollenspel de oplossing voor de nadelen van beide settings. Hierin wordt aan participanten gevraagd bepaald gedrag te vertonen. Er kan bijvoorbeeld een scenario van een situatie gegeven worden die de participanten moeten lezen en zich in moeten beelden. Een andere mogelijkheid is een simulatie, waarin mensen vragen een bepaalde rol te spelen in een voorbeeldsituatie. Studies met rollenspellen zijn een ethisch verdedigbare manier van het onderzoeken van emotioneel geladen onderwerpen, maar het is mogelijk dat mensen zich gedragen zoals ze denken dat het hoort in plaats van wat ze werkelijk zouden doen in de situatie. Een nieuwe manier om menselijke interactie te bestuderen maakt gebruik van immersive virtual environments (IVes). Hoewel participanten weten dat de omgeving niet echt is, gaan ze er toch in op, en vertonen gedrag dat lijkt op het handelen van mensen in het dagelijkse leven. Bovendien kunnen onderzoekers veel controle uitoefenen.
Twee belangrijke typen van meetmethoden:
Welke methode ook gebruikt wordt, de gedragsmetingen moeten altijd psychometrisch valide (meten wat we willen meten) en betrouwbaar (consistentie in scores bij herhaalde metingen) zijn.
De meest gebruikte manier in het bestuderen van relaties is het aan mensen vragen naar hun eigen ervaringen. Zulke zelfrapportages kunnen vele verschillende vormen aannemen. Het kenmerk van deze meetmethode is dat data wordt verkregen doordat mensen vertellen over hun eigen ervaringen. Op deze manier kan men aan data komen die niet op een andere manier kan worden verkregen. Bovendien zijn zelfrapportages goedkoop en eenvoudig te verkrijgen. Toch zijn er ook potentiële problemen te benoemen. Zo wordt de data beïnvloed door de manier waarop de participant de vraag van de onderzoeker interpreteert. Als de vraag verkeerd wordt begrepen, kunnen de resultaten misleidend zijn. In de tweede plaats zijn mensen niet altijd accuraat in het herinneren van hun ervaringen. Het meest accuraat zijn beschrijvingen van specifieke, objectieve, recentelijk ervaren gebeurtenissen. Bovendien is het mogelijk dat zelfrapportages systematisch vertekend of verstoord zijn. Hiervoor zijn twee redenen. Er kan sprake zijn van een self-serving bias, waarbij mensen hun aandeel in positieve gebeurtenissen overschatten maar hun aandeel in negatieve gebeurtenissen onderschatten. Mensen doen dit om een positief zelfbeeld te kunnen behouden. In de tweede plaats vertellen individuen soms bewust de waarheid niet. Het bekendste voorbeeld hiervan is de vertekening door sociale wenselijkheid (social desirability bias), die ontstaat doordat mensen een goede indruk willen maken op anderen. Deze vertekening is zo belangrijk dat er een schaal ontworpen is die meet in welke mate mensen geneigd zijn hun relatie beter te representeren dan in de werkelijkheid.
Een andere manier om data te verkrijgen is door het direct observeren van gedrag. Een bepaalde methode van observatie wordt event-sampling genoemd. Hierbij wordt gedrag in korte perioden met tussenpozen gemeten om het natuurlijk voorkomen van bepaald gedrag te onderzoeken. Het is een efficiënte manier van meten, maar als het gedrag maar zelden voorkomt, bestaat het risico dat het gedrag niet voorkomt tijdens de perioden van observatie. Wanneer het bepaalde gedrag wel voorkomt, maken onderzoekers vaak ratings die de gebeurtenis in globale, vaak subjectieve termen beschrijven. Ze kunnen ook gebruik maken van coding procedures die zich richten op specifiek gedrag. Dit is vaak objectiever, maar complexe coderingsschema’s vergen vaak uitgebreide training van observatoren. Verbeterde technologie levert nieuwe methoden om gedrag te meten. Een voorbeeld hiervan is de eye-tracking methodology, die de oogbewegingen van participanten kan volgen om bijvoorbeeld te onderzoeken in wie we visueel het meest geïnteresseerd zijn.
Voordelen van observaties zijn:
Nadelen van observaties zijn:
Fysiologische metingen zijn metingen van de autonome en biologische reacties van mensen. Voorbeelden hiervan zijn hartslag, spierspanning, genitale opwinding en hormoonproductie. Zulke metingen hebben het voordeel dat ze niet beïnvloed kunnen worden door reactiviteit. Sommige onderzoeken bekijken de manier waarop fysiologie onze interacties met anderen vormt. Zo is gevonden dat moeders met hoge waardes van oxytocine zich vaker binden aan hun pasgeboren kinderen dan moeders met lage waardes. Andere studies bekijken hoe interacties onze fysiologische processen beïnvloeden. Vergeving blijkt bijvoorbeeld te leiden tot lagere hartslag en spierspanning. Er zijn ook studies die de fysiologische markers van sociaal gedrag in kaart proberen te brengen. De hersengebieden die actief zijn bij liefde en lust zijn bijvoorbeeld onderzocht. Fysiologische metingen zijn vaak duur maar worden steeds meer gebruikt omdat ze relatiewetenschappers de mogelijkheid bieden de belangrijke verbanden tussen fysiologische en sociale bronnen van gedrag te onderzoeken.
Historische archieven vermijden ook het probleem van reactiviteit. Persoonlijke documenten als foto’s en dagboeken, openbare media zoals kranten en tijdschriften en overheidsdocumenten als huwelijkscertificaten kunnen waardevolle informatiebronnen zijn. Ook zijn ze doorgaans goedkoop om te gebruiken. Het nadeel is dat archiefdata beperkt zijn en mogelijk niet alle informatie bevatten die nodig is om een compleet beeld te krijgen.
De relatiewetenschappen hebben te maken met een aantal belangrijke ethische dilemma’s. Er is een risico dat de vragen die een onderzoeker stelt een koppel kan wijzen op problemen of frustraties waar ze zich eerst niet bewust van waren, ondanks dat dit niet de bedoeling is. Relatiewetenschappers ondernemen een aantal stappen om het welzijn van hun participanten te waarborgen:
Aan de andere kant bestaat er ook de ethische noodzakelijkheid voor de wetenschap om kennis te ontwikkelen waarvan de mens kan profiteren. Zo is het Healthy Marriage Initiative ontstaan om de Afrikaans-Amerikaanse populatie vaardigheden te leren voor het in stand houden van het huwelijk. Hieruit bleek dat het hoge percentage scheidingen vooral te maken had met sociale klasse in plaats van individuele vaardigheden. Dit is een voorbeeld van een situatie waarin de mensheid van wetenschappelijk onderzoek kan profiteren.
De meeste studies in de relatiewetenschappen gebruiken statistische analyses om te kijken of hun resultaten statistisch significant zijn. Dat is het geval als de kans op verkregen resultaten te klein is om toeval te zijn. Vaak wordt als waarde voor die kans 5% aangenomen. Er bestaan een aantal unieke complexiteiten en uitdagingen met betrekking tot de data die verkregen is in relatiestudies:
Relaties ontstaan uit het individuele aandeel van beide partners én uit de unieke effecten die de interactie tussen beide levert.
Resultaten die gevonden zijn door meerdere, verschillende onderzoekers met verschillende steekproeven en gerepliceerd worden met verschillende methoden leveren een sterker bewijs dan één enkele studie. Daarom worden tegenwoordig vaak meta-analyses gedaan die resultaten uit eerdere studies statistisch combineren.
In het begin van de relatiewetenschappen gebruikten de meeste studies een cross-sectioneel ontwerp die zelfrapportages verkreeg van een gemakkelijkheidsteekproef. Hoewel deze studies nog steeds worden gedaan, is de variëteit aan methoden waarmee wetenschappers tegenwoordig werken een sterke kant van het veld. Verder is de vaardigheid om te kunnen onderscheiden wat we wel en niet weten een teken van eerlijkheid en ontwikkelende wijsheid.
Hoe lang wordt er onderzoek gedaan naar relaties? Wat was een van de belangrijkste ontwikkelingen sinds die tijd in de sociale psychologie?
Psychologisch gezien is de eerste stap naar een relatie altijd hetzelfde: interpersoonlijke aantrekking en het verlangen om iemand te benaderen.
De meest fundamentele aanname over interpersoonlijke aantrekking is dat we ons aangetrokken voelen tot degene wiens aanwezigheid belonend voor ons is. Twee verschillende types van beloning beïnvloeden aantrekking. In de eerste plaats kan er sprake zijn van directe beloningen. Dit verwijst naar alle plezierige dingen die anderen ons leveren. Dit kunnen zowel interesse en waardering, schoonheid als middelen zijn. Doorgaans geldt hoe meer directe beloningen, hoe meer we ons aangetrokken voelen. Daarnaast kan er ook sprake zijn van indirecte beloningen. Dit zijn meer subtiele invloeden die slechts indirect aan iemand verbonden zijn. Soms zijn we ons niet eens bewust van het effect. Een partner kan ook indirect voordeel leveren doordat hij/zij kenmerken en eigenschappen bezit die onze kinderen een grotere kans geven te overleven en te reproduceren. Ook dit gaat vaak onbewust en gebeurt zelfs terwijl je nog lang niet toe bent aan het krijgen van kinderen. Aantrekking is complexer dan vaak gedacht wordt en is afhankelijk van onze eigen behoeftes, voorkeuren en verlangens en van de situatie waarin we ons bevinden.
Vaak zijn relaties met mensen die dichtbij ons zijn meer belonend. Onze fysieke nabijheid tot anderen bepaalt vaak of we ze überhaupt ontmoeten. Festinger en collega’s hebben dit onderzocht door in een appartementencomplex voor studenten te kijken wie met wie bevriend was. Er bleek een sterke correlatie te zijn tussen nabijheid en interpersoonlijke aantrekking. Mensen die dichter bij elkaar woonden, hadden een grotere kans vrienden te worden om twee redenen:
Online daten is de op twee na meest gebruikte methode die leidt tot het ontstaan van relaties. Het is zelfs zo dat het de nummer één is van de manieren waarop lesbische en homoseksuele mensen elkaar weten te vinden. Maar uitkomsten van online dating kunnen teleurstellend zijn. Vaak zijn sites niet secuur in het (op tijd) verwijderen van profielen en mensen daten vaak meer dan één persoon in een korte tijd. Daarnaast zijn profielen vaak gebaseerd op een selectief aantal omschrijvingen wat kan leiden tot een vervormd beeld van de omschreven persdoon. En uiteindelijk is het haast onmogelijk de unieke, gewilde wederzijdse interactie tussen twee mensen van te voren te voorspellen.
Natuurlijk zijn er grenzen aan de mate waarin bekendheid leidt tot elkaar mogen. Bekendheid vergroot het elkaar mogen, maar teveel blootstelling aan elkaar werkt juist tegenovergesteld. Het beste kan gesteld worden dat nabijheid de gevoelens over anderen versterkt, zowel in positieve als negatieve richting. Wanneer iemand oordelend in het contact is zal de kans op een positieve mening over de ander verminderen.
Voor het ontmoeten van potentiële partners doet nabijheid er toe. Maar door dating-apps hebben we toegang gekregen tot mensen die we anders waarschijnlijk nooit hadden ontmoet. Opvallend is de opkomst van dating-apps die zich steeds meer toespitsen op groepen met gelijke interesses zoals hondenliefhebbers, vegetariërs of op seksuele voorkeur zoals Tinder (voor hetero’s), Grindr (voor homo’s) en Her (voor lesbiennes). Meer dan een derde van de Amerikaanse huwelijken komt vandaag de dag tot stand door ontmoetingen via dating-apps.
Fysieke aantrekkelijkheid heeft een grote invloed op de eerste indruk die mensen vormen van een ander. Doorgaans gaan mensen uit van het ‘What’s-Beautiful-is-good’ stereotype: we verwachten dat aantrekkelijke mensen gewenste kenmerken hebben die passen bij hun uiterlijk. Het lijkt erop dat we deze beoordeling automatisch maken. Een reden waarom we denken dat knappe mensen aardig en sociaal zijn, is dat we ons tot hen aangetrokken voelen en dat we willen dat ze ons leuk vinden. Dit beeld lijkt over de hele wereld gevonden te worden maar de specifieke voordelen van knappe mensen zijn wel afhankelijk van de cultuur. Deze 'bias for beauty' kan er ook toe leiden dat mensen schoonheid met talent verwarren. Aantrekkelijke mensen hebben doorgaans betere posities op de arbeidsmarkt en hogere salarissen.
Natuurlijk zijn er verschillen in wat mensen aantrekkelijk vinden, maar toch blijkt dat er doorgaans meer overeenstemming in de perceptie van schoonheid is dan er verschillen zijn. Deze overeenstemming is te vinden bij meerdere etnische groepen. Het is zelfs zo dat pasgeboren baby’s al de voorkeur geven aan gezichten die volwassenen als aantrekkelijk beoordelen. Bij vrouwen worden zogenaamde babyface kenmerken (grote ogen, kleine neus, kleine kin en volle lippen) gecombineerd met tekenen van volwassenheid (zichtbare jukbeenderen, smalle wangen en brede lach) het meest aantrekkelijk gevonden. Wat aantrekkelijk gevonden wordt bij mannen is complexer. Zowel gezichten met dominante, harde trekken als gezichten met iets zachtere, vrouwelijkere trekken worden aantrekkelijk gevonden. Als je twee dezelfde vrouwen naar elkaar zou zetten dan is de beoordeling van aantrekkelijkheid afhankelijk van de menstruatiecyclus. Als ze vruchtbaar zijn geven ze de voorkeur aan ruwere, dominante gezichten en de rest van de cyclus aan zachtere gezichten. Voor beide seksen geldt dat gemiddelde gezichten aantrekkelijk gevonden worden. Gemiddelde gezichten zijn ook symmetrisch. Een symmetrie is een aantrekkelijk kenmerk, ook zonder dat het een gemiddeld gezicht betreft.
Of we nu willen of niet, als we kijken naar iets dat ons interesseert verwijden onze pupillen. Tot op zekere hoogte zijn we ons hiervan bewust. Wanneer anderen naar ons kijken met grote pupillen beschouwen we hen als meer seksueel beschikbaar dan wanneer ze kleinere pupillen hebben.
Ook voor lichamen geldt dat sommige aantrekkelijker zijn dan andere. Aantrekkelijke mensen met een symmetrisch lichaam ruiken vaak beter dan mensen die minder aantrekkelijk zijn. Vrouwen zijn het meest aantrekkelijk als ze een normaal gewicht hebben en als hun middel-tot-heup verhouding (waist-to-hip ratio of WHR) 0.7 is, waarbij het middel dus 30% smaller is dan de heupen. Deze vorm wordt over de hele wereld aantrekkelijk gevonden. Mannen vinden grotere borsten ook aantrekkelijker maar het belangrijkst is dat de borsten in verhouding zijn tot de rest van het lichaam. Mannelijke lichamen zijn het aantrekkelijkst als hun middel iets smaller is dan hun heupen (WHR = 0.9) en met brede schouders (hoge schouder-tot-heup-ratio’s). Een goede vorm is echter alleen aantrekkelijk als hij ook over andere middelen beschikt. Zowel mannen als vrouwen vinden het aantrekkelijker als de man langer is dan de vrouw.
De geur van een potentiële partner is belangrijker voor vrouwen dan voor mannen. Desondanks geven mannen toch de voorkeur aan de natuurlijke geur van een knappe vrouw dan van een minder aantrekkelijke vrouw. Ook vinden ze vrouwen beter ruiken tijdens hun ovulatie, als ze vruchtbaar zijn. Bovendien worden vrouwen positiever beoordeeld wanneer ze lang haar hebben. Mannen worden als aantrekkelijker gezien wanneer ze weinig lichaamshaar hebben en wanneer ze intelligent zijn. Tenslotte worden mensen als aantrekkelijker beoordeeld wanneer ze iets roods aan hebben. Dit wordt veroorzaakt door het signaal die de vrouw hiermee lijkt af te geven: het dragen van de kleur rood wordt universeel opgevat als makkelijker seksueel benaderbaar.
De menselijke voorkeuren voor schoonheid voldoen over het algemeen aan de assumpties van de evolutionaire psychologie:
Door deze patronen zijn sommige theoretici overtuigd van de evolutionaire basis voor fysieke schoonheid. Vermoedelijk hadden mensen in het verleden een grotere kans te overleven en te reproduceren als ze vruchtbare, gezonde partners konden vinden. Aan de andere kant wordt de standaard voor fysieke schoonheid ook beïnvloed door economische en culturele omstandigheden. Daarnaast kunnen normen verschillen tussen etnische groepen. Blijkbaar wordt ons collectieve oordeel over schoonheid gevormd door een combinatie van de menselijke aard en omgevingsinvloeden.
Fysieke aantrekkelijkheid is isschien wel de belangrijkste factor die beïnvloedt of een man en vrouw elkaar aanvankelijk mogen. Hoewel mannen meer belang hechten aan fysieke aantrekkelijkheid, blijkt er geen relatie te zijn tussen de aantrekkelijkheid van de vrouw en de duur van interacties met mannen. Voor mannen blijkt schoonheid wel gecorreleerd te zijn met de hoeveelheid interacties: knappe mannen hebben meer interacties met vrouwen dan onaantrekkelijke mannen. Aantrekkelijke mensen zijn vaak minder eenzaam, hebben meer sociale vaardigheden en zijn iets gelukkiger. Er zijn echter ook nadelen. Omdat mensen onder de indruk zijn van hun uiterlijk, krijgen ze vaak ongemeende complimenten en daardoor hebben aantrekkelijke mensen minder vertrouwen in andere mensen en hun bedoelingen. Mensen worden ook als aantrekkelijker beoordeeld wanneer ze een veilige hechtingsstijl hebben. Partners in romantische relaties zijn vaak ongeveer even aantrekkelijk, een fenomeen dat matching wordt genoemd. Gelijkheid in fysieke aantrekkelijkheid fungeert mogelijk als een manier om potentiële partners te screenen.
Wanneer we potentiële partners bekijken, beoordelen we onze eigen interesse (afhankelijk van fysieke aantrekkelijkheid) en de kans dat hij/zij je accepteert volgens deze formule:
Dit heeft te maken met je 'mate value', je algemene aantrekkelijkheid als reproductieve partner. Onze geschiedenis met betrekking tot acceptatie en afwijzing leert ons wat we kunnen verwachten wanneer we nieuwe potentiële partners tegenkomen. Mensen zijn veel sneller geneigd om degene te benaderen die ze waarschijnlijk accepteert dan die ze waarschijnlijk afwijst maar niemand wil iemand beneden zijn of haar mate value. Verlegen mensen en mensen met een laag zelfvertrouwen verwachten sneller dat ze worden afgewezen en kunnen daarom met minder aantrekkelijke partners eindigen. Het liefst krijgen we acceptatie van potentiële partners die selectief zijn en niet iedereen accepteren.
Deze tendens om degene te mogen die ons mogen, is consistent met de theorie van beloning. Bovendien komt het overeen met de balanstheorie (balance theory) die stelt dat mensen streven naar consistentie in hun gedachten, gevoelens, en sociale relaties. Als twee mensen elkaar mogen, matchen hun gevoelens en zijn ze ‘in balans’. Ook wanneer meer mensen betrokken zijn bij interacties is balans van belang.
Een van de belangrijkste principes van aantrekkelijkheid is de regel van gelijkheid, er wordt ook wel gezegd "soort zoekt soort". Gelijkheid is aantrekkelijk. Partners in een gelukkige relatie lijken meer op elkaar dan vreemden doen op vrijwel elk vlak:
Veel mensen hebben het idee dat tegenpolen elkaar aantrekken. Over het algemeen is dit niet het geval. Er zijn echter wel belangrijke subtiliteiten met betrekking tot de werking van gelijkheid, waardoor mensen soms misleid worden en denken dat tegenpolen elkaar aantrekken.
Partners zijn vaak gelijk aan elkaar in mate value maar de specifieke beloning die ze bieden kan verschillende vormen hebben. Deze uitwisselingen zijn centrale ideeën in de evolutionaire psychologie. Mannen hechten belang aan leeftijd omdat dat samenhangt met de vruchtbaarheid van vrouwen. Voor vrouwen is dit niet belangrijk (mannen blijven langer vruchtbaar), maar ze zoeken mannen die meer middelen hebben om voor de vrouw en hun kind te zorgen. Dit kan echter ook een cultureel effect zijn.
Als partners elkaar leren kennen blijken ze minder op elkaar te lijken dan ze dachten. Het aangaan van een relatie is dus vooral gebaseerd op de waargenomen gelijkheid (perceived similarity). Volgens de stimulus-value-role theory van Murstein zijn er 3 verschillende types van informatie over onze partner die onze relatie beïnvloedt:
De invloed van tijd is ook te zien bij zogenaamde fatal attractions: kwaliteiten die eerst aantrekken, maar later juist als irritant en afstotelijk ervaren worden. We kennen onze partners bijna nooit zo goed als we denken. In relaties overschatten partners vaak hun gelijkheid en zijn ze dus eigenlijk aangetrokken tot de persoon die ze denken dat hun partner is. Daarnaast bewonderen mensen degenen die vaardigheden en talenten hebben die ze zelf zouden willen hebben. Zolang de verschillen niet te groot zijn voelen we ons zelfs meer aangetrokken als ze lijken op onze 'ideale zelf' dan op wie we nu zijn. Ongelijkheid kan bovendien verminderen over tijd, soms automatisch door gedeelde ervaringen en soms omdat partners op zoek zijn naar overeenstemming. Ten slotte zijn niet alle overeenkomsten even belangrijk. Ideeën over het huishouden en genderrollen zijn voorbeelden van belangrijke punten.
In sommige gevallen kan complementariteit (reacties die goed bij onze reacties passen) aantrekkelijk zijn. Een voorbeeld hiervan is een dominantie-submissie relatie. De ontwikkeling van effectieve, gewenste complementariteit kan echter wel tijd kosten. Persoonlijke groei en nieuwe activiteiten zijn ook belonend, dus andere interesses zijn aantrekkelijk zolang we vertrouwen hebben dat het goed samen gaat.
Door overeenkomsten te vinden worden we bevestigd in wie we zijn. Dit is comfortabel en belonend. Verder verwachten we goed op te kunnen schieten met mensen die op ons lijken en doordat we verwachten dat ze ons aardig vinden, vinden wij hen ook aardig.
Een laatste invloed is de neiging van de mens om datgene te willen wat hij niet kan krijgen. Dit is in overeenstemming met de 'theory of reactance'. Deze theorie stelt dat mensen die hun keuzevrijheid en handelingsvrijheid verliezen zullen proberen deze vrijheden terug te krijgen. Bij adolescenten is soms het Romeo en Julia effect te zien: hoe meer ouders de relatie proberen tegen te houden, hoe meer hun kind van zijn/haar partner gaat houden. Ook is er een closing-time effect: tegen sluitingstijd beoordelen singles de aanwezigen in een kroeg als aantrekkelijker dan aan het begin van de avond, zelfs wanneer er geen alcohol in het spel is.
Er zijn drie universele thema’s waarop mensen hun potentiële partners beoordelen:
Welke kenmerken het belangrijkst zijn is afhankelijk van de beoogde relatie en van de sekse. Voor een korte relatie zijn beide seksen minder kieskeurig. Voor een lange relatie vinden beide seksen warmte/loyaliteit het belangrijkst. Daarnaast vinden vrouwen status en middelen belangrijk en mannen vinden aantrekkelijkheid belangrijk. Dit geldt ook voor homoseksuele partners.
Karakteristieken die zorgen voor het afwijzen van een partner noemen we dealbreakers. Over het algemeen noemen mannen en vrouwen dezelfde dealbreakers zoals verwerpelijk gedrag (zoals ontrouw en agressie), gezondheidsproblemen (zoals soa’s en alcoholisme) en slechte hygiëne. Vrouwen zijn over het algemeen voorzichtiger en kieskeuriger dan mannen en hebben meer dealbreakers. Tevens geldt dat hoe hoger de ‘mate value’, hoe meer dealbreakers iemand heeft.
Sociale cognitie refereert over het algemeen aan de processen van perceptie en beoordeling die we gebruiken om onze sociale werelden te begrijpen. Onze perceptie en interpretatie van onze partners bepalen hoe we ons voelen en gedragen.
Eerste indrukken blijken ons te blijven beïnvloeden, zelfs na langere tijd. Vanaf het moment dat we iemand ontmoeten hebben we ons oordeel klaar. Dit oordeel wordt beïnvloed door het feit dat iedereen in een categorie past van mensen waarvan we stereotype eerste indrukken hebben. Stereotypen geven ons vooroordelen over hoe mensen zullen zijn ookal kloppen de oordelen vaak niet. We maken hier onbewust en automatisch gebruik van. Onze beoordeling wordt beïnvloed door het 'primacy effect', de tendens dat de eerste informatie die we ontvangen extra belangrijk blijft in het vormen van onze algehele indruk. Eenmaal gevormd, beïnvloedt die indruk de interpretatie van de informatie die volgt en ook welke informatie we zoeken: mensen vertonen vaak een confirmation bias, het zoeken naar informatie die hun indruk ondersteunt. Ook overschatten we de juistheid van ons beeld van anderen. Belangrijk is te onthouden dat deze overschatting, confirmation bias en vooroordelen in een lange relatie nog steeds spelen. Daarnaast zijn bestaande overtuigingen van belang in elk stadium van een relatie. Mensen maken de meest accurate oordelen als ze de informatie op een bedachtzame manier analyseren.
Vaak is het hiervoor nodig om afstand te nemen van de situatie, wat lastig is als je erg toegewijd bent aan je relatie. Als de toewijding groot is, ben je extra kwetsbaar voor confirmatie bias.
Onze indrukken van anderen kunnen beïnvloed worden door verschillende factoren die soms niks te maken hebben met de persoon die beoordeeld wordt. Bovendien zijn we ons niet altijd bewust van de reden van ons oordeel.
Vaak zijn we ons er niet bewust van dat we ervoor kiezen om een bepaald perspectief aan te nemen en daarmee onze tevredenheid met een relatie te ondersteunen of te bemoeilijken.
Vaak hebben mensen positieve illusies over hun partners, gevormd uit een mix van werkelijke en geïdealiseerde waarneming. Wanneer deze illusies te onrealistisch zijn beoordelen mensen hun partners als negatiever. Als de oordelen vrij realistisch zijn beoordelen we hun gedrag sneller op een positieve manier en zullen we eerder een lange relatie aan gaan. Ook versterkt het onze zelfwaardering om geliefd te zijn door iemand die zo begerenswaardig is, op termijn raakt de partner er zelf van overtuigd dat hij erg bijzonder is. Na verloop van tijd passen we ons beeld van een ideale partner aan zodat onze huidige partner eraan voldoet.
Attributies zijn de verklaringen die we geven aan gebeurtenissen. Een attributie identificeert de oorzaak van een gebeurtenis, waarbij sommige invloeden worden benadrukt en anderen worden geminimaliseerd. Er zijn verschillende manieren waarop attributies kunnen verschillen:
Hierdoor kunnen verschillende verklaringen gegeven worden aan dezelfde gebeurtenis. Uit onderzoeken is gebleken dat er twee veel voorkomende patronen zijn:
Twee type attributiepatronen van koppels:
Hechtingsstijlen blijken van invloed te zijn op de attributiestijl die mensen vormen.
De verzameling overtuigingen wat betreft het huwelijk kan de vorm aannemen van huwelijkse paradigma’s. Dat zijn aannames over of, wanneer en onder welke omstandigheden we zullen trouwen. Deze aannames worden versterkt door de overtuigingen van hoe het is om getrouwd te zijn.
Onze relaties worden ook beïnvloed door reconstructief geheugen (reconstructive memory), de manier waarop onze herinneringen constant herzien en aangepast worden als we nieuwe informatie krijgen. Hierdoor kunnen partners het gevoel krijgen dat hun relaties stabieler en meer voorspelbaar zijn geweest dan ze in werkelijkheid waren. Partners werken doorgaans met elkaar samen in het reconstrueren van hun gezamenlijke geschiedenis om deze rijker en gedetailleerder te maken dan hun individuele herinneringen.
Mensen gaan een relatie aan met overtuigingen over hoe relaties eruit zien, zogenaamde schema’s. Een voorbeeld hiervan is romanticisme, het idee dat liefde de belangrijkste basis is voor het kiezen van een partner. Bepaalde overtuigingen zijn disfunctioneel, ze hebben een negatief effect op de relatiekwaliteit:
Deze overtuigingen leiden ertoe dat mensen niet constructief met problemen omgaan.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen:
Deze overtuigingen zijn doorgaans hardnekkig, maar ze kunnen veranderen door educatie en inzicht. Ook met betrekking tot overtuigingen lijken hechtingsstijlen een belangrijke rol te spelen. Mensen met verschillende hechtingsstijlen hebben andere ‘mentale modellen’ van relaties; ze hebben andere overtuigingen over hoe een relatie eruit zou moeten zien, verwachten ander gedrag van hun partners en vormen anderen oordelen over hun partners.
Mensen kunnen specifieke verwachtingen hebben over het gedrag van anderen die aanvankelijk niet kloppen, maar waarheid worden omdat de verwachting het gedrag van de ander in die richting stuurt. Dit wordt ook wel een self-fulfilling prophecy genoemd. De waarnemer vormt een verwachting, vervolgens handelt de waarnemer en interpreteert het target het gedrag van de waarnemer. Het target reageert en de waarnemer interpreteert de respons (maar heeft niet door welke rol hij/zij speelt in de productie hiervan). Onze verwachtingen beïnvloeden dus niet alleen onze interpretaties van informatie maar ook ons gedrag tegenover anderen. Mensen met verschillende soorten verwachtingen kunnen verschillende sociale werelden voor zichzelf creëren. Zo gedragen mensen die bang zijn voor afwijzing zich op een manier die afwijzing waarschijnlijker maakt. Optimisten hebben het idee dat ze problemen op kunnen lossen en benaderen obstakels met hoop en vertrouwen. Deze houding zorgt voor betere resultaten. We zijn ons niet bewust van alle manieren waarop onze herinneringen en ervaringen invloed hebben op onze huidige relaties.
Ons zelfconcept bevat alle overtuigingen en gevoelens die we over onszelf hebben. Alle componenten zijn nauw verbonden met onze relaties. Het zelfconcept zorgt er bovendien voor dat de wereld om ons heen voorspelbaar en te begrijpen is. Tijdens sociale interactie vervult ons zelfconcept twee functies:
Bij mensen met een positief zelfconcept gaan deze twee samen op, maar bij mensen met een negatief zelfconcept conflicteren ze. Mensen zoeken partners die hun bestaande zelfconcepten ondersteunen. Bij het aangaan van een relatie is self-enhancement een belangrijk motief, maar later wordt self-verification belangrijker gevonden. Dit wordt ook wel de marriage shift genoemd.
Het hebben van een negatief zelfconcept kan een negatief effect hebben op relaties, maar een te positief zelfbeeld kan eveneens problematisch zijn. Narcisten neigen tot sterke self-serving biases, en zijn minder toegewijd aan relaties.
Impression management is het proberen om de indrukken die anderen over ons vormen te beïnvloeden. Mensen zijn in de aanwezigheid van anderen veel sterker geneigd hun gedrag te reguleren, omdat ze met elk openbaar gedrag informatie over zichzelf geven. In aanwezigheid van anderen houden we ons vrijwel altijd bezig met wat ze van ons denken en proberen we onze interpersoonlijke doelen te bereiken. Vaak geven we een selectief deel van onze ware aard weer. Er zijn verschillende manieren van impression management:
De meeste mensen vermijden het gebruik van intimidation en supplication omdat we ons zelf graag als goed en gerespecteerd zien maar ook het gebruik van intimidation en supplication komt voor in ons gedrag.
Twee specifieke kenmerken van impression management in intieme relaties zijn:
In een intieme relatie hebben partners vaak een geïdealiseerd beeld van elkaar en zijn hier erg zeker over. Dit is niet nadelig: het zorgt vaak voor een hogere mate van tevredenheid met de relatie. Hun verwachting kan gedrag oproepen dat klopt met dit beeld, maar dat anders niet vertoond zou zijn. Bovendien interpreteren ze andermans acties op een manier die klopt met hun bestaande ideeën. Er zijn verschillende factoren die de juistheid van onze beoordeling beïnvloeden:
Ongelukkige koppels verschillen niet van gelukkige koppels wat betreft de inhoud van hun boodschap, maar wel wat betreft de impact van ervan, dus de manier waarop de partners het ontvangen. Die is kritischer en minder respectvol.
Zowel in het omzetten van de bedoeling naar de boodschap als het omzetten van de boodschap naar de interpretatie kunnen fouten en onbegrip ontstaan. Er is dan sprake van een interpersonal gap, een verschil in de bedoeling van de verzender en hoe de ontvanger de boodschap ontvangt. Dit gebeurt vaker dan we ons realiseren en kan negatieve gevolgen hebben.
Non-verbale communicatie bevat alle communicatie, behalve gesproken woorden en zinsvolgorde. Non-verbale communicatie heeft meerdere functies:
Er zijn verschillende kanalen die we gebruiken om non-verbaal communiceren. Er worden nu zes kanalen beschreven.
Uit onderzoek is gebleken dat er zes emoties zijn waarvan de gezichtsuitdrukking universeel herkend wordt: blijdschap, verdriet, angst, woede, walging en verrassing. Dat ze universeel zijn, wekt de suggestie dat ze aan onze menselijke aard verbonden zitten. Het herkennen van emoties is bijna een automatisch proces wanneer emoties authentiek zijn. Soms proberen mensen echter hun ware gezichtsuitdrukking te verbergen, bijvoorbeeld door display rules, culturele normen die voorschrijven welke emoties gepast zijn in bepaalde situaties. Emoties kunnen om dit te bereiken versterkt, geminimaliseerd, geneutraliseerd of gemaskeerd worden. De ware emotie kan echter blijken omdat geveinsde uitdrukkingen subtiel verschillen van werkelijke uitdrukkingen en doordat door kort controleverlies een flits van onze werkelijke emotie te zien is, ook wel micro-expression.
De richting waarin en de manier waarop iemand kijkt zijn een belangrijk onderdeel van non-verbale communicatie. Iemand aankijken (gazing) communiceert interesse en helpt om de relatie tussen twee gesprekspartners te definiëren. Het kan bovendien interesse of affectie aangeven maar ook dominantie. Het visuele dominantie ratio (VDR) vergelijkt het percentage tijd dat de spreker de luisteraar aankijkt met het percentage dat de luisteraar kijkt naar de spreker. Bij een dominant iemand is deze verhouding ongeveer 40/60 en bij een niet-dominant iemand 60/40.
Lichaamsbewegingen begeleiden onze verbale communicatie en kunnen minder specifieke maar waardevolle informatie geven. Dat de betekenissen van gebaren sterk verschillen per cultuur kan problematisch zijn voor communicatie. Lichaamstaal is moeilijker te controleren dan gezichtsuitdrukkingen en geven dus informatie over iemands ware gevoelens. Houdingen kunnen ook een bepaalde status aangeven. Mannen die volgens vrouwen goed kunnen dansen zijn vaker extravert en agreeable dan mannen die het dansen minder goed onder de knie hebben.
Fysiek contact met andere mensen kan verschillende betekenissen hebben en kan bovendien informatief zijn vanaf de eerste ontmoeting. Verschillende soorten aanrakingen hebben verschillende betekenissen. De emoties die hiermee gecommuniceerd worden zijn zo verschillend dat ze vaak duidelijk zijn voor zowel de ontvanger als de omgeving. Mensen raken elkaar meer aan als ze intiemer worden.
Interpersoonlijke afstand
Interpersoonlijke afstand, de fysieke afstand tussen twee personen kent vier zones:
De interpersoonlijke afstand geeft informatie over de relatie. De afstanden per zones worden beïnvloed door cultuur, leeftijd en status.
Ook geur kan een bron van informatie zijn. Verschillende emoties veroorzaken verschillende chemosignalen met een diversiteit aan aroma’s. De mens is beter in staat emotie in het zweet van onze geliefde te herkennen dan in het zweet van anderen. Daarnaast weten we ‘seks zweet’ te onderscheiden van andere soorten zweet.
Paralanguage bevat alle variaties in iemands stem zoals ritme, hoogte, volume en frequentie. Het gaat er hierbij dus niet om wat mensen zeggen maar hoe ze iets zeggen. Paralanguage helpt relaties te definiëren. Sommige stemmen zijn aantrekkelijker dan andere, en mensen met een aantrekkelijke stem hebben doorgaans ook een aantrekkelijk gezicht. Kortom, onze stem is een onderdeel van onze mate value.
Deze verschillende kanalen versterken elkaar doorgaans en geven samen consistente informatie over iemands gevoelens en bedoelingen. Wanneer er een verschil is tussen de verbale en non-verbale boodschap, is de non-verbale boodschap meestal sterker. Gesprekspartners imiteren (mimicry) vaak onbewust elkaars houding, manieren, uitdrukking en paralanguage. We zijn geneigd iemand met hetzelfde non-verbale gedrag meer te mogen. Non-verbaal gedrag helpt ook de intimiteit van een interactie zo te reguleren dat het comfortabel is.
De sensitiviteit en accuraatheid waarmee koppels non-verbaal communiceren, voorspelt hoe gelukkig hun relatie zal zijn. Er is een onderscheid tussen gebrek aan vaardigheid (hoe non-verbaal sensitief iemand is) of gebrek aan uitvoering (hoeveel moeite iemand ervoor doet). In ongelukkige relaties zijn beide partners geneigd onduidelijk te communiceren en minder hun best te doen de boodschap te begrijpen. Vrouwen zijn doorgaans beter in non-verbale communicatie dan mannen, dankzij vaardigheden en motivatie. Zowel mannen als vrouwen kunnen hun non-verbale communicatievaardigheden verbeteren door oefening en training.
Self-disclosure is het proces van persoonlijke informatie onthullen aan iemand anders en is essentieel voor het hebben van intiem contact. Meestal leidt het ertoe dat mensen elkaar meer mogen, zelfs als ze dit doen na instructie. De meeste relaties hebben een langzame opbouw. Volgens de social penetration theory is de ontwikkeling van een relatie nauw verbonden met systematische verandering in de communicatie. Dit gebeurt in twee aspecten:
Als een relatie intiemer wordt, vergroten beide aspecten. In het begin is er vaak wederkerigheid in self-disclosure. Volgens het inter-persoonlijke model van intimiteit van Reis en Shaver ontwikkelt intimiteit zich alleen wanneer er aan bepaalde condities voldaan wordt. Zo willen mensen graag dat anderen op zo’n manier reageren dat duidelijk wordt dat ze begrepen worden en dat anderen om hen geven (responsiveness).
Zelfs in de intiemste relaties blijft enige privacy gewenst. Mensen zullen alleen bepaalde geheimen onthullen als ze anderen of hun relatie niet schaden. Als het echter lastiger is om een geheim te bewaren dan het te delen, zal het geheim wel worden onthuld.
Binnen een relatie kunnen bepaalde onderwerpen taboe zijn omdat ze gevoelig liggen en de kwaliteit van de relatie kunnen schaden. Hoe meer taboeonderwerpen, hoe minder tevredenheid over de relatie tenzij beide partners overtuigt zijn van het nut van het vermijden van onderwerpen. Om te ontdekken hoe partners over taboeonderwerpen denken, worden ze soms onderworpen aan geheime tests of worden hun vrienden ondervraagd.
De communicatie van gelukkige, intieme koppels verschilt van die van minder intieme koppels. Ze gebruiken eigen codes en metaforen (idioms), hun gesprekken geven meer kennis aan van de andere persoon en bevatten meer persoonlijke self-disclosure en ontspanning. We zijn vaak opener richting individuen die we aantrekkelijk vinden en vinden mensen aantrekkelijker omdat we open zijn geweest tegen hen. Het is belonend om persoonlijke informatie te worden toevertrouwd en wederkerigheid geeft vertrouwen. Bovendien is self-disclosure goed voor je gezondheid.
In gesprekken van vrouwen spelen gevoelens en mensen een grotere rol terwijl conversaties bij mannen meer over onpersoonlijke zaken, objecten en acties gaan. Vrouwen spreken doorgaans ook minder dwingend en meer indirect en tentatief dan mannen. Ze zijn ook minder grof. Mannen nemen minder vaak het woord maar als ze dat wel doen spreken ze langer en dulden ze geen onderbreking. Mannen zijn open tegenover vrouwen en vrouwen tegenover zowel mannen als vrouwen. Hierdoor zijn mannen voor emotionele warmte en intimiteit afhankelijker van vrouwen dan andersom. Het verschil tussen mannen en vrouwen qua self-disclosure is een genderverschil, het is sterker geassocieerd met genderrollen dan biologische sekse.
De mate van intimiteit in iemands interacties is afhankelijk van zijn/haar mate van expressiviteit. Vrouwen en androgyne mannen scoren vaak hoger op expressiviteit dan traditionele mannen. Het is echter zinvoller om te kijken naar individuele verschillen in deze persoonlijkheidstrek en niet alle mannen en vrouwen over een kam te scheren. Een ander individueel verschil is de mate van blirtatiousness (verschillen in verbale stijl) waarover mensen beschikken. Mannen hechten waarde aan instrumentele communicatie vaardigheden zoals duidelijke instructies geven, terwijl vrouwen expressieve communicatie vaardigheden als affectie en gevoelens uiten belangrijk vinden. Beide seksen vinden expressieve vaardigheden echter belangrijker dan instrumentele vaardigheden.
Er zijn verschillende disfunctionele communicatiepatronen ontdekt bij ongelukkige koppels:
Ze zijn niet goed in zeggen wat ze bedoelen en hun klacht is niet erg precies:
Ze luisteren vaak niet goed naar elkaar en checken vrijwel nooit of ze hun partner echt goed hebben begrepen:
Ze vertonen vaak negatief affectie naar elkaar:
Beschrijving en benoeming van gedrag vertelt waar de ander over denkt en richt zich op specifiek gedrag dat, in tegenstelling tot persoonlijkheid, veranderd kan worden. Door het gebruik van de ik-boodschap specificeren we onze gevoelens en ligt de focus niet alleen op de partner. Een handige vorm is om te integreren in XYZ-statements die als volgt is: ‘als je X doet in situatie Y, voel ik Z’.
Door de boodschap van de ander te parafraseren (herhalen in eigen woorden) kunnen we controleren of we het goed begrepen hebben en communiceren we aandacht en begrip. Een andere vaardigheid is het controleren van je interpretatie van je partners gevoelens (perception checking). Op deze manier zijn partners actief bezig en bovendien responsief in termen van het inter-persoonlijke proces model van intimiteit. Als er toch een conflict ontstaat is het belangrijk om weer kalm te worden. Ook kan het helpen om van te voren af te spreken beleefd te blijven of even een pauze (een time out van enkele minuten) te nemen om uit de cirkel van woede te stappen. Validatie van onze partners onderkent de legitimiteit van hun meningen en communiceert respect. Bovendien laat het zien dat je het misschien niet eens bent, maar dat je wel probeert om de ander te begrijpen.
Met wederzijdse afhankelijkheid wordt ons vertrouwen in anderen, en hun vertrouwen in ons voor interpersoonlijke beloningen bedoeld.
Volgens de interdependency theory brengt het sociale leven gelijktijdige uitwisseling van gewenste beloningen met anderen met zich mee, wat sociale uitwisseling (social exchange) wordt genoemd. De term beloning refereert naar alles in een interactie dat gewenst is en plezier en voldoening geeft aan de ontvanger. Daarentegen zijn kosten ongewenste, vervelende ervaringen. De uitkomst van een relatie kan vervolgens worden berekend met de formule: uitkomst = beloningen – kosten. Mensen willen de best mogelijke uitkomst. Dit houdt in dat de waarde op zichzelf niet het belangrijkst is, maar hoe deze waarde in verhouding staat tot onze verwachtingen en onze alternatieven.
De interdependency theory stelt dat ieder een eigen vergelijkingsniveau (comparison level, CL) heeft dat de waarde van de uitkomst beschrijft die we volgens onszelf verdienen. Dit niveau is gebaseerd op onze eerdere ervaringen. Deze waarde is de standaard waarmee de tevredenheid met een relatie wordt gemeten volgens de formule:
(on)tevredenheid = uitkomst – CL (eigen vergelijkingsniveau).
Zelfs als je profijt hebt van transacties met anderen kun je ongelukkig zijn omdat je verwachtingen hoger zijn dan de uitkomsten.
Ook heeft ieder een eigen vergelijkingsniveau voor alternatieven (comparison level for alternatives, CL-alt), de waarde voor de uitkomst die we denken te krijgen als we onze huidige partner verlaten en naar het beste alternatief gaan. Dit vergelijkingsniveau bepaalt dus onze afhankelijkheid van onze relatie. Hoe groter het gat tussen onze huidige uitkomst en onze (slechtere) alternatieven, hoe afhankelijker we zijn. Een probleem met deze waarden is dat ze lastig te bepalen zijn.
Rusbult heeft aangetoond dat iemands investeringen (investments) in een huidige relatie de dingen die we verliezen bij het beëindigen ervan veel invloed hebben op iemands beslissing. Grote investeringen verminderen de globale aantrekkelijkheid van het beëindigen van een relatie en verminderen dus CL-alt.
Een andere moeilijkheid is dat de waarde van de CL-alt bepaald wordt door wat iemand denkt dat het is en er zijn een aantal factoren die iemands perceptie beïnvloeden:
Mensen in gelukkige relaties besteden weinig aandacht aan het zoeken naar alternatieven, waardoor hun CL-alt lager is dan wanneer ze daar meer aandacht aan zouden besteden. Deze resultaten wijzen erop dat afhankelijkheid en tevredenheid gecorreleerd zijn. Al deze invloeden in acht genomen, is de formule voor afhankelijkheid te schrijven als: (on)afhankelijkheid = uitkomsten – CL-alt.
Er kunnen vier typen relaties onderscheiden worden aan de hand van de interdependency theory. De mate van tevredenheid (of afhankelijkheid) hangt af van hoe CL (of CL-alt) verschilt van de huidige uitkomsten. CL, Cl-alt en de uitkomsten kunnen allemaal variëren van hoog naar laag langs een continuüm van uitkomstkwaliteit. Deze typen relaties zijn weergegeven in Tabel 1.
Tabel 1
Type | Beschrijving | Uitkomst | CL | CL-alt |
A1 | Gelukkig, stabiel | Hoogst | Laagst | Midden |
A2 | Gelukkig, stabiel | Hoogst | Midden | Laagst |
B | Ongelukkig, stabiel | Midden | Hoogst | Laagst |
C | Gelukkig, onstabiel | Midden | Laagst | Hoogst |
D1 | Ongelukkig, onstabiel | Laagst | Midden | Hoogst |
D2 | Ongelukkig, onstabiel | Laagst | Hoogst | Midden |
Hierin is te zien dat als de huidige uitkomst hoger is dan de CL, tevredenheid, ook hoger is. Men krijgt dan immers meer dan verwacht. Als de huidige uitkomst hoger is dan de CL-alt, is de afhankelijkheid groter en de relatie dus stabieler. De alternatieven zijn dan namelijk slechter dan de huidige relatie. Wanneer CL en/of CL-alt hoger zijn dan de huidige uitkomst, ontstaat er een omgekeerd patroon.
Een ander aspect van sociale uitwisseling is het principe van minder interesse (principle of lesser interest), die stelt dat de partner die betere alternatieven heeft (hogere CL-alt) en dus minder afhankelijk is van de ander, meer macht heeft in de relatie. Macht is het vermogen om het gedrag van een ander te beïnvloeden. Dit principe van minder interesse lijkt te kloppen als het gaat om het winnen van discussies en je zin krijgen.
Omdat onze CL’s zijn gebaseerd op onze ervaringen, veranderen ze afhankelijk van de uitkomsten in onze huidige relatie. Op deze manier kunnen belonende relaties na verloop van tijd minder tevredenheid geven, omdat het vergelijkingsniveau erop wordt afgesteld. Sociaal-culturele invloeden hebben onze verwachtingen de laatste decennia verhoogd, waardoor we nu doorgaans minder tevreden zijn met onze relaties. Culturele veranderingen hebben ervoor gezorgd dat we nu mobieler zijn en meer alternatieven hebben, waardoor onze CL-alt’s ook omhoog zijn gegaan. Bij elkaar zijn de kosten voor echtscheiding verminderd en hebben mensen meer alternatieven. Bovendien zijn er minder sociale, legale en religieuze obstakels. Met de hogere CL’s en CL-alt’s, zijn er meer koppels met een ongelukkige, onstabiele relatie.
De interdependence theorie lijkt aan te nemen dat het succes of falen van een relatie kan worden gereduceerd tot opbrengsten en kosten. Door alleen te focussen op de opbrengsten en kosten kunnen belangrijke invloeden over het hoofd worden gezien. De zakelijke nadruk op opbrengsten en kosten zorgt voor belangrijke informatie over de huidige en toekomstige staat van de relatie. Uit deze kosten blijkt bijvoorbeeld dat er zich ook veel onplezierige dingen voordoen in relaties. Lange termijn intimiteit blijkt meer irritatie en frustraties met zich mee te brengen dan we vaak verwachten. Wanneer mensen discussiëren, blijken ze onbeleefder en minder respectvol te zijn tegen hun partner dan tegen een vreemde. Het lijkt erop dat de intimiteit en wederzijdse afhankelijkheid in een relatie mensen toestemming geeft om onbeleefd te zijn. Na verloop van tijd kan irriterend of humeurig gedrag de relatie in gevaar brengen. Ongewenste gebeurtenissen in hechte relaties zijn opvallender en invloedrijker dan andere gebeurtenissen die op logisch niveau gelijkwaardig zijn. Het is zelfs zo dat voor een tevredenstellende relatie een verhouding tussen beloningen en kosten nodig is van 5 : 1. Er zijn dus veel meer positieve ervaringen nodig om één negatieve ervaring te compenseren.
Er zijn verschillende redenen voor het grote aantal ongelukkige relaties:
Een andere, meer subtiele reden voor het grote aantal ongelukkige relaties is het verschillende effect dat beloningen en kosten hebben op ons welzijn, en de complexiteit die hiermee gepaard gaat. We hebben twee verschillende motivaties voor het omgaan met onze relaties:
Deze motivaties zijn onafhankelijk van elkaar, en leiden respectievelijk tot pleasure (approach) of tot pain (avoidance). Pleasure en pain hebben betrekking op verschillende hersenmechanismen en veroorzaken verschillende emoties en gedragingen. Ze kunnen tegelijkertijd bestaan, of afwezig zijn in relaties. Relaties die hoog scoren op de approach dimensie zijn gelukkig en zichzelf versterkend, terwijl relaties die laag scoren onaangenaam en stagnerend zijn. Relaties die hoog scoren op de avoidance dimensie zijn vol met conflicten en onzekerheid, terwijl een lage score duidt op veiligheid en zekerheid. De huidige status van een relatie wordt dus bepaald door de mate waarin zowel toenaderend als vermijdend gedrag voorkomt (zie figuur 6.4).
Er zijn verschillende redenen waarom het belangrijk is dit onderscheid te maken:
Dit laatste punt is ook terug te zien in het self-expansion model van menselijke motivatie dat stelt dat we ons aangetrokken voelen tot partners die onze breedte aan interesses, vaardigheden en ervaringen kunnen vergroten. Aan het begin van een relatie biedt een nieuwe partner veel mogelijkheden tot zelfuitbreiding, maar dit wordt minder naarmate de relatie langer duurt en we de ander beter kennen. De oplossing om gemotiveerd te blijven is om elkaar op een creatieve manier te blijven uitdagen.
Volgens het model van relational turbulence is een periode van aanpassing en onrust te verwachten als nieuwe partners te maken krijgen met toenemende wederzijdse afhankelijkheid. De sterke toename van tevredenheid van het begin van de relatie verdwijnt. Hiervoor zijn verschillende redenen:
Succesvolle relaties doorstaan deze turbulente overgang naar de status van erkend koppel, waarna een periode met meer geleidelijke toename in tevredenheid volgt. Ook kan een turbulente periode in relaties voorkomen wanneer er sprake is van een grote verandering, zoals het krijgen van een baby of wanneer een soldaat van een lange dienst thuis komt. Het herontdekken van oude rollen en patronen tijdens deze fase komt vaak voor. Wanneer je twijfelt over het aangaan van een huwelijk, voordat de trouwerij heeft plaats gevonden, is een periode van turbulentie iets om je zorgen over te maken.
Er zijn verschillende invloeden die ervoor zorgen dat sommige mensen wel tevreden blijven en anderen niet. Tevreden mensen scoren laag op neuroticisme en hoog op zelfverzekerdheid. Ze bespreken gevoelige onderwerpen met humor en affectie en krijgen niet met veel stressors (ziekte, weinig inkomsten, etc.) te maken. Bovendien hebben gelukkige stellen geen torenhoge verwachtingen zodat hun CL’s niet te hoog worden.
Tevredenheid met de relatie vermindert gedurende de eerste jaren van een huwelijk. Hiervoor zijn meerdere redenen:
Als een koppel kinderen krijgt, stijgt het aantal conflicten en daalt de tevredenheid met het huwelijk, vooral onder vrouwen. Wanneer de kinderen uit huis gaan blijkt de tevredenheid vaak weer te stijgen. Er lijkt dus sprake te zijn van een zogenaamde U-vorm wat betreft tevredenheid met het huwelijk.
Samenvattend lukt het de meeste mensen niet om tijdens hun huwelijk dezelfde uitkomst van de relatie te houden als toen ze trouwden en daalt de tevredenheid door:
Wanneer je in een tevredenstellende relatie zit, heb je er veel belang bij om je partner ook gelukkig te houden, zodat hij/zij de beloningen blijft verstrekken. Het is dus ook in je eigen voordeel dat je partner net zo afhankelijk van jou is als jij van hem of haar. Het creëren van goede uitkomsten voor je partner kan, zelfs als het moeite en opoffering vergt, uiteindelijk dus in je eigen voordeel zijn als het ervoor zorgt dat het de relatie in stand houdt.
Er zijn twee typen relaties te onderscheiden met betrekking tot normen van uitwisseling:
De mate van onze vrijgevigheid in reactie op behoeften van de ander verschilt per relatie. Mills en Clark hebben een korte schaal ontworpen om communal strength te meten, de motivatie om op de behoefte van een bepaalde partner te reageren.
In feite zijn zowel uitwisselings- als gemeenschappelijke relaties uitwisselingsrelaties in de zin dat mensen verwachten voordelen te ontvangen die vergelijkbaar zijn met wat ze geven. De uitwisseling kan in gemeenschappelijke relaties diverse vormen aannemen, en een langere tijdsspanne beslaan. Zolang een relatie gelukkig is, besteden beide partners weinig aandacht aan hoeveel je geeft of ontvangt. Pas als relatietevredenheid afneemt, kunnen partners erg sensitief worden voor kleine onrechtvaardigheden in de ontvangen uitkomst. Het onderscheid tussen uitwisselings- en gemeenschappelijke relaties is dus niet incompatibel met de interdependence theory.
De rechtvaardigheidstheorie (equity theory) stelt dat mensen het meest tevreden zijn in relaties waar sprake is van proportionele rechtvaardigheid, wat betekent dat elke partner voordelen ontvangt die in verhouding staan tot zijn investering. Een relatie is evenwichtig als de verhouding tussen beide partners gelijk is aan elkaar. Wanneer een partner betere uitkomsten krijgt dan hij of zij verdient, is hij/zij overbenefited. Iemand is underbenefited als hij/zij slechtere uitkomsten krijgt dan wat gezien zijn/haar bijdrage eerlijk is. Natuurlijk krijgt iedereen liever te veel dan te weinig maar de rechtvaardigheidstheorie stelt dat iedereen het meest tevreden is als beide partners dezelfde verhouding tussen uitkomst en bijdrage ervaren. Overbenefited partners voelen zich iets slechter dan mensen met evenwichtige relaties en underbenefited partners voelen zich veel slechter.
Er zijn verschillende manieren om rechtvaardigheid te herstellen:
Niet alle onderzoeken ondersteunen de rechtvaardigheidstheorie. Zo wordt lang niet altijd gevonden dat te veel profiteren leidt tot minder tevredenheid. Het blijkt dat sommige mensen dit prima vinden, vooral als ze in eerdere relaties te weinig hebben gekregen. Meerdere studies hebben gevonden dat de kwaliteit van uitkomsten een betere voorspeller is voor tevredenheid dan de mate van rechtvaardigheid, in overeenstemming met interdependency theory. De resultaten zijn dus niet eenduidig en hiervoor zijn verschillende mogelijke verklaringen:
Samengevat zijn mensen het gelukkigst in een relatie als de beloningen hoog zijn en de kosten laag, maar omdat we afhankelijk van onze partners zijn voor beloningen is het belangrijk om hen ook tevreden te houden.
Ook het soort hechtingsstijl blijkt invloed te hebben op wederzijdse afhankelijkheid. Vergeleken met veilig gehechte mensen, besteden mensen die hoog scoren op vermijding (avoidance) meer aandacht aan alternatieven en hun CL-alts zijn doorgaans hoger. Bovendien hechten vermijdende mensen veel waarde aan hun afhankelijkheid en zelfstandigheid, waardoor hun approach motivatie lager is. Mensen die bang zijn voor afwijzing (en hoog scoren op anxious over abandonment) vrezen dat hun partner hun verlaat en hebben een sterke avoidance motivatie. Ze zijn royaal tegenover nieuwe mogelijke partners maar worden nerveus als ze dat ook terugkrijgen. Daarentegen voelen veilig gehechte mensen zich comfortabel in gemeenschappelijke relaties en accepteren ze afhankelijkheid.
Een gelukkige afhankelijkheid van een intieme partner leidt tot verbondenheid en de intentie om de relatie voort te zetten. Verschillende componenten van verbondenheid zijn terug te zien in de hechtingsschaal (commitment scale) van Arriaga en Agnew:
Rusbult heeft verbondenheid beschreven in het investment model. Volgens dit model ontstaat verbondenheid uit alle elementen van sociale uitwisseling die te maken hebben met de CL’s en CL-alts van mensen. Ten eerste vergroot tevredenheid verbondenheid. Alternatieven met een hoge kwaliteit zijn echter ook van invloed en verlagen verbondenheid. Een derde factor van verbondenheid is de grootte van iemands investeringen in de huidige relatie. Hoge investeringen vergroten verbondenheid, ongeacht de alternatieven en tevredenheid. Deze drie factoren hebben ongeveer een even grote invloed in de mate van verbondenheid en deze bepaalt de keuze om in de relatie te blijven. Onderzoek biedt ondersteuning voor het model en het blijkt zowel te gelden voor mannen als voor vrouwen, heteroseksuele en homoseksuele koppels en voor zowel Oosterse als Westerse culturen. Rusbult ziet verbondenheid als een unitary concept.
Volgens Johnson zijn er drie typen van verbondenheid:
Persoonlijke verbondenheid is doorgaans de sterkste van de drie maar ook de andere twee kunnen veel invloed hebben.
De focus op de lange termijn waardoor die kenmerkend is voor verbondenheid zorgt dat partners moeilijke periodes in een relatie beter kunnen tolereren. Verbondenheid kan er ook toe leiden dat mensen denken in termen van ‘wij’ in plaats van ‘hij/zij’. Misschien wel de belangrijkste consequentie van verbondenheid is dat mensen proberen een relatie te beschermen en te behouden door middel van bepaalde mechanismen, zelfs als dat kosten met zich meebrengt. Deze relatie-onderhoudsmechanismen (relationship maintenance mechanisms) worden door verbondenheid versterkt. Een paar voorbeelden zijn:
Vriendschappen zijn opgebouwd uit dezelfde elementen van intimiteit als liefdesrelaties maar de mix van componenten is meestal verschillend. Ook hebben liefdesrelaties doorgaans een aantal eigenschappen die vriendschappen niet hebben zoals seksueel contact.
Onze vriendschappen zijn bronnen van plezier en steun waar we niet zonder kunnen. In onderzoek is zelfs gevonden dat mensen meer plezier haalden uit de aanwezigheid van hun vrienden dan de aanwezigheid van hun partner. Er zijn verschillende karakteristieken van een goede vriendschap:
Hieruit heeft Fehr de volgende definitie van vriendschap afgeleid: ‘Een vrijwillige, persoonlijke relatie die doorgaans intimiteit en assistentie verstrekt, waarin beide partijen elkaar mogen en elkaars gezelschap opzoeken’.
Zowel vriendschap als liefde brengt positieve en warme gevoelens voor de ander met zich mee maar in een liefdesrelatie is vaak sprake van fascinatie voor de ander, seksueel verlangen en een sterkere wens voor exclusiviteit dan bij vriendschappen. Bovendien wordt verwacht dat we loyaler zijn ten opzichte van romantische partners. De sociale normen rondom vriendschappen zijn ook minder beperkend dan bij liefdesrelaties en vriendschappen zijn makkelijker te ontbinden. Ze leveren doorgaans minder verplichtingen, zijn minder emotioneel intens en minder exclusief dan liefdesrelaties.
Behalve passie bevat goede vriendschap andere componenten die ook intimiteit kenmerken:
Sociale steun kan erg waardevol zijn, maar er zijn een aantal complexiteiten:
Vrouwen geven gemiddeld meer emotionele steun en mannen geven meer advies. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door het hormoon oxytocine, dat meer voorkomt in vrouwen.
De sociale steun die we ontvangen is sterk afhankelijk van de kwaliteit van de relatie. Over het algemeen vragen we ook sneller hulp aan partners die we vertrouwen en waarvan we weten dat ze op ons zullen reageren.
Ondanks dat ze bijna nooit expliciet uitgesproken worden, heeft vrijwel iedereen bepaalde regels voor relaties. Dit zijn gemeenschappelijke culturele overtuigingen over welk gedrag vrienden wel en niet zouden moeten vertonen. Zulke regels leren we tijdens onze jeugd. Een aantal regels zijn universeel. Deze hebben betrekking op gelijkwaardigheid, vertrouwen, openheid, steun, zorg, en een aantal andere aspecten van intimiteit. Dus ook als we ons er niet van bewust zijn, zijn er bepaalde normen voor gedrag in vriendschappen.
Vriendschappen verschillen qua sociale context, de hoeveelheid intimiteit, de leeftijd en sekse van de deelnemers. Ze veranderen ook qua karakter naarmate de tijd verstrijkt.
Kleuters hebben beginnende vriendschappen waarbij ze favoriete speelmaatjes hebben. Geleidelijk worden deze vriendschappen complexer. Een belangrijke verandering heeft betrekking op de cognitieve ontwikkeling: kinderen zijn steeds beter in staat het perspectief van de ander in te nemen en hun wensen en invalshoek te begrijpen. Bovendien veranderen de interpersoonlijke behoeften van kinderen. Kleuters hebben met name acceptatie nodig, pre-adolescenten intimiteit, en tieners seksualiteit. Deze nieuwe behoeftes worden toegevoegd aan de oudere behoeftes, zodat de kinderen aan steeds meer behoeftes moeten voldoen. Als kinderen bepaalde behoeftes niet vervullen kunnen zich problemen voordoen. De mate waarin een behoefte in een bepaalde fase wordt vervuld beïnvloedt de manier waarop een kind in de volgende fase handelt. Relaties veranderen naarmate mensen ouder worden en de manier waarop we vriendschappen vormen in onze jeugd zorgt vaak voor betere relaties op latere leeftijd.
Er zijn meerdere manieren waarop vriendschappen veranderen gedurende de tienerjaren:
Hechtingstheoretici onderscheiden vier elementen van hechting:
Jonge kinderen zoeken alle componenten bij hun ouders maar geleidelijk wordt dat overgenomen door vrienden. Tussen 11-14 jaar veranderen vrienden in een veilige haven maar vaak blijven de ouders nog voor lange tijd de zekere en veilige basis.
Voor twintigers is volgens Erikson de ontwikkeling van intimiteit versus isolatie een belangrijke taak. In deze periode leren we langdurige, hechte relaties te ontwikkelen. Als we gaan studeren, vinden er vaak veel wisselingen plaats in het sociale netwerk. De gemiddelde mate intimiteit in interacties stijgt tijdens de twintigerjaren. Na het studeren hebben mensen vaak interactie met minder vrienden maar hebben ze wel diepere, hechtere relaties met de vrienden die ze hebben.
Als mensen zich ergens vestigen met hun partner ontstaat er een patroon van dyadische terugtrekking (dyadic withdrawal): hoe meer mensen hun partner zien, hoe minder ze hun vrienden zien. De vermindering van vriendschappen stopt niet als mensen getrouwd zijn. Vooral vriendschappen met iemand van de andere sekse worden minder. Wel wordt meer tijd doorgebracht met de schoonfamilie. Het sociale leven stopt dus niet maar richt zich meer op de gemeenschappelijke familie en vrienden dan persoonlijke vriendschappen. Het blijkt ook dat koppels die geen gemeenschappelijke vrienden hebben meer huwelijksproblemen hebben.
Oude mensen hebben kleinere sociale netwerken en minder vrienden dan jongere mensen. Dit komt vooral doordat ze selectiever zijn. Volgens de sociaal-emotionele selectiviteittheorie (socio-emotional selectivity theory) ontstaat deze verandering doordat oudere mensen andere interpersoonlijke doelen hebben dan jongere mensen. Als mensen ouder worden en het einde van hun toekomst dichterbij lijkt te komen, richten ze zich meer op het nu. Daarom benadrukken ze emotionele voldoening meer en richten ze zich op kwaliteit in plaats van kwantiteit van vriendschap. Oude mensen met goede vrienden leven langer en zijn gezonder dan degenen die minder verbonden zijn.
Er zijn een aantal genderverschillen in vriendschappen. Vriendschappen van vrouwen worden meestal gekenmerkt door het delen van emoties en self-disclosure en worden ook wel face-to-face genoemd, terwijl vriendschappen van mannen meestal draaien om gemeenschappelijke activiteiten, kameraadschap en plezier en daarom side-by-side genoemd worden. Deze verschillen zijn in bepaalde specifieke patronen te zien:
Bij elkaar genomen zijn vriendschappen onder vrouwen vaak hechter en intiemer. Mannen blijken wel in staat tot het vormen van even intieme relaties als de omstandigheden zulke hechtheid toestaat, maar doorgaans doen ze dit niet omdat zulke intimiteit sociaal minder wordt geaccepteerd. Als het volgens de sociale norm wel gepast is, doen mannen zelfs meer aan self-disclosure dan vrouwen. Een traditionele opvoeding beïnvloedt door de culturele norm en genderrollen in het Westen moedigt instrumenteel en geen expressief gedrag aan bij mannen. Mannen worden geacht hun emoties meer te beperken dan vrouwen.
Vriendschap met iemand van de andere sekse ontstaat om dezelfde redenen als met dezelfde sekse: kameraadschap, goede momenten, gesprekken en plezier. Mannen zijn vaak opener en expressiever met vrouwen dan met mannen. Mannen die hoog scoren op expressiviteit en vrouwen die hoog scoren op instrumentele eigenschappen hebben vaker vriendschappen met de andere sekse. Een obstakel waarmee vriendschappen met de andere sekse worden geconfronteerd, is bepalen of het een vriendschap is of een liefdesrelatie. Dit uit zich in de vraag of ze seks hebben of niet. Mannen vinden dit vaker een goed idee en vrouwen onderschatten dit doorgaans. Redenen om het niet te doen zijn gevaar dat het de goede relatie schaadt, het missen van seksuele aantrekking, de aanwezigheid van een derde partij (partner van één van de twee).
Er zijn ook individuele verschillen die onze vriendschappen beïnvloeden:
Narcisme, machiavellisme en psychopathie worden samen vaak de ‘Dark Triad’ genoemd omdat ze laag scoren op de meest acceptabele eigenschappen en hoog op nadelige eigenschappen zoals arrogant, manipulatief, uitbuitend, koud en vijandig zijn.
Meer dan 80% heeft wel eens last gehad van verlegenheid, een combinatie van sociale geslotenheid en geremd gedrag met nerveuze ongemakkelijkheid in sociale situaties. Verlegen mensen zijn bang voor afwijzing en verwachten negatieve beoordelingen van anderen. Ze zijn erg van zichzelf bewust en voelen zich oncomfortabel in een gesprek. Het komt vooral veel voor in onbekende situaties waarbij we aantrekkelijke vreemden ontmoeten met een hoge status. Sommige mensen zijn echter chronisch verlegen. Er zijn drie karakteristieken die hen onderscheiden van anderen:
Verlegen mensen maken vaak de negatieve indruk op anderen die ze juist proberen te vermijden. Op den duur lopen verlegen mensen daarom meer risico om verwaarlozing en afwijzing tegen te komen en dit versterkt de verlegenheid weer. Officiële programma’s tegen verlegenheid zijn vaak gericht op positiever denken en het reguleren van de angst en gevoeligheid voor sociale beoordeling. Het blijkt dat wanneer verlegen mensen op een onbedreigende manier denken over een komende gesprek, hun verlegenheid verdwijnt. Verlegen mensen zijn ook veel meer ontspannen als ze relatief anoniem en op hun eigen tempo interacteren, zoals via internet.
Eenzaamheid ontstaat als er een discrepantie is tussen het aantal en de kwaliteit van relaties dat we willen en dat we krijgen. Volgens Weiss zijn er twee vormen:
Een veelgebruikte schaal die eenzaamheid meet is de UCLA Loneliness Scale. Deze heeft drie thema’s:
Zoals eerder is beschreven hebben mensen een need to belong. Wanneer iemand zich te weinig verbonden voelt met sociale contacten, is dit schadelijk voor de gezondheid. Eenzame mensen hebben chronisch een hogere bloeddruk en meer stresshormonen. Meestal is eenzaamheid een tijdelijke staat, maar ongeveer 50 procent van de individuele verschillen in eenzaamheid is erfelijk. De persoonlijkheidseigenschappen extraversie, aangenaamheid en consciëntieusheid zijn negatief gecorreleerd met eenzaamheid, terwijl neuroticisme positief gecorreleerd is. Ook de hechtingsstijl is van invloed. Beide dimensies van hechting, angst voor afwijzing en vermijding van intimiteit, zijn positief gerelateerd aan eenzaamheid. Daarnaast hebben eenzame mensen doorgaans een lagere zelfwaardering.
Mannen zijn gemiddeld genomen eenzamer dan vrouwen. Dit komt waarschijnlijk omdat mannen onderling slechts oppervlakkige contacten hebben, terwijl vrouwen intiemere relaties hebben. Mannen zijn dus op een manier afhankelijk van vrouwen voor het vermijden van eenzaamheid, wat vrouwen andersom niet zijn. Dit lijkt vooral verklaard te worden aan de hand van de mate van de eigenschap expressiviteit. Mensen die laag scoren op expressiviteit (vooral mannen) neigen naar eenzaamheid als ze geen expressieve partner hebben.
Eenzame mensen hebben de neiging om negatieve attitudes tegenover anderen te hebben. Ze wantrouwen en hebben een afkeer van de mensen van wie ze tegelijkertijd acceptatie en steun zoeken. Eenzame mensen lopen hierdoor het risico zich afkerend te gedragen wat hun eenzaamheid juist versterkt.
Eenzaamheid kan leiden tot depressie. Depressieve mensen zoeken vaak extreem veel bevestiging (excessive reassurance seeking). Ze zijn constant op zoek naar bevestiging van acceptatie, maar twijfelen aan de oprechtheid als zo’n bevestiging wordt gegeven. Iemands kijk op zijn eenzaamheid maakt veel verschil. Als eenzaamheid verweten wordt aan tijdelijke of veranderbare moeilijkheden, blijft de optimistische mogelijkheid bestaan dat het zal verbeteren en hoop werkt beter tegen eenzaamheid dan pessimisme.
De meeste van onze vrienden op Facebook zijn vreemden of slechts kennissen. Waarschijnlijk staan er zelfs mensen in je vriendenlijst die je niet eens mag en slechts een paar van al deze vrienden weten wie jij echt bent. Mensen die veel actief zijn op Facebook hebben vaak meer vrienden in hun lijst staan maar dit zegt niks over het aantal ‘face-to-face’ vrienden of over de diepgang van het contact met hen. De site brengt voordelen met zich mee wat betreft het uitbreiden van je sociale netwerken maar heeft ook nadelen: onzekere mensen die weinig likes binnen krijgen zullen nog slechter over zichzelf gaan denken. Ook kan het scrollen langs alle updates, waarin iedereen de tijd van hun leven lijkt te hebben, resulteren in een gevoel van afgunst en teleurstelling.
Door de tijd variëren attitudes tegenover liefde op ten minste vier vlakken:
Volgens de oude Grieken was passie voor een andere persoon een vorm van waanzin. In het oude Egypte trouwden leden van de Koninklijke familie met elkaar en bij de Romeinen was het doel van een huwelijk om te reproduceren en een goede bloedlijn vast te houden. In de twaalfde eeuw ontstond ‘hoffelijke liefde’ (courtly love) waarbij ridders hun liefde verklaarden aan edele (getrouwde) vrouwen. In de Middeleeuwen was het huwelijk vooral een zaak van politiek en bezittingen. Pas in de 17e en 18e eeuw begonnen Europeanen te geloven dat romantische passie kon leiden tot geluk. Tegenwoordig vinden veel jongvolwassenen in het Westen dat liefde een voorwaarde is voor het huwelijk.
Sternberg stelt dat een combinatie van drie aspecten verschillende soorten liefde vormen:
Intimiteit is emotioneel van aard, passie motivationeel en verbondenheid cognitief.
In Sternberg’s Triangular Theory of Love vormt elk van deze componenten een zijde van een driehoek die varieert in intensiteit. Zo ontstaan er verschillende soorten liefde, zoals te zien is in onderstaand tabel:
Intimiteit | Passie | Verbondenheid | Beschrijving | |
Nonlove | - | - | - | Kennissen |
Liking | + | - | - | Hechte, tijdelijke vriendschap |
Infatuation | - | + | - | Arousal door vreemden |
Empty love | - | - | + | Slechts verbintenis |
Romantic love | + | + | - | Gepassioneerde intimiteit |
Companionate love | + | - | + | Diepe, langdurige vriendschap |
Fatuous love | - | + | + | Huwelijk op basis van passie |
Consummate love | + | + | + | ‘Complete’ liefde, moeilijk vast te houden |
De drie componenten kunnen veranderen na verloop van tijd dus het is mogelijk dat meerdere soorten van liefde voorkomen gedurende een relatie. Passie blijkt het meest variabel van de drie.
Elk component wordt gereguleerd door een ander hersengebied. Volgens Fisher is er een evolutionaire verklaring voor dat er drie gerelateerde maar te onderscheiden biologische systemen zijn:
Deze theorie ondersteunt het idee dat er drie systemen onafhankelijk van elkaar bestaan en kunnen variëren. Tegelijk is er ook bewijs dat de drie componenten sterk gerelateerd zijn in een relatie. In werkelijkheid zullen de verschillende soorten liefde dus meer overlappen dan de theorie stelt.
Seksuele aantrekking blijkt een van de kenmerkende karakteristieken van romantische liefde. Gepassioneerde aantrekking is geworteld in twee factoren:
Volgens deze twee-factoren theorie ontstaat romantische liefde als fysieke arousal toegewezen wordt aan de aanwezigheid van een bepaald persoon. In het beroemde experiment van Dutton en Aron werden mannen geïnterviewd door een aantrekkelijke vrouw aan de overkant van een stevige, lage brug of een onstabiele, hoge brug. Mannen waren meer aangetrokken tot de vrouw na de hoge brug omdat ze de arousal die dat opwekte toeschreven aan de aanwezigheid van de vrouw. In andere onderzoeken is eveneens gevonden dat hoge arousal de reacties van mannen versterkt, zowel in positieve als negatieve richting en ongeacht het type arousal. Arousal versterkt aantrekking, zelfs als duidelijk is dat de bron van arousal niet die persoon is, maar het effect is wel sterker als we dat niet weten.
De twee-factoren theorie benadrukt de invloed van onze gedachten en overtuigingen met betrekking tot arousal. Ook blijkt dat onze overtuigingen tegenover onze partner verschillen van die tegenover vrienden. Romantische liefde wordt gekenmerkt door hoge intimiteit, afhankelijkheid, en zorg, en is vooral van vriendschap te onderscheiden door een hogere intensiteit en drang om hieraan te voldoen.
De specifieke beoordeling van een partner is ook van belang. Romantische liefde zorgt ervoor dat mensen ongewenste informatie negeren of herinterpreteren. Sterker nog, een groot verschil tussen een liefdesrelatie en vriendschap zijn onze verbeeldingen. Romantische liefde maakt het ook makkelijker om alternatieven te negeren.
Ten slotte kunnen zelfs onze gedachten over onszelf veranderen wanneer we verliefd zijn. Volgens het self-expansion model van Aron & Aron zorgt liefde ervoor dat onze zelfconcepten veranderen en zich uitbreiden door nieuwe ervaringen die onze partner brengt.
Wetenschappers zijn het er niet over eens of romantische liefde een emotie is. Het is echter wel belangrijk om hier zekerheid over te hebben. Emoties en je humeur houden niet voor altijd stand en als romantische liefde een emotie is, zou dit ook eenvoudig kunnen vervagen. Als dat het geval is, kun je beter niet trouwen op basis van een romantische verliefdheid. De langdurigheid van een relatie zou meer te maken kunnen hebben met een vriendschappelijke liefde.
Langdurige, gelukkige huwelijken bevatten vaak veel vriendschappelijke liefde (companionate love). Vriendschappelijke liefde is een comfortabele, geaffectioneerde en vetrouwende liefde voor een partner gebaseerd op een diep gevoel van vriendschap, kameraadschap. Partners delen activiteiten, interesses en humor. Een nuttige schaal is de Friendship-Based Love Scale. De fysieke basis van vriendschappelijke liefde is ook anders dan van romantische liefde. De neuropeptide oxytocine bevordert een behaaglijk gevoel en ondersteunt langdurige hechting aan degene die ermee geassocieerd worden. Omdat het niet afhankelijk is van passie, is vriendschappelijke liefde stabieler dan romantische liefde. Vriendschappelijke liefde is dan ook sterker in langdurige relaties en is sterker gecorreleerd met huwelijkstevredenheid.
Er bestaat een derde vorm van liefde die zich voordoet in succesvolle romantische relaties, maar die niet is opgenomen in de triangular theory of love, omdat de theorie niet stelt dat het zorgen voor een ander een belangrijke component van liefde is. Altruïstisch zorgen voor en zorgen maken om een partner zijn belangrijke onderdelen van mededogende liefde. Dit type liefde combineert intimiteit (vertrouwen en begrip) met zorgzaamheid (empathie, nederigheid en opoffering). Mededogende liefde zorgt voor een meer accuraat begrip van de sterke en zwakke punten van onze partners. De zorgzame en liefdevolle gebaren die in een compassionate love relatie voorkomen zijn goed voor de kwaliteit hiervan. Veel meelevende liefde voor de ander, gekenmerkt door het handelen hiernaar, wordt geassocieerd met een grote tevredenheid met de relatie.
Vriendschappelijk liefde lijkt betrekking te hebben op oxytocine, een neuropeptine dat zorgt voor een ontspannen gevoel en dat stress reduceert. Mensen met een hogere waarde oxytocine in hun bloed, zijn doorgaans warmer en vriendelijker wanneer ze discussies hebben met hun partner. Daarnaast zijn ze ook meer tevreden over hun relatie.
Het schema van Lee onderscheidt zes stijlen van liefde die verschillen in de intensiteit van ervaren liefde, verbondenheid met de geliefde, gewenste kenmerken van de geliefde, en verwachtingen over het terugkrijgen van liefde:
Het beste kunnen deze stijlen beschouwd worden als thema’s in liefdeservaringen die overlappen en verschillend gerelateerd zijn aan de soorten liefde die we eerder hebben gezien. De soorten liefde van Sternberg zijn positief gerelateerd aan agape en eros, en negatief aan ludus. De liefdesstijlen van Lee wijzen ons op de individuele verschillen die zich vaak voordoen.
Fundamenteel gezien lijken de verschillende soorten liefde op dezelfde manier te werken in verschillende culturen. Binnen deze grote overeenkomsten liggen echter ook enkele culturele nuances die ervaringen per cultuur verschillend maken. Westerse landen besteden meer aandacht aan uiterlijk en gelijkheid en oosterse landen aan persoonlijkheid, meningen en fysieke arousal. In westerse landen hebben mensen bovendien meer romantische fantasieën, terwijl mensen in oosterse culturen liefde niet door zo’n roze bril bekijken. In oosterse landen is het huwelijk daarnaast een familiekeuze en in westerse landen vooral een individuele keuze.
Hechtingsstijl wordt geassocieerd met alle elementen van liefde:
Kortom, een veilige hechtingsstijl is positief gecorreleerd aan alle vier de elementen van liefde. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat hechtingsstijlen verschillen per relatie.
Liefde wordt ook beïnvloed door leeftijd. Dit wordt wel vertekend doordat oudere mensen doorgaans langere en meer relaties hebben gehad. Desondanks blijken oudere stellen positiever te interacteren, maar met minder fysieke arousal. Hun emoties waren minder intens maar wel positiever.
Wat betreft liefde komen mannen en vrouwen meer overeen met elkaar dan dat ze verschillen. Mannen neigen wel romantischere attitudes tegenover vrouwen te hebben, terwijl vrouwen wat voorzichtiger en selectiever zijn in hun liefde. Deze selectiviteit kan verklaard worden op een evolutionair (parental investment) en een sociocultureel (lage sociaal economische status) niveau. Van de drie componenten van liefde wordt passie het sterkst geassocieerd met tevredenheid bij mannen, terwijl bij vrouwen verbondenheid de beste voorspeller is van tevredenheid. Vrouwen ervaren bovendien intensere emoties.
Romantische liefde daalt nadat mensen trouwen. Er zijn een aantal redenen:
Intimiteit is stabieler dan passie dus vriendschappelijke liefde is stabieler dan romantische liefde. Ook zorgt vriendschappelijke liefde voor grote tevredenheid en omdat intimiteit en passie gerelateerd zijn, kan vriendschap ervoor zorgen dat passie behouden blijft.
Onze romantische relaties hebben vaak een seksueel component en ons seksuele gedrag en tevredenheid zijn vaak afhankelijk van de aard en staat van onze relatie.
De meeste mensen vinden dat seks voor het huwelijk toegestaan is, maar keuren seks buiten de eigen relatie wel af. Er lijkt dus sprake te zijn van tolerantie op voorwaarde van affectie (permissiveness with affection standard). Er is een grotere kans dat mannen gemeenschap hebben zonder intimiteit dan vrouwen. Mannen hebben ook een tolerantere houding tegenover seks voor het huwelijk dan vrouwen. Doorgaans worden vrouwen harder en wreder beoordeeld dan mannen als ze seksueel ervaren of tolerant zijn. Deze ongelijkheid wordt ook wel de sexual double standard genoemd.
Onze mening wat betreft 'hook ups' is verdeeld. Een hook up is een seksuele interactie die vaak niet langer stand houdt dan één nacht. Over het algemeen hebben beide partijen niet de intentie om een langdurige relatie aan te gaan na het contact. Mensen ervaren vaker positieve dan negatieve gevoelens na een hoop up maar gemengde gevoelens komen ook veel voor. Daten wordt leuker gevonden dan hook ups.
Attitudes tegenover homoseksualiteit zijn veel negatiever dan tegenover heteroseksualiteit. Beoordelingen lijken sterk af te hangen van de overtuiging waarom iemand homoseksueel is: homoseksualiteit wordt meer geaccepteerd als aangenomen wordt dat de oorzaak biologisch is in plaats van een eigen keuze. Uit onderzoek is gebleken dat homoseksuele relaties op vrijwel dezelfde manier werken als heteroseksuele relaties, dat seksuele oriëntatie niet gerelateerd is aan of iemand een liefdevolle partner is, en dat huwelijken gunstig zijn voor hetero’s en homo’s.
Over het algemeen zijn attitudes rondom seksualiteit toleranter geworden. Hoewel vaak gedacht wordt dat Amerikanen erg tolerant zijn, blijken hun overtuigingen juist vrij conservatief. Seksuele attitudes worden duidelijk gevormd door verschillende historische, religieuze, politieke en andere samenlevingsinvloeden, ze verschillen duidelijk van land tot land en van groep tot groep.
95% van de mensen heeft gemeenschap gehad voor het huwelijk en de gemiddelde leeftijd voor de eerste keer is 17 jaar voor zowel mannen als vrouwen. Een paar generaties terug lag dit nog een paar jaar hoger. Het grootste deel heeft de eerste keer seks met een partner in een stabiele, intieme relatie. Vrouwen hebben vaak gemengde gevoelens en slechts een derde staat er echt achter, tegenover slechts een derde van de mannen met ambivalente gevoelens. De eerste keer wordt vaak ervaren als een positieve ontwikkeling als het een gevolg is van uitingen van liefde en verbondenheid. Zo niet, dan vergroot de kans op een onbevredigende ervaring.
Er zijn verschillende redenen voor seks binnen een relatie, waarvan de meeste positief zijn. Vier onderliggende thema’s zijn te onderscheiden:
Bij beide seksen komen emotionele redenen even vaak voor maar mannen rapporteren vaker fysieke, pragmatische en onzekere redenen voor seks.
De frequentie waarmee mensen seks hebben is afhankelijk van de aard en de duur van hun relaties. Een andere belangrijke factor is iemands leeftijd. Oudere mensen hebben over het algemeen minder vaak seks, waarschijnlijk door fysieke veranderingen als lagere hormoonwaardes en verminderde vitaliteit. Frequentie hangt ook af van seksuele oriëntatie: homo’s hebben in het begin vaker seks dan heteroseksuele koppels, maar later juist minder. Lesbische vrouwen hebben minder seks dan allebei.
Mannen geven aan dat ze vaker seks hebben dan vrouwen. Waarom is dit niet gelijk?
De meeste mensen keuren seks met anderen tijdens een relatie sterk af, maar toch blijkt uit onderzoek dat 21% van de vrouwen en 32% van de mannen wel eens ontrouw is geweest. Mannen zijn dus meer geneigd ontrouw te zijn dan vrouwen. Mensen verschillen in hun benadering van seks die voortkomt uit de sociaal-seksuele (sociosexual) oriëntatie, de overtuigingen en gedragingen die onze gevoelens over seks beschrijven. Mensen die alleen seks willen binnen een hechte en affectieve relatie hebben een beperkte (restricted) sociaal-seksuele oriëntatie, terwijl mensen die dat niet nodig achten een onbeperkte (unrestricted) sociaal-seksualiteit hebben. Onbeperkte mensen hebben doorgaans meer seksuele partners en zijn sneller geneigd tot ontrouw dan beperkte mensen. Gemiddeld genomen zijn mannen minder beperkt dan vrouwen.
De good genes hypothesis geeft de suggestie dat sommige vrouwen profiteren van een tweevoudige paringstrategie (dual mating strategy) waarin ze (1) een lange termijnpartner zoeken die middelen levert om het nageslacht te beschermen en verzorgen en (2) bij andere mannen goede genen zoeken voor hun nageslacht. Er zijn een aantal moderne patronen consistent met deze hypothese. Zo vinden vrouwen symmetrische trekken (tekenen van goede genen) vooral aantrekkelijk als ze vruchtbaar zijn. Ten tweede is de kans groter dat vrouwen met een partner met overeenkomende genen vreemd gaan met een man met verschillende genen als ze vruchtbaar zijn. Verschillende genen geven een sterker immuunsysteem aan de kinderen. Vrouwen voelen zich meer aangetrokken tot andere mannen in de periode dat ze vruchtbaar zijn.
Historisch gezien worden mannen geconfronteerd met situaties van sperma competitie, waarbij het sperma van twee of meer mannen in de vagina van een vrouw voorkomt. Sommige onderzoekers stellen dat de evolutie daarom de penis zo gevormd heeft dat het bij gemeenschap het zaad van andere mannen wegduwt van de baarmoeder.
Een ander perspectief op ontrouw richt zich op de relatiekwaliteit. Zoals te verwachten zijn mensen meer geneigd ontrouw te zijn als ze ontevreden zijn met de huidige relatie en de kwaliteit van hun alternatieven hoog is.
Gemiddeld zijn mannen gemotiveerder voor seks dan vrouwen. Ze ervaren vaker seksuele verlangens en ervaren die als intenser dan vrouwen. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de hogere frequentie van masturberen bij mannen, het vaker zin hebben in seks, dat ze binnen een relatie vaak sneller seks willen, dat ze meer over seks fantaseren, dat ze meer geld besteden aan seks en tot slot dat mannen positiever staan tegenover vrijblijvende sex. Op termijn wordt het verschil vaak nog groter, omdat het seksuele verlangen van vrouwen daalt na de menopauze. Doordat mannen meer interesse hebben in seks, ontstaat het principle of lesser interest: vrouwen kunnen seks gebruiken als ruilmiddel omdat zij minder afhankelijk zijn van hun seksuele verlangen. Ook kunnen er problemen ontstaan door deze verschillen.
Het internet biedt anonimiteit, toegankelijkheid en verkrijgbaarheid met betrekking tot seks. Er zijn drie implicaties bekend voor face-to-face interacties. In de eerste plaats kan porno overtuigingen over relaties veranderen. Bovendien zijn pornogebruikers minder tevreden met hun relatie en hebben ze minder zin in seks met hun partner. Mensen kunnen ook doen aan cyberseks, waarbij mensen chatten en tegelijkertijd masturberen. Daarnaast kunnen mensen doen aan cyberseks terwijl ze ook een emotionele band hebben met die ander.
In algemeen denken deelnemers aan online seks dat het onschadelijk is. Toch ligt het heel complex. Online neemt seks drie brede vormen aan en ze hebben alledrie verschillende gevolgen voor offline relaties:
Ongeveer driekwart van de studenten heeft wel eens een onenightstand, oftewel een seksuele interactie met een partner waaraan ze niet verbonden zijn en die geen verwachting wekt van een langdurige relatie. De meeste mensen gebruiken geen condoom als ze seks hebben, zowel bij een tijdelijke partner als in een relatie. Hiervoor zijn verschillende redenen:
Over het algemeen zijn de meeste mensen vrij tevreden over hun seksleven. Ongeacht of ze getrouwd zijn, is de kans groot dat mensen die sterk verbonden zijn aan hun relatie en waarde hechten aan monogamie tevreden zijn met hun relatie. De frequentie van seks is ook van invloed (voor mannen). Het is alleen de vraag of mensen die tevreden zijn met hun seksleven ervoor kiezen om vaker seks te hebben, of dat frequente seks leidt tot meer tevredenheid. Onafhankelijk van frequentie zijn seksuele interacties het meest belonend als ze de basisbehoeftes van de mens voor autonomie, bekwaamheid (competence) en verbondenheid (relatedness) vervullen. Het meest tevreden zijn we dus als we er zelf controle over hebben, het gevoel hebben dat we het goed doen en een hechte band met iemand vaststellen. Traditionele genderrollen leiden voor beide seksen tot minder seksuele tevredenheid. De motivaties voor onze seksuele interactie beïnvloeden eveneens onze tevredenheid: tevredenheid is groter als we seks hebben om positieve (approach) redenen zoals toename van intimiteit, in plaats van negatieve (avoid) redenen zoals het voorkomen van teleurstelling. Ook de media kan van invloed zijn op de tevredenheid. De moderne media versterken stereotypes, spelen in op angsten en spiegelen normen voor die niet overeenkomen met de realiteit.
Mensen die in seksuele groei geloven (sexual growth beliefs) zien seksuele bevrediging als iets waarvoor je werkt; ze denken dat seksueel succes kneedbaar is en dat je er meer van kunt genieten door ernaar te streven. Het is het tegenovergestelde van ‘sexual destiny beliefs’, waarbij wordt geloofd dat je alleen met je soulmate seksuele bevrediging kunt bereiken en dat je daar verder niets aan kunt doen.
Duidelijke communicatie over seks wordt geassocieerd met grotere tevredenheid. Dergelijke gesprekken zijn erg intiem en koppels die er over spreken rapporteren zowel grotere tevredenheid met het seksleven als grotere tevredenheid met de relatie in het algemeen. Homoseksuele stellen zijn over het algemeen meer tevreden en volgens Masters en Johnson komt dit door goede communicatie. Goede communicatie helpt ook in situaties wanneer we geen seks willen maar onze intenties anders worden opgevat. Bovendien hebben mannen die traditionele genderrollen afwijzen een kleinere kans om intenties verkeerd op te vatten.
Hechtingsstijl heeft ook invloed op seksualiteit. Vermijdende mensen hebben minder vaak seks met hun partners dan veilig gehechte mensen en hebben vaker seks met tijdelijke partners. Mannen met een afwijzende stijl zijn vaker ontrouw aan hun partner. Mensen die hoog scoren op angst voor afwijzing hebben meer gepassioneerde en veeleisende seks. Ook hebben ze vaker buitenechtelijke affaires. Kortom, mensen met een veilige hechtingsstijl hebben over het algemeen het meeste zelfvertrouwen, een betere manier van communiceren en ervaren een grotere tevredenheid met hun seksleven dan mensen met een andere stijl.
Seksuele tevredenheid en algehele relatietevredenheid gaan samen. Een reden hiervoor is dat ze beïnvloed worden door gelijke invloeden zoals overeenkomstigheden en stressfactoren. We zijn vaak tevreden in intieme relaties met goede seks omdat dat een relatie meer belonend maakt en liefde voor een partner is ook weer positief voor de seks.
Tot slot is goede seks ook afhankelijk van:
Seksuele dwang bestaat als iemand met opzet de ander overhaalt, provoceert, onder druk zet of zelfs dwingt tot seksuele activiteit tegen diens wil in. De verschillende vormen van seksuele dwang kunnen neergezet worden op een verticale en horizontale as:
Hierdoor ontstaan er vier vlakken van verschillende soorten seksuele dwang:
Mannen gebruiken vaker fysieke kracht maar beide seksen gebruiken even vaak verbale dwang. Er zijn een aantal dingen die ertegen gedaan kunnen worden of waar men op kan letten:
Vanuit onze need to belong, hechten de meeste mensen veel waarde aan wat hun partner van ze vindt. Daarom is het volgens Leary pijnlijk te ontdekken dat je partners beoordeling van de relatie (relation evaluation), de mate waarin iemand de relatie waardevol, belangrijk en intiem acht, lager is dan wat we zouden willen. Over tijd worden we geconfronteerd met verschillende maten van acceptatie en afwijzing die gerangschikt kunnen worden op een continuüm, zie onderstaand tabel.
Mate van acceptatie | Uiting |
Maximale inclusie | Aanwezigheid wordt opgezocht en moeite voor gedaan |
Actieve inclusie | Verwelkomd worden maar niet opgezocht |
Passieve inclusie | Aanwezigheid wordt toegestaan |
Ambivalentie | Onverschilligheid over onze aanwezigheid |
Passieve exclusie | Aanwezigheid wordt genegeerd, maar niet vermeden |
Actieve exclusie | Aanwezigheid wordt vermeden en alleen getolereerd als noodzakelijk |
Maximale exclusie | Weggestuurd of verlaten worden |
Onze emotionele reactie op uitsluiting is afhankelijk van de mate waarin we geaccepteerd willen worden door de ander. Soms sluiten mensen ons buiten om positieve redenen, bijvoorbeeld omdat je beter bent dan de rest. Dit is minder pijnlijk. Er bestaat slechts een zwakke relatie tussen de objectieve acceptatie of afwijzing en ons gevoel van geaccepteerd/afgewezen worden. In dit hoofdstuk wordt gefocust op de waargenomen relation evaluation omdat dit de belangrijkste factor is.
Uit onderzoek van Leary blijkt dat er een complexe relatie bestaat tussen acceptatie, uitsluiting en evaluatie. Ook blijkt dat ons gevoel van zelfwaarde nauwelijks meer verandert naar mate men meer afgewezen of geaccepteerd wordt. We zijn sensitiever voor kleine verschillen in acceptatie of afwijzing van anderen tussen ambivalentie aan de ene kant en actieve inclusie aan de andere kant. Maximale exclusie doet dus niet meer pijn dan ambivalentie.
Daarnaast blijkt dat vooral relationele devaluatie pijnlijk is, een vermindering in iemands aanzien voor ons. Mensen voelen zich verdrietig, boos en gekwetst (hurt). Hurt lijkt een unieke emotie te zijn die optreedt bij het verbreken van een relatie. Gekwetste gevoelens lijken op fysieke pijn. Hechtingsstijl is ook van invloed op deze gevoelens. Mensen met een hoge score op angst voor afwijzing ervaren meer pijn ten gevolge van relationele devaluatie dan die met een lage score, terwijl degenen met een hoge score op vermijding van intimiteit minder pijn ervaren. Mensen met een lage zelfwaardering voelen zich ook sneller gekwetst dan mensen met een hoge waardering.
Een specifieke vorm van afwijzing die vaak voorkomt bij intieme relaties is uitsluiting (ostracism), waarbij mensen genegeerd worden door de omgeving. Uitsluiters reageren met opzet niet op de ander en doen soms zelfs alsof de ander niet aanwezig is. Ze rechtvaardigen dit gedrag meestal als een effectieve manier om de partner te straffen, om een confrontatie te vermijden of een conflict te kalmeren. Vaak zijn ze ervan overtuigd dat uitsluiting effectief was in het bereiken van hun doel. De slachtoffers van uitsluiting menen echter meestal dat het de relatie geschaad heeft.
Uitsluiting is krachtig en pijnlijk omdat het sociale basisbehoeften bedreigt: de 'need to belong', onze zelfwaardering en een gevoel van controle over interacties. Het lijkt erop dat afwijzing mensen in een lethargische staat brengt waarin planning en complexe gedachten verminderd is. Wat er vervolgens gebeurt is afhankelijk van de behoefte die als belangrijkste wordt gezien. Het kan ertoe leiden dat de uitgesloten persoon extra zijn best doet om geaccepteerd te worden door te doen wat de ander wil of dat hij/zij juist op zoek gaat naar een nieuwe, minder bestraffende partner. Afwijzing zorgt ervoor dat mensen degene die hen buitensluit meer gaat verachten. Het kan er zelfs toe leiden dat mensen in het algemeen minder genereus en liefdadig worden tegenover anderen.
Er is veel onderzoek gedaan naar uitsluiting, door middel van rollenspellen maar ook via het computerspel Cyberball, waarin je samen met twee poppetjes een bal overgooit tot ze op een gegeven moment de bal niet meer naar jou gooien. Zelfs als mensen weten dat de uitsluiting gecontroleerd wordt door de computer ervaart men pijnlijke gevoelens. Uitsluiting is zelfs pijnlijk wanneer je wordt uitgesloten door een groep die je veracht. Mensen met hoge zelfwaardering hebben eerder de neiging uitsluiters te verlaten en op zoek te gaan naar een nieuwe partner, terwijl mensen met lage zelfwaardering bij hun partner blijven maar wel vijandig zijn.
Jaloezie wordt veroorzaakt door het potentiële verlies van een waardevolle relatie aan een echte of verbeelde concurrent. Er zijn drie gevoelens die jaloezie samen definiëren: pijn, woede en angst. Pijn (hurt) komt voort uit de waarneming dat onze partners ons niet genoeg waarderen en uit angst voor het idee van verlating en verlies. Woede is echter het kenmerkende aspect van jaloezie, wat ontstaat omdat je opzij gezet wordt voor een ander. Er zijn twee typen jaloezie:
Reactieve jaloezie komt in principe bij iedereen voor, maar met betrekking tot wantrouwende jaloezie bestaan individuele verschillen. In werkelijkheid is het niet eenvoudig onderscheid te maken tussen deze typen.
Mannen en vrouwen verschillen niet in de mate van jaloersheid maar er bestaan wel individuele verschillen. Een belangrijke voorspeller van jaloezie is afhankelijkheid van de relatie (lage CL-alt). Jaloezie wordt bovendien versterkt met gevoelens van inadequaatheid in een relatie. Als iemand twijfelt aan zijn vermogen om de behoeften van de ander te vervullen kan er jaloezie ontstaan. Een van de oorzaken van twijfel is een verschil in mate value, wat ook kan verklaren waarom matching zich voordoet. Daarnaast wordt jaloezie beïnvloed door hechtingsstijlen. Gepreoccupeerde mensen ervaren meer jaloezie dan de andere stijlen en afwijzende mensen zijn het minst vatbaar voor jaloezie. Persoonlijkheidstrekken zijn eveneens van belang. Neuroticisme correleert positief met jaloezie, terwijl aangenaamheid juist negatief correleert. Mensen die waarde hechten aan seksuele exclusiviteit (monogamie) ervaren meer reactieve jaloezie. Traditionele genderrollen maken de kans op jaloezie eveneens groter.
We zijn voornamelijk vatbaar voor concurrentie van onze vrienden, ex-liefdes en mensen die ons overtreffen op vlakken die we belangrijk vinden. Ongeacht wie het precies is, zijn concurrenten met een hogere mate value bedreigend. Mannen zijn jaloerser op mannen die zelfverzekerder, dominanter, assertiever en rijker zijn en vrouwen zijn jaloerser op vrouwen die aantrekkelijker zijn.
Het evolutionaire perspectief stelt dat jaloezie zich heeft ontwikkeld om gedrag te motiveren dat onze intieme relaties beschermt van verstoring door anderen. Het geeft ook de suggestie dat mannen en vrouwen gevoelig zijn voor verschillende soorten van ontrouw. Vanuit paternity uncertainty zijn mannen die erg wantrouwig zijn in het voordeel t.o.v. mannen die niet wantrouwig genoeg zijn. Een man heeft, in tegenstelling tot een vrouw, nooit de zekerheid of het kind wel echt van hem is. Daarom zijn mannen gevoeliger voor jaloezie wat betreft seksuele ontrouw. Doordat historisch gezien vrouwen afhankelijk zijn van mannen voor middelen om hun kinderen groot te brengen, zijn vrouwen wantrouwiger tegenover liefdesverklaringen van mannen. Vrouwen zijn gevoeliger voor jaloezie omtrent emotionele ontrouw.
Critici van het evolutionaire perspectief klagen ten eerste over de methodologie waarmee dit onderzocht wordt. Ook kan het zijn dat mannen en vrouwen verschillen in hun betekenis van emotionele en seksuele ontrouw. Vaak wordt gedacht dat voor vrouwen liefde en seks dichter bij elkaar liggen, dus de twee soorten ontrouw betekenen waarschijnlijk ook iets anders voor vrouwen dan voor mannen.
Consistent met het evolutionaire perspectief is echter de bevinding dat ouders seksuele ontrouw zorgelijker vinden als het van een schoondochter is en emotionele ontrouw door een schoonzoon. In beide gevallen komt dan het doorgeven van hun eigen genen in gevaar. Ook denken mannen sneller dat er sprake is van seksuele ontrouw, maar vrouwen sneller van emotionele ontrouw. Wanneer een vrouw geen kans heeft op het krijgen van een kind verdwijnt het sekseverschil en vinden mannen seksuele ontrouw even bedreigend als vrouwen dat vinden.
Mate poaching is gedrag dat bedoeld is om iemand aan te trekken die al in een relatie verwikkeld is. Mensen die dit gedrag vertonen zijn extravert, scoren laag op vriendelijkheid en consciëntieusheid, keuren vreemdgaan goed, zijn narcistisch en manipulatief en hebben vaak vermijdende hechtingsstijlen.
Individuen kunnen over het algemeen zowel positief als destructief reageren op jaloezie. Mensen die om kunnen gaan met hechtheid - met een veilige of gepreoccupeerde hechting - zijn meer geneigd hun zorgen te uiten en te proberen de relatie te herstellen dan degenen met een vermijdende stijl. Er is ook een sekseverschil. Vrouwen zeggen dat ze zullen reageren door te proberen de relatie te verbeteren, terwijl mannen zullen proberen hun ego’s te beschermen door dronken te worden, de concurrent te bedreigen of andere vrouwen te versieren. Vrouwen zijn ook meer geneigd om hun partner jaloers te maken om zo de relatie te verbeteren. Dit is echter geen effectieve methode.
Belangrijk voor het verminderen van jaloezie is het verminderen van de connectie tussen exclusiviteit binnen een relatie en zelfwaardering. Hiervoor zijn twee technieken:
Klinische programma’s om jaloezie te behandelen proberen doorgaans irrationeel, catastrofaal denken te verminderen dat de bedreiging of de schade overdrijft, de zelfwaardering te versterken en communicatievaardigheden en de tevredenheid en gelijkwaardigheid van de relatie te verbeteren.
Misleiding is opzettelijk gedrag dat een indruk geeft op de ontvanger waarvan de verzender weet dat het niet klopt. Een voorbeeld hiervan is ronduit liegen waarbij mensen informatie verzinnen die tegenstrijdig is met de waarheid. Andere manieren van misleiding zijn het achter houden van informatie, aandacht afleiden van belangrijke informatie en halve waarheden vertellen. De focus in dit hoofdstuk ligt op liegen omdat daar meer onderzoek naar gedaan is.
In de meeste interacties is de meest voorkomende leugen één die voordelig is voor de leugenaar door beschaming of onzekerheid te voorkomen of om goedkeurig of middelen te verkrijgen. Beide seksen vertellen leugens om de andere sekse aan te trekken. Een kwart van de leugens vertellen we echter ten goede van anderen. Mensen vertellen minder leugens aan hun liefdespartners en hechte vrienden, maar wel de grootste misleidingen. Leugens kunnen ook van invloed zijn als ze niet uitkomen. Over het algemeen beschouwen mensen interacties waarin gelogen wordt als minder plezierig en minder intiem. Een reden hiervoor is deceiver’s distrust: als mensen liegen, gaan ze de ontvanger ervan doorgaans ook als minder eerlijk en betrouwbaar beschouwen omdat ze ervan uitgaan dat zij hetzelfde zijn en ze zich beter voelen wanneer anderen dezelfde fouten maken. Leugenaars denken vaak ook dat hun leugens minder schadelijk en beledigend zijn dan dat de ontvangers vinden.
Mensen met goede sociale vaardigheden en degenen die zich zorgen maken om de indruk die ze maken vertellen meer leugens dan minder extraverte mensen. Mensen met een onveilige hechtingsstijl vertellen ook meer leugens. Goede sociale vaardigheden maakt leugenaars overtuigender, maar het hangt af van de sterkte van de motivatie. Gemotiveerde leugenaars zijn slechter in liegen dan degene die minder te verliezen hebben en daardoor meer ontspannen zijn. Leugenaars zijn vooral te herkennen aan non-verbaal gedrag. Vaak spreken ze aarzelend en met een hoge stem, maken ze meer grammaticale fouten, knipperen ze vaker en hebben verwijde pupillen.
De specifieke reacties waaraan je een leugenaar kunt herkennen verschillen echter per persoon. Liegen is dan ook meestal te herkennen aan afwijking van het normale gedrag. Intieme partners hebben persoonlijke kennis van elkaar waardoor ze elkaars gedrag beter zouden moeten kunnen beoordelen. Ze vertrouwen elkaar echter ook, waardoor een truth bias ontstaat: er wordt aangenomen dat hun partners de waarheid vertellen. De accuraatheid in het ontdekken van misleiding neemt zelfs af naarmate een relatie intiemer wordt. Gelukkig liegen mensen minder in relaties die ze erg belonend vinden. Mensen kunnen ook liegen via internet. Veel individuen zijn dan ook wantrouwend ten opzichte van anderen waarmee ze online contact hebben, tenzij ze die persoon al uit ‘het echte leven’ kennen.
Verraad kan gedefinieerd worden als onaangename, pijnlijke acties door mensen die we vertrouwen en van wie we een dergelijke actie niet verwacht hadden. Het is gedrag dat de normen van loyaliteit, respect en betrouwbaarheid in een intieme relatie overtreedt. Al deze gedragingen omvatten relationele devaluaties omdat blijkt dat de ander de relatie niet zo waardeert als wijzelf. Verraad komt vaak voor in intieme relaties, omdat wanneer mensen loyaal willen zijn in meerdere relaties er tegenstrijdige eisen gesteld kunnen worden.
Er zijn individuele verschillen in verraad. Het komt minder vaak voor bij oudere, hoger opgeleide en religieuze mensen. Verraders zijn vaak wraakzuchtige, haatdragende en wantrouwende mensen. Ze hebben weinig vertrouwen in anderen, mogelijk omdat ze er onterecht vanuit gaan dat die dezelfde motieven hebben. Mannen en vrouwen verschillen niet in hun neiging te verraden, maar wel in hun doelwitten. Mannen verraden vaker hun liefdespartner en zakenmensen, terwijl vrouwen vaker vrienden en familie verraden. Verraders onderschatten doorgaans de schade die ze de ander toebrengen. Degenen die verraden zijn rapporteren echter vrijwel nooit dat het verraad geen effect heeft gehad op de relatie. Vrijwel altijd heeft verraad een negatief en soms blijvend effect op een relatie. Sommige mensen zijn bovendien wraakzuchtiger dan anderen.
Er zijn verschillende manieren om met verraad om te gaan. Een paar goede manieren zijn:
Wanneer iemand gekrenkt is kan dit wraakgevoelens met zich meebrengen. Hier naar luisteren is echter een slecht idee. Ten eerste komen de perspectieven van het slachtoffer en de dader vaak niet overeen: de gepaste zwaarte van de wraak wordt door de uitvoerder lichter ingeschat dan hoe hij werkelijk wordt ontvangen. Een tweede probleem is dat het verwachte bevredigende gevoel na een wraakactie van te voren vaak verkeerd wordt ingeschat. Mensen die wraak nemen voelen zich juist gestrest in plaats van opgelucht. Wraak wordt geassocieerd met manipulatieve, neurotische mensen die laag op agreeableness scoren.
Vergeving is een beslissing om het waargenomen of werkelijke recht om een rekening te vereffenen met degene die je onrecht heeft aangedaan op te geven. Mensen met een hoge score op angst voor afwijzing of vermijding van intimiteit lijken minder vergevingsgezind te zijn, omdat ze in hun woede blijven hangen. Mensen die hoog scoren op aangenaamheid vergeven relatief gemakkelijker, terwijl neuroticisme en narcisme negatief gerelateerd zijn aan vergeving.
Vergeving gaat gemakkelijker met de aanwezigheid van een aantal componenten:
Vergeving versterkt doorgaans de relatie en mensen die kunnen vergeven hebben gemiddeld gezien een hogere zelfwaardering, zijn minder vijandigheid, ervaren minder leed en spanning en meer tevredenheid met het leven dan mensen die moeilijk vergeven. Er zitten echter ook grenzen aan vergeven: het is alleen effectief als het niet vaak nodig is om iemand te vergeven en als iemand het echt verdient.
Een interpersoonlijk conflict bestaat als de motieven, doelen, overtuigingen, meningen, of gedragingen van de één onverenigbaar zijn of interfereren met die van de ander. Het ontstaat dus uit ongelijkheid. Een conflict bevat een actieve interferentie van de doelen van de ander. Daarnaast zijn niet alle conflicten zichtbaar of bewust. Er zijn twee redenen waarom conflicten onvermijdbaar zijn. Ten eerste verschillen twee mensen incidenteel in hun stemmingen en voorkeuren. In de tweede plaats zijn er bepaalde spanningsvelden inherent aan een intieme relatie die uiteindelijk altijd voor spanning zullen zorgen. Binnen een intieme relatie lopen mensen altijd tegen een aantal tegenstrijdige motivaties aan die dialectics worden genoemd en nooit helemaal vervuld kunnen worden omdat ze tegenstrijdig zijn. Een paar belangrijke:
Deze vier spanningsvelden zijn de aanleiding van ongeveer een derde van onze conflicten.
De frequentie van conflicten is afhankelijk van de populatie die onderzocht wordt en de manier waarop het onderzocht wordt. Het hebben van conflicten is gewoon in intieme relaties en komt zelfs meer voor dan we ons realiseren. Er zijn een aantal factoren van invloed:
Conflicten binnen een relatie kunnen over vrijwel elk onderwerp gaan. Deze grote variëteit aan thema’s heeft Peterson geclassificeerd in vier veelvoorkomende categorieën:
Vanuit een evolutionair perspectief ontstaan sommige verschillen in heteroseksuele relaties vanuit verschillen in interesses rondom reproductie. Door verschillen in ouderlijke investering (parental investment) kunnen mannen het zich veroorloven om seks te hebben zonder een relatie, terwijl vrouwen daar juist voorzichtig in moeten zijn. Verschillen in seksueel verlangen veroorzaken conflicten in het grootste deel van de koppels. Heteroseksuele koppels zijn het minder vaak eens over sociale kwesties zoals politiek, terwijl vertrouwen voor homoseksuele koppels vaker een bron van conflict is. Er zijn echter meer overeenkomsten tussen hetero- en homoseksuele koppels dan verschillen.
Een andere bron van verschil van mening zijn de verschillende perspectieven van beide partners. Actor-observer effecten leiden tot verschillende verklaringen voor dezelfde acties en self-serving biases leiden tot het positiever beoordelen van de eigen acties. De attributies die partners maken verschillen dus doorgaans. Dit kan op twee manieren tot een conflict leiden:
De uitleg waarmee partners hun frustraties verklaren hebben veel invloed op hun gevoelens en reactie. Als een negatieve actie van een partner gezien wordt als een incident, toegeschreven aan externe en instabiele oorzaken, zal de reactie minder emotioneel zijn. Als een negatieve actie daarentegen gezien wordt als opzettelijk en wordt toegeschreven aan interne en stabiele oorzaken, is de kans groot dat er heftige gevoelens van boosheid ontstaan. Mannen zijn meer geneigd dan vrouwen om een conflict te beoordelen als opzettelijk verraad. Wanneer we ervan uitgaan dat iemand het ongewenste gedrag kan veranderen, zijn we sneller geneigd om het uit te spreken dan wanneer we het als onveranderbaar zien.
Het idee heerst dat woede geuit moet worden, maar het blijkt dat woede uiten terwijl je boos bent zorgt dat je nog bozer wordt. Daarentegen ontvangen degenen die hun woede onder controle krijgen en hun klachten assertief maar kalm uitspreken meer samenwerking en begrip. Dit kan bereikt worden door te proberen de kant van de ander beter te begrijpen, uit het conflict te stappen om te kalmeren en door humor te vinden in de situatie.
In Peterson’s model voor conflict is de eerste stap de beslissing om een conflict aan te gaan (engagement) of te vermijden (avoidance). Wordt het conflict aangegaan dan starten sommige koppels een onderhandeling (negotiation) om het conflict op te lossen met behulp van rationeel probleem oplossen. Soms is er echter sprake van escalatie (escalation) van het conflict, wat doorgaans de disfunctionele vormen van communicatie omvat.
Bij een analyse van conflict in intieme relaties stelde Canary dat mensen in een conflict soms gemene dingen tegen elkaar zeggen en dat dit in te delen is in twee typen opmerkingen:
Ruzieachtige conflicten maken de meeste van ons woedend en deze emotionele reacties veroorzaken fysiologische opwinding en stress. Ook hebben deze conflicten effect op onze gezondheid. Conflicten roepen vooral woede op als partners in een patroon van wederzijds negatief affect (negative affect reciprocity) vallen waarin partners elkaar over en weer provoceren. Mensen met een veilige hechtingsstijl ervaren minder fysiologische reacties dan onveilig gehechte mensen. Vermijding van intimiteit wordt geassocieerd met meer vijandigheid als een conflict ontstaat. Angst voor afwijzing blijkt vooral stijging in hartslag en bloeddruk op te wekken. Een verschil van mening is minder zorgwekkend als we weten dat we op onze partners kunnen rekenen als we ze echt nodig hebben. De karakteristieken van de partner spelen eveneens een invloedrijke rol.
Een veelvoorkomend interactiepatroon is het zogenaamde demand/withdraw patroon, waarbij de één (de vrager/demander) kritiek levert, zeurt, dingen vraagt van de ander terwijl de partner (de terugtrekker/withdrawer) confrontatie vermijdt, zich terugtrekt en zich defensief gedraagt. Dit patroon versterkt zichzelf. Universeel zijn vrouwen veel vaker de demander en mannen de withdrawers. Hiervoor zijn meerdere mogelijke verklaringen:
Uit onderzoek blijkt dat beide verklaringen kloppen.
Meestal komt een conflict uiteindelijk in een fase van onderhandeling, waarin de partners hun posities verkondigen en een oplossing proberen te vinden. Canary heeft verschillende manieren geïdentificeerd waarop partners zich aardig gedragen tijdens een onderhandeling:
Er zijn een aantal tips om succesvol te onderhandelen:
Wanneer je geïrriteerd of defensief raakt is het slim om een korte pauze te nemen, het conflict vanuit een derde neutrale partij proberen te bekijken en na enkele minuten kalm terug te keren naar de ander. Herhaaldelijk gebruik van deze methode zal leiden tot een bevredigende relatie.
Rusbult onderscheidt vier soorten van reactie op conflict en ontevredenheid in de relatie, afhankelijk van of een reactie constructief dan wel destructief is en of een conflict aangegaan wordt (actief) of vermeden wordt (passief):
De strategie die mensen gebruiken is afhankelijk van een aantal factoren. Mensen die hoog scoren op vermijding van intimiteit zijn vaker passief en destructief. Daarentegen zijn mensen met veilige of angstige stijl meer geneigd hun klachten te uiten op een actieve manier. Mensen die hoog scoren op masculiniteit gedragen zich vaker destructief in tegenstelling tot feminime mensen. Mensen die in een individualistische cultuur leven gedragen zich vaker destructief dan in een collectivistische cultuur. Relaties zijn kwetsbaar als beide partners zich destructief gedragen. De vaardigheid om constructief te blijven reageren op destructief gedrag (accomodation) is dus erg belangrijk.
Er zijn twee factoren die invloed hebben op of een onenigheid uiteindelijk de relatietevredenheid ondersteunt of schaadt: overeenkomstigheid van de voorkeuren van de partners en de manier waarop discussies worden gevoerd. Gottman stelt dat er drie benaderingen van een conflict zijn die leiden tot een stabiel huwelijk:
Tot slot hebben sommige koppels een benadering van onenigheden die schadelijk is voor de relatie:
Vijandig (hostile): Koppels die geen 5:1-verhouding van positief:negatief gedrag kunnen handhaven.
Het is ook belangrijk dat beide partners dezelfde benadering gebruiken.
Peterson heeft vijf uitkomsten beschreven waarin een conflict kan eindigen:
Hoe meer onuitgesproken ergernissen en irritaties partners hebben, hoe minder tevreden ze met hun relaties zijn. Daarentegen zijn conflicten ook een manier om intimiteit te bevorderen. Het brengt problematische onderwerpen en onverenigbaarheden naar buiten zodat er oplossingen kunnen worden gezocht. Het is meestal de bedrevenheid in het leiden van conflicten en niet de afwezigheid van conflicten die leidt tot het groeien van relaties.
Lessen die geleerd zijn in het ouderlijk huis worden meegenomen naar relaties als volwassenen. Ook zijn er individuele verschillen in sensitiviteit en behendigheid waarmee mensen conflicten voeren. Als er eenmaal een stijl van het voeren van conflicten is gevormd in een relatie, blijft die meestal hetzelfde. Er is echter wel mogelijkheid voor verandering en een belangrijk aspect van succesvolle conflictvoering is zelfcontrole. Het helpt om optimistisch te blijven, beschuldigende attributies te vermijden en je woede te beheersen. Drie dingen die je beter niet kunt doen zijn:
Een techniek die kan helpen om negatieve interactie te voorkomen is de speaker-listener technique. Dit geeft structuur in kalm en duidelijk communiceren over gevoelige onderwerpen die actieve luistervaardigheden bevordert en de kans vergroot dat partners elkaar begrijpen en bevestigen ondanks hun verschil van mening. De techniek is ontwikkeld om de cirkel van misperceptie te onderbreken. Bij deze techniek wordt een klein voorwerp gekozen die de floor wordt genoemd. Alleen de persoon die dit voorwerp in handen heeft, mag spreken. Het is de bedoeling dat diegene zijn of haar gevoelens beschrijft met behulp van ik-boodschappen. Er zijn een aantal regels die bij deze techniek horen:
Als de discussie over het conflict is afgerond, kan er een scorekaart, de Fight Effects Profile, gebruikt worden om de samenwerking te beoordelen op de punten: pijn, informatie, oplossing, controle, angst, vertrouwen, wraak, verzoening, relationele evaluatie, zelfevaluatie, binding-affectie. In een goede ruzie hebben beide partners op beduidend meer punten positieve uitkomsten dan negatieve uitkomsten.
De meeste mensen zijn van mening dat een ideale relatie gelijkwaardig is en beide partners evenveel mogelijkheid hebben om belangrijke beslissingen te nemen en elkaar te beïnvloeden. Dit is een groot verschil met de traditionele visie van een aantal generaties geleden, waarin mannen de dominante partner waren in relaties. Sociale macht is de mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden en hun invloed op ons te weerstaan.
Er zijn verschillende manieren om sociale macht te analyseren maar het meest geaccepteerde perspectief is die van de interdependency theory. Volgens die theorie is macht gebaseerd op de controle van waardevolle middelen. Als iemand iets bezit dat je graag wil, ben je bereidt om je in zekere mate te schikken naar de wensen van diegene. Een aantal belangrijke punten van de theorie zijn:
French en Raven hebben zes soorten van macht geïdentificeerd, onderscheiden door het soort middel dat gewenst is:
Hoewel de meeste mensen zeggen dat ze gelijkwaardige relaties ideaal vinden, leiden ze hun relatie op een manier dat er een machtsverschil bestaat. Dit machtsverschil wordt sterk beïnvloed door culturele normen. Vrijwel altijd is de man de dominante partner. Er zijn drie redenen voor deze langdurige traditie:
Machtige mensen zijn gewend om hun zin te krijgen en ervaren daarom vaak een positieve stemming en een hoge zelfwaardering. Ze zijn ook geneigd om in actie te komen als ze iets willen, maar ze zijn niet goed in het begrijpen van andermans perspectieven. Vergeleken met machtige mensen lijden degenen met minder macht vaker aan een depressie, gedragen zich voorzichtiger, vrezen afstraffing en letten angstig op het humeur van anderen.
Ons taalgebruik en onze stijl van paralanguage zijn twee zeer subtiele en doordringende processen van macht. Vrouwen en mannen gedragen zich hetzelfde als ze in gesprek zijn met iemand van hetzelfde geslacht, maar verschillende patronen worden zichtbaar in interacties met het andere geslacht. Mannen onderbreken vrouwen vaker dan andersom en mannen spreken ook meer. Tegen vrouwen gebruiken mannen meer assertieve en minder beleefde taal. Bij deze verschillen maakt het onderwerp van gesprek wel uit: vrouwen domineren de traditioneel vrouwelijke onderwerpen, maar mannen de typisch mannelijke en neutrale onderwerpen.
Het blijkt dat mannen vaker hun zin krijgen als ze taalgebruik hanteren die respect afdwingt bij zowel mannen als vrouwen, terwijl vrouwen meer invloed hebben als ze krachtig taalgebruik hanteren bij vrouwen, maar voorzichtiger spreken tegen mannen. Tijdens non-verbaal gedrag is hetzelfde patroon te zien. Vrouwen overtuigen meer mannen als ze zich vriendelijker presenteren door meer te glimlachen, langzamer te spreken en zich preutser te gedragen, terwijl ze meer vrouwen overtuigen met autoritair gedrag.
Vrouwen zijn doorgaans betere beoordelaars van de emoties en bedoelingen van anderen dan mannen. Aan de andere kant heeft iemands non-verbale sensitiviteit ook te maken met macht: machtige mensen hebben er minder belang bij om te weten wat de ander denkt en voelt. Vrouwen verkrijgen veel waardevolle informatie door het gebruiken van non-verbale communicatie waardoor ze aangenamere partners kunnen zijn en meer invloed kunnen hebben op mannen, maar aan de andere kant gedragen ze zich hierdoor ook onderdaniger.
In de strategieën die gebruikt worden om te beïnvloeden zijn twee thema’s te onderscheiden:
Het blijkt dat hoe meer tevreden mensen zijn in hun relatie, hoe meer directe strategieën ze gebruiken.
Mensen met meer macht in een relatie maken vaker gebruik van bilaterale strategieën terwijl mensen met minder macht vaker unilaterale strategieën gebruiken.
Homoseksuele koppels gebruiken dezelfde strategieën, terwijl binnen heteroseksuele koppels verschillen bestaan: mannen maken meer gebruik van directe en bilaterale strategieën en vrouwen meer van indirecte en unilaterale strategieën. Hierbij moet gezegd worden dat dit een genderverschil is. Mensen die hoog scoren op instrumentele eigenschappen, (dit zijn vaak mannen), gebruiken vaak directe, bilaterale strategieën, in tegenstelling tot mensen met een lage score op instrumentele trekken (vaak vrouwen). Het belangrijkst bij de strategiekeuze is echter iemands status: in een situatie waarin ze een lage status hebben, zal niemand een autoritaire en assertieve stijl gebruiken. Dit lijkt de verschillen in relatieve middelen tussen de geslachten te weerspiegelen.
Ongelijkheden in macht worden geassocieerd met ontevredenheid in intieme relaties. Toch lijkt de autonomie en stelligheid van mannen en de meegaandheid van vrouwen zo natuurlijk dat het machtsverschil passend bij dit patroon nauwelijks opvalt. Onze cultuur ziet die dominantie van mannen als iets gewoons, waardoor gender-ongelijkheden eenvoudig kunnen optreden in alledaagse interacties. Hierdoor ontstaat vaak een asymmetrisch patroon qua invloed. Feit is echter dat onze relaties stabieler en gelukkiger zijn als beide partners evenveel invloed hebben.
Vaak wordt de indruk gewekt dat macht alleen negatieve effecten kan hebben op relaties, maar in verbonden, gelukkige relaties gebruiken beide partners vaak hun invloed in het voordeel van de ander en om de gemeenschappelijke band te versterken in plaats van te ondermijnen. Sommige mensen, waaronder vooral mannen, gebruiken macht op een destructieve manier en zijn geneigd om hun partner te controleren en domineren.
We gebruiken geweld (violence) als we ons gedragen op een manier waarmee we iemand opzettelijk fysieke schade toebrengen. Met de Conflict Tactics Scale (CTS) beschrijven mensen hun gebruik van psychologische en fysieke agressie tegen hun partner. Hoe meer mannen in een relatie, hoe groter de kans op geweld: homokoppels ervaren het meeste geweld, lesbische koppels het minst. De meest voorkomende vorm van geweld is slaan en in zeldzame gevallen wordt een wapen gebruikt.
Sommige mensen die gemiddelde middelen en mate value hebben doen aan mate-guarding: ze proberen de toegankelijkheid van alternatieve partners die een bedreigen kunnen vormen te controleren en reduceren. Ook geweld kan hiervoor worden ingezet. Wanneer een partner dus heel bezittelijk doet, is het waarschijnlijk dat geweld snel volgt.
Johnson stelt dat er drie soorten van geweld zijn in liefdesrelaties, die ontstaan vanuit verschillende bronnen:
Mannen en vrouwen gebruiken even vaak SCV, maar mannen veel vaker IT. Mannen vertonen meer gewelddadige acties en ook ernstiger gedrag. Het lijkt erop dat vrouwen even gewelddadig kunnen zijn als mannen, maar dat ze minder vaak verwondingen veroorzaken en minder vaak geweld gebruiken als onderdeel van dominantie en beïnvloeding. Sampling heeft ook een invloed op de resultaten: jongvolwassen vrouwen gebruiken vaker geweld, en oudere mannen die al langer getrouwd zijn en nu de ongelukkige relatie willen verbreken ook. Het lijkt zo te zijn dat mannen en vrouwen wel ongeveer evenveel geweld gebruiken, maar dat vrouwen meer indirect geweld gebruiken, waardoor de schade die mannen aanbrengen in verhouding groter is.
Er blijkt een belangrijk onderscheid te zijn tussen situationeel geweld en intiem terrorisme. Finkel identificeert drie verschillende soorten invloeden op SCV:
Volgens Finkel zijn er van zowel de versterkende en remmende invloeden vier soorten:
Deze invloeden vormen het I3Model of SCV Perpetration, te zien in Figuur 2 (zie bijlage).
Er zijn een aantal factoren die leiden tot het minder voorkomen van geweld: hoge score op consciëntieusheid, goede probleemoplossende vaardigheden, tevredenheid met de relatie, nuchterheid, verbondenheid met de partner. Alcohol werkt juist als versterkende factor van geweld.
Mensen die gebruik maken van intiem terrorisme doen dit ofwel omdat ze onhandig en meelijwekkend zijn: het geweld is een manier om te voorkomen dat hun partners ze verlaten, ofwel omdat ze boosaardig, antisociaal en/of narcistisch zijn: het geweld is één van de manieren om te krijgen wat ze willen. Terroriserende mannen waren vaak getuige van gewelddadige conflicten tussen hun ouders, zijn opgevoed met traditionele genderrollen en vijandige, hatelijke attitudes tegenover vrouwen. Deze attitudes worden vaak gecombineerd met gevoelens van te kort schieten en geweld lijkt voor hen één van de weinige middelen te zijn tot macht.
Over het algemeen lijken mannen, die zich beroepen op intiem terrorisme, masculiene voorschriften te steunen die autoriteit van een man over een vrouw aanmoedigt, maar tegelijk voelen ze zich hier niet toe in staat. Door macht uit te oefenen proberen ze te voldoen aan hun masculiene zelfconcept. De meeste mannen hebben het gevoel dat hun gewelddadige gedrag gerechtvaardigd werd door disrespectvol gedrag van hun partners. Vrouwen daarentegen voelen zich verraden en geven zichzelf soms de schuld. Slachtoffers kunnen ook last krijgen van psychologische gevolgen variërend van een lage zelfwaardering en wantrouwen in mannen tot depressie en posttraumatische stress stoornis. Kinderen die ouders hebben die geweld pleegden zijn zelf ook eerder geneigd om geweld te gebruiken.
Uit onderzoek blijkt dat ongeveer een derde van de vrouwen na 2,5 jaar nog steeds in een gewelddadige relatie zit. Ze denken vaak dat ze, ondanks het misbruik, slechter af zijn als ze hun partner verlaten. Dit kan zijn door economische afhankelijkheid of psychologische verbondenheid aan de relatie, maar ook door de angst voor een toename van geweld bij het verlaten van de relatie. Het kan echter ook zo zijn dat vrouwen de relatie niet willen beëindigen. Vrouwen die een grote angst hebben voor verlating worden aangetrokken door bezitterige, overheersende mannen. Bovendien geven zulke mannen ook de voorkeur aan angstige vrouwen, mogelijk omdat deze het geweld tolereren.
Een andere vorm van ongewenst gedrag in een relatie is stalking: het opdringerig volgen van iemand die dat niet wil. Het omvat herhaaldelijk, kwaadwillig volgen en storen en kan de vorm aannemen van telefoontjes, brieven, observatie en andere inbreuk van privacy. Er zijn verschillende reden voor stalken omdat er verschillende soorten stalkers zijn:
De huidige scheidingspercentages zijn veel hoger dan een paar generaties geleden. De meeste mensen die scheiden, hertrouwen uiteindelijk. Slechts de helft van de volwassen populatie is momenteel getrouwd. Een van de gevolgen van het hoge scheidingspercentage is dat ongeveer een vierde van de kinderen opgroeit in een eenoudergezin, meestal met hun moeder. Er zijn verschillende mogelijke verklaringen voor de stijging van het aantal scheidingen.
Wanneer mensen getrouwd zijn, zijn ze eerder geneigd om bij elkaar te blijven dan wanneer ze ‘slechts’ samenwonen omdat deze relaties moeilijker te verbreken zijn. Bovendien kunnen relaties tussen twee mensen van dezelfde sekse net zo goed standhouden wanneer ze getrouwd zijn, maar daar krijgen deze mensen de kans vaak niet voor. Een huwelijk biedt vaak meer mogelijkheden om bijvoorbeeld het geld eerlijker te verdelen, dan een andere vorm van samenzijn.
Levinger heeft drie soorten invloeden van het beëindigen van een relatie geïdentificeerd:
Het model van Levinger geeft inzicht in de dingen die mensen ervan weerhouden om te scheiden, maar erkent niet hoe ineffectief deze afschrikmiddelen zijn als huwelijksellende begint.
Koppels die gaan samenwonen in plaats van trouwen (of pas later gaan trouwen) hebben meer risico hebben op het stuklopen van hun relatie, dan koppels die pas na het huwelijk gaan samenwonen. Er zijn gevolgen van een breuk/scheiding van de ouders op kinderen. Zo is het risico dat zij zelf later ook scheiden groter dan bij kinderen van niet-gescheiden ouders. Verschillende processen liggen daaraan ten grondslag:
Karney en Bradbury hebben een algemeen model van huwelijksinstabiliteit ontwikkeld dat drie invloeden benadrukt die de kans op een scheiding verhogen:
De kwaliteit van onze huwelijken ontstaan uit de interactie tussen onze kwetsbaarheden, de omstandigheden en de manier waarop we hierop reageren. In een bepaalde mate beïnvloeden deze drie factoren elkaar. Bepaalde frustraties en moeilijkheden die we van de ene naar de andere situatie meenemen kunnen ook zorgen voor een stress spillover. Er bestaan ook verschillende feedback loops in het model.
Huston en collega’s hebben het project Processes of Adaption in Intimate Relationships (PAIR) opgezet, een longitudinaal onderzoek dat zich richtte op de manier waarop partners zich aanpassen aan hun gezamenlijke leven. Over het algemeen was te zien dat huwelijkstevredenheid daalt na verloop van tijd. Huston heeft drie mogelijke verklaringen onderzocht:
Het onderscheiden van deze modellen is nuttig, omdat elk een andere suggestie geeft voor een manier om een huwelijk te verbeteren en de kans op scheiding te verkleinen. In het project werd zowel ondersteuning gevonden voor het enduring dynamics model als het disillusionment model. Dit laatste model was de beste voorspeller. Koppels die binnen zes jaar scheidden, begonnen hun huwelijk met minder liefde en meer ambivalentie. Koppels die na meer dan 7 jaar scheidden, waren juist bijzonder affectief en romantisch aan het begin van het huwelijk. De belangrijkste conclusies uit het PAIR-project zijn dus dat de mate en de snelheid waarmee romantiek in een relatie verandert, het beste voorspellen welke koppels scheiden en dat de problemen die koppels meebrengen in hun relaties bepalen hoe snel een scheiding zal plaatsvinden. Ook uit ander onderzoek is gebleken dat zowel het niveau van de tevredenheid alsook de verandering in de tevredenheid over tijd sleutelfactoren zijn in de uitkomst van de relatie.
Een andere indrukwekkende longitudinale studie is het Early Years of Marriage (EYM) project door Orbuch en Veroff. Hierin werd vooral gekeken naar de manier waarop de sociale condities die koppels tegen komen hun huwelijken beïnvloeden. Gemiddeld genomen woonden zwarte koppels langer samen en hadden ze vaker kinderen voor ze getrouwd waren. Ook hadden ze lagere inkomens en kwamen ze vaker uit gebroken gezinnen. Al deze invloeden vergroten het risico op scheiding. De studie geeft aan dat de sociale context waarin koppels hun relatie ervaren substantiële effecten heeft op de uitkomst van de relatie.
Alle modellen geven drie algemene soorten van invloeden op huwelijksuitkomsten:
Mensen focussen vaak slechts op een van deze contexten wanneer ze verklaringen zoeken voor een echtscheiding. Ook in een ander onderzoek komen deze contexten naar voren. Een andere longitudinale studie is het Marital Instability Over the Life Course project door Amato en Booth, waarin voormalige koppels werd gevraagd naar de reden voor hun scheiding. Bijna alle participanten rapporteerden redenen die te maken hadden met de relationele context. Hoewel mensen zich er doorgaans niet bewust van zijn, hebben de persoonlijke en culturele context echter ook invloed op de uitkomst van een huwelijk.
De studies naar specifieke voorspellers van scheiding worden geconfronteerd met een aantal uitdagingen:
Hoewel vaak een lange periode van ongelukkigheid en leed voorafgaat aan een scheiding, besluiten mensen doorgaans echter pas te scheiden als ze ervan overtuigd raken dat ze beter af zijn zonder hun partner. Baxter identificeerde in een onderzoek onder studenten een aantal verschillen in koppels die uit elkaar gingen:
Andere verschillen zijn:
Bij elkaar genomen heeft de meest voorkomende manier waarin een voorechtelijke relatie eindigt een geleidelijke toename in ontevredenheid waardoor één van de twee herhaalde pogingen doet om de relatie te beëindigen zonder ooit die intentie bekend te maken en zonder pogingen te doen de relatie te verbeteren. Dit patroon wordt aanhoudende indirectheid (persevering indirectness) genoemd.
Wanneer een relatie voorbij is, hebben partners ook online wat werk te verrichten. Denk bijvoorbeeld aan het veranderen van hun relatiestatus op sociale media, ontvrienden van hun ex-partner, verwijderen van foto’s waar ze samen opstaan of het blokkeren van berichten in hun telefoon. Dit geheel noemen we een relationele reiniging.
Duck stelt dat er vijf algemene fases zijn tijdens het verbreken van de meeste relaties:
De manier waarop mensen hun relatie verbreken beïnvloedt vaak hun gevoelens tegenover elkaar naderhand.
Narratieven
Narratieven zijn verhalen die een verklaring van iemands ervaring vormen en zijn gevuld met beschrijvingen, gevoelens, interpretaties, verwachtingen, handelingen en verklaringen van gebeurtenissen, en brengen vaak orde in een opeenvolging van gebeurtenissen. Narratieven van het einde van relaties kunnen veel informatie geven over verschillende aspecten van relaties en echtscheidingen, en hebben verschillende functies. We kunnen dingen delen met anderen, onze emoties reguleren, we begrijpen de gebeurtenissen beter, we zijn gezonder en zorgen (als ze gedetailleerd zijn) voor een betere omgang met scheidingen.
Churning – bij elkaar terug komen na een break up. Churning is schadelijk voor relaties die na die tijd worden voortgezet. De tevredenheid zal afnemen en gevoelens van stress zullen toenemen. Aan de andere kant laat het zien dat een break up niet altijd zal leiden tot een permanente splitsing. Soms is het slechts een fase is een lange-termijn-relatie.
Na de ontbinding van een relatie verdwijnt de verbondenheid met elkaar in 60% van de gevallen geleidelijk. Een vijfde zegt sterker verbonden te zijn na de beëindiging. Ondanks de verschillende trajecten blijven ex-partners doorgaans een belangrijk deel van ons leven, in ieder geval voor een tijdje. Vooral het verliezen van een relatie die gekenmerkt werd door veel wederkerigheid en zelfverrijking is moeilijk te verwerken. Onze zelfconcepten moeten worden aangepast en dat kan een pijnlijk proces zijn. Gevoelens van boosheid en verdriet worden na verloop van tijd minder intensief en na ongeveer een maand hebben de meeste mensen het verlies vrijwel verwerkt. Belangrijk is dat het proces vaak minder erg is dan werd verwacht. Mensen met onveilige hechtingsstijlen, vooral degene die bang zijn voor afwijzing, hebben meer moeite om het verlies te verwerken. Het herkauwen van ons verlies vergroot het leed, terwijl reflectie wordt geassocieerd met positieve aanpassing en herstel.
Het einde van een huwelijk is vaak complexer. Een longitudinale studie, de German Socio-Economic Panel Study, liet zien dat mensen die gescheiden zijn jaren eerder al minder gelukkig waren en hun huwelijk al minder tevreden begonnen. Echtscheiding stopte een patroon van toenemende ontevredenheid en vergrootte tevredenheid met het leven, maar zelfs na jaren waren ze niet meer zo gelukkig als voor hun huwelijk. Degene die hertrouwen, doen dit doorgaans binnen vier jaar en wordt vaak gezien als een keerpunt voor gescheiden vrijgezellen die geassocieerd wordt met versterking van het welzijn. Ongeacht hertrouwen of niet, rapporteert ongeveer driekwart van de gescheiden mensen zes jaar later dat hun scheiding een goede keuze was. Deze aanpassing gaat echter niet zonder stress of verdriet. Tijdens een scheiding richten mensen zich tot hun vrienden en familie voor steun en vooral in het eerste jaar na de scheiding stijgt de samen doorgebrachte tijd. Desondanks verliezen mensen doorgaans ongeveer de helft van hun sociale netwerk en reageren niet alle overgebleven leden steunend. Ook zijn er financiële gevolgen. De financiële positie van vrouwen verslechtert vaak na het einde van een huwelijk. Maar het beeld wat hier nu van scheidingen wordt geschetst lijkt nu slechter dan dat het voor de meeste mensen uitpakt. Ongeveer 9 procent is na het beëindigen van hun huwelijk gelukkiger dan in de periode daarvoor. De economische status van mannen vermindert wel iets, maar zij leven vervolgens vaker alleen, waar vrouwen vaker de zorg van de kinderen op zich nemen. Gemiddeld gezien verlaagt de levensstandaard van vrouwen na een scheiding en verbetert die van mannen. Voor het milieu is het ook slechter wanneer mensen gaan scheiden: koppels verbruiken minder energie en grondstoffen.
Het aanpassen na het verlies van een partner is veel lastiger wanneer je partner is gestorven. Wanneer iemands partner overlijdt, zorgt dat voor een groot verlies, waarvan anderen de impact vaak niet begrijpen.
Er worden vier soorten na-huwelijkse relaties onderscheiden:
Kinderen van gescheiden ouders hebben gemiddeld een lager welzijnsniveau dan kinderen van ouders die getrouwd zijn. Hun psychologische ontwikkeling is slechter, ze ervaren meer depressies, angst en minder tevredenheid met het leven. Ook vertonen ze meer problematisch gedrag en zijn hun eigen volwassen relaties kwetsbaarder. Deze effecten zijn matig, maar wel betrouwbaar. Kinderen erven voor een deel een groter risico voor onstabiele huwelijken, bijvoorbeeld via bepaalde persoonlijkheidseigenschappen. Scheiding leidt echter ook tot een aantal invloedrijke stressoren: financiële problemen, verlies van een ouder, ouderlijke stress en familieconflicten.
Volgens het ouderlijk verlies (parental loss) perspectief, hebben kinderen profijt van de zorg van twee ouders en leidt het verlies van een van de ouders, door bijvoorbeeld scheiding, tot verminderd welzijn. Daarentegen stelt het ouderlijk stress (parental stress) model dat de kwaliteit en niet de kwantiteit van het ouderschap dat een kind ontvangt het belangrijkst is. Elke stressor die een ouder afleidt of verzwakt kan ongunstige effecten hebben. Een andere belangrijke stressor is een slechte financiële positie (economic hardship) en soms zijn het vooral de verarmde omstandigheden die zwaar belastend zijn voor het kind. Het meeste bewijs is er echter gevonden voor het ouderlijk conflict (parental conflict) model: het voorkomen van haatdragende interacties tussen ouders blijkt, ongeacht of er een scheiding plaatsvindt, gerelateerd te zijn aan grotere angst, minder vertrouwen, slechtere gezondheid en meer problematisch gedrag van kinderen. Het antwoord op de vraag of ouders bij elkaar moeten blijven voor de kinderen is dus afhankelijk van of ouders menselijk met elkaar om kunnen gaan of niet.
Twee belangrijke punten met betrekking tot de gevolgen voor kinderen:
Relatieonderhoud mechanismen (relationship maintenance mechanisms) zijn strategische handelingen die mensen vertonen om hun relaties te steunen. Ze zijn bestudeerd door twee verschillende scholen: wetenschappers geschoold in Rusbult’s investment model en vanuit de communicatiewetenschappen.
Mensen die meer toegewijd zijn aan hun relatie gedragen zich op zo’n manier dat de relatie behouden en verrijkt wordt, en conflicten worden vermeden. De perspectieven die mensen hebben veranderen op een aantal belangrijke manieren wanneer ze toegewijd zijn aan een relatie:
Andere onderhoudsmechanismen omvatten veranderingen in gedragingen:
De meest genoemde reden voor de beëindiging van een relatie is ontrouw. Mogelijk komt dit doordat het merendeel, 91 procent, ontrouw immoreel vindt en 62 procent het een reden vindt om te scheiden. Ontrouw wordt gezien als een vreselijk verraad dat het vertrouwen ernstig schaadt en de relatie verwoest, meer dan welke ander probleem. Twee adviezen voor wanneer je ontdekt dat je partner ontrouw is:
Canary en Stafford (communicatiewetenschappen) onderscheiden negen strategieën die helpen de relatie te onderhouden:
De belangrijkste voorspellers blijken positiviteit, bevestiging en eerlijke taakverdeling. In het onderzoek werd gevonden dat de effecten van deze strategieën gunstig zijn, maar wel kortstondig. Belangrijk is dus ook dat de gedragingen herhaald blijven worden.
Een manier om met relatieproblemen om te gaan is door ze zelf op te lossen. Niemand kent onze gevoelens beter dan wijzelf, maar aan de andere kant zijn onze waarnemingen van onszelf vrijwel altijd vertekend om een positief zelfbeeld te behouden. Er is veel advies beschikbaar via televisie, tijdschriften, zelfhulpboeken et cetera. Er zijn een aantal problemen met de adviezen die door leken wordt gegeven.
Het voordeel van zulke adviezen is wel dat het goedkoop is, dat het op eigen tempo aangenomen kan worden, dat de drempel minder hoog is dan bij formele therapie en het kan ook een positieve attitude en algemene aanmoediging geven.
Preventief onderhoud kan erg waardevol zijn. Investeren in het afstemmen van elkaars verwachtingen en communicatievaardigheden kan zich later terugbetalen. Het Prevention and Relationship Enhancement Program (PREP) is een van de bekendste preventieprogramma’s. Het duurt doorgaans vijf sessies waarin op de volgende onderwerpen gericht wordt:
Ook leren deelnemers de eerder besproken speaker-listener technique. Over het algemeen blijkt het PREP programma te werken. De gemiddelde persoon die eraan deelneemt, is beter af dan 79% van degene die niet deelnemen.
Er worden drie typen huwelijkstherapieën besproken: gedragstherapie, emotiegerichte therapie en inzichtgerichte therapie. Deze verschillen met betrekking tot de focus op (1) problematisch gedrag, gedachten of gevoelens; (2) hun focus op het individu of het koppel; (3) de nadruk op het verleden of op het heden.
Gedragstherapie met koppels (behavioral couple therapy, BCT) motiveert koppels om aangenamere en meer belonende partners te worden. Het richt zich op huidige interacties en probeert negatief en bestraffend gedrag te vervangen door meer positief en vrijgevig gedrag. Koppels leren dat communicatievaardigheden en gewenst gedrag kan opgewekt worden op een aantal manieren:
Een variant van BCT richt zich meer op de cognities en beoordelingen van de partners. Naast het aanmoedigen van gewenst gedrag, probeert cognitieve gedragstherapie voor koppels (cognitive-behavioral couple therapy, CBCT) een aantal manieren waarop partners over elkaar en hun relatie denken te veranderen. De therapie richt zich op de selectieve aandacht van het paar, de neiging om sommige dingen op te merken en andere dingen te negeren, en probeert redelijke verwachtingen, meer vergevende attitudes en beter passende relatieovertuigingen te implementeren. De therapie erkent patronen uit vorige relaties, maar richt zich hoofdzakelijk op de huidige patronen.
Een laatste variant is de geïntegreerde gedragstherapie voor koppels (integrative behavioral couple therapy, IBCT). Deze benadering probeert zowel gewenst gedrag te motiveren als de partners te leren accepteren dat er onverenigbaarheden zijn die niet veranderen. Een belangrijk doel van de therapie is om de partners functionele emotionele reacties te leren op ergernissen die ze sowieso tegen zullen komen. Acceptatie van elkaars imperfecties wordt bereikt door drie technieken:
De drie gedragsbenaderingen delen dus de focus op het gedrag dat partners bij elkaar vertonen, maar ze verschillen in toegevoegde elementen: BCT probeert het gedrag te veranderen, CBCT gedrag en cognities en IBCT gedrag en emoties.
Een redelijk nieuwe ontwikkeling is de emotiegerichte relatietherapie (emotionally focused couple therapy, EFCT), afgeleid van de hechtingstheorie. EFCT streeft ernaar relaties te verbeteren door de hechtingsveiligheid van de partners te verhogen. Het probeert disfunctionele patronen van emotionele communicatie te vervangen door gestructureerde interacties die zorgen dat de partners zich veilig, geliefd en verbonden voelen aan elkaar. Dit wordt gedaan in drie fases:
EFCT richt zich op huidige interacties en zowel individuele als interactieve bronnen van het probleem.
Tot slot zijn er nog huwelijkstherapieën die afgeleid zijn van de psychodynamische traditie van Freud. Deze benadering probeert de partners meer inzicht te geven in de problemen die ze uit vorige ervaringen hebben meegenomen. Een typisch voorbeeld wordt de inzichtgeoriënteerde relatietherapie (insight-oriented couple therapy, IOCT) genoemd. IOCT benadrukt individuele kwetsbaarheden. Het streeft ernaar mensen te helpen begrijpen hoe persoonlijke gewoonten en aannames die ze hebben ontwikkeld in andere relaties voor moeilijkheden zorgen in de huidige relatie. De primaire methode van IOCT is affectieve reconstructie (affective reconstruction): het proces waarin een persoon zich vroegere relaties opnieuw in beeldt in een poging de thema’s en copingstijlen te identificeren die conflicten met vroegere partners kenmerkten. Het inzicht dat hieruit voorkomt helpt partners milder te zijn over het gedrag van de ander.
Hoewel de zojuist besproken therapieën verschillen op een aantal punten, ondersteunt onderzoek de effectiviteit van alle drie. Geadviseerd wordt de therapie te kiezen die je het meest aantrekt. Hiervoor zijn drie redenen:
Huwelijkstherapie wordt nog te weinig gebruikt. Veel mensen scheiden zonder ooit in therapie te gaan of wachten tot het probleem heel ernstig is. Hoog opgeleide mensen zijn eerder geneigd hulp te zoeken. Mannen zijn minder geneigd therapie te zoeken dan vrouwen: ze erkennen later dat er problemen zijn, zijn minder overtuigd dat therapie helpt en zijn langzamer in het zoeken van therapie. Hoe eerder huwelijksproblemen worden aangepakt, hoe makkelijker ze op te lossen zijn.
De belangrijkste ingrediënten van een succesvol huwelijk blijken te zijn:
Studeren in het buitenland, stagelopen of onderzoek doen? Check welke verzekeringen voor jou van toepassing zijn via de JoHo Insurances Foundation, of bereid je vertrek naar het buitenland voor
Study or work abroad: check your insurance options
Add new contribution