Samenvatting bij Het Nederlands Vermogensrecht bij scheiding - Mourik - 5e druk


Wat zijn de aspecten van het huwelijk en de ontbinding daarvan? - Chapter 1

Inleiding, het huwelijk en de ontbinding daarvan

Het huwelijk is een geïnstitutionaliseerde relatievorm. Een definitie van het huwelijk ontbreekt in de wet, omdat ieder huwelijk andere afspraken en intenties kent. Het huwelijk is geen overeenkomst in vermogensrechtelijke zin.

Aan het institutionaliseren van een relatie zijn nadelen verbonden. Zo kan het zijn dat het instituut de relatie overleeft. Je kunt een huwelijk in stand laten, ondanks dat er geen sprake meer is van een relatie, omdat je de gevolgen van ontbinding van het huwelijk te groot vindt. Denk hierbij aan alimentatie en de rechterlijke tussenkomst.

Het huwelijk is een geïnstitutionaliseerde relatievorm. Een definitie van het huwelijk ontbreekt in de wet, omdat ieder huwelijk andere afspraken en intenties kent. Het huwelijk is geen overeenkomst in vermogensrechtelijke zin.

Wat zijn de algemene kenmerken van huwelijksvermogensrecht? - Chapter 2

Hoe onderscheiden de regels van huwelijksvermogensrecht zich?

Aan de hand van verschillende criteria kan onderscheid worden gebracht in de regels van huwelijksvermogensrecht:

  • Dwingende bepalingen en vorm vrije bepalingen.

  • Regels die extern (hoofdelijke aansprakelijkheid voor de ten behoeve van de huishouding aangegane verbintenissen) werken en regels die intern (verplichting tot getrouwheid) werken.

Wetshervormingen

  • Invoering BW in 1838 tot invoering Lex van Oven 1957;

  • Tot Lex van Oven: man had bestuur, een gehuwde vrouw was handelingsonbekwaam

  • Lex van Oven: mogelijkheid huwelijk op huwelijkse voorwaarden aan te gaan en opheffing handelingsonbekwaamheid van de vrouw;

  • Invoering Lex van Oven 1957 tot invoering Boek 1 nieuw BW op 1-1-1970;

  • Invoering Boek 1 nieuw BW op 1-1-1970 tot aanpassing BW 1 en 2 op 1-1-1992;

  • Art. 1:130 BW is ook van toepassing op huwelijkse voorwaarden die al tot stand zijn gekomen voor de invoering van het Boek 1 nieuw BW.

  • 1992: obligatoire rechtshandelingen worden niet meer als bestuurshandelingen aangemerkt.

  • Vanaf 1-1-1992 tot invoering geregistreerd partnerschap 1-1-1998;

  • Invoering geregistreerd partnerschap en openstelling van het huwelijk vanaf 1-1-1998. Sinds 2001 staat het huwelijk open voor personen van gelijk geslacht. Dit was één van de redenen om het huwelijksvermogensrecht te moderniseren.

  • 2001: eerste tranche. Afschaffing samenwoonplicht echtgenoten, een ‘lathuwelijk’ is toegestaan. vereenvoudiging procedure wijziging huwelijkse voorwaarden staande huwelijk (geen advocaat meer nodig; geen advertenties meer plaatsen, geen afwijzing door rechter als redelijke grond ontbreekt; rechterlijke goedkeuring mag alleen nog worden afgewezen bij benadeling schuldeisers of strijd met dwingend recht/goede zeden/openbare orde.))
  • 2002: tweede tranche. Verrekenbedingen in de wet opgenomen. Deze bepalingen zijn regelend recht, het is geen limitatieve opsomming van mogelijke verrekenbedingen.
  • 2012: derde tranche. Overgang van algehele gemeenschap van goederen naar beperkte gemeenschap van goederen.

Wat valt onder de wettelijke algehele gemeenschap van goederen?

Al het voorhuwelijks vermogen en alle erfrechtelijke verkrijgingen vallen in het Nederlandse stelsel van algehele gemeenschap van goederen in het beginsel in de gemeenschap. Er zijn voor- en tegenstanders van de algehele gemeenschap van goederen. Volgens de voorstanders is de wettelijke algehele gemeenschap van goederen het meest in overeenstemming met de ware aard van het huwelijk en is het door haar eenvoud het meest geschikt en begrijpelijk voor het volk.

Op dit onderdeel is de wet gebleven zoals deze was, maar de wettelijke algehele gemeenschap van goederen is niet meer het meest voor de hand liggende stelsel, nu echtscheidingen etc. steeds vaker voorkomen.

Bezwaren tegen het huidige stelsel van de wettelijke algehele gemeenschap van goederen:

  • Wat van nature privé is, valt nu wel in de gemeenschap. Denk aan erfenissen, giften en voorhuwelijks vermogen. Dit is niet een resultaat van beide echtelieden tijdens het huwelijk verkregen. Nederland is het enige land waar dit stelsel zo werkt met voorhuwelijks vermogen.

  • Ook schulden vallen in de gemeenschap. Dit kan negatief uitpakken voor de echtgenoot die hier niet van op de hoogte is.

Binnen en huwelijk kan, naast het huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap, een eenvoudige gemeenschap bestaan. Zo’n gemeenschap bestaat vaak wanneer echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld met een verrekenbeding. Op een eenvoudige gemeenschap is de regeling van titel 7 boek 3 BW van toepassing. Dit betekent dat er andere regels dan de wettelijke gemeenschap van goederen van toepassing zijn.

Aansprakelijkheid: hij die aangesproken kan worden tot het verrichten van de prestatie. Meestal is dit de contractspartij, maar soms kan er ook sprake zijn van wettelijke aansprakelijkheid. Denk hierbij aan de verplichting tot schadevergoeding vanwege een onrechtmatige daad. Tussen schuldeiser en schuldenaar, dus tussen personen.

Draagplicht: voor wiens rekening komt de prestatie uiteindelijk. Bij algehele gemeenschap van goederen is dit doorgaans 50-50. Ten laste van wiens vermogen komt uiteindelijk de schuld. Verhaalbaarheid: waarop de vordering verhaalbaar is. Vermogen uitwinnen, dus tussen vermogens.

Als uitgangspunt geldt dat een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van de schuldenaar kan verhalen. (art. 3:276 BW)

Het nominaliteitsbeginsel houdt in dat verplichting tot betaling van een geldsom wordt voldaan door betaling van het nominale bedrag. Er wordt dus geen rekening gehouden met waardestijging of waardedaling. Slechts in bijzondere gevallen kunnen de redelijkheid en billijkheid leiden tot een correctie.

Welke rechten en plichten kennen echtgenoten? - Chapter 3

Wat zijn de rechten en plichten?

Titel 6 boek 1 BW is dwingend recht. Met uitzondering van art. 1:84 lid 1 en 2 BW en art. 1:87 BW. Deze titel is niet van toepassing op de van tafel en bed gescheiden echtgenoten.

Het Nederlands internationaal privaatrecht is gecodificeerd in boek 10 BW

Art. 10:35 BW: persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen echtgenoten onderling worden beheerst door het recht dat echtgenoten hebben aangewezen. Echtgenoten kunnen slecht aanwijzen: het recht van de staat van een gemeenschappelijke nationaliteit of het recht van de staat waar zij hun gewone verblijfplaats hebben. Het kan voorkomen dat echtgenoten geen recht aanwijzen. Dan worden de rechtsbetrekking beheerst door: het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit, bij gebreke daarvan het recht van de staat van hun verblijfplaats, bij gebreke daarvan het recht van de staat waarmee ze het nauwst verbonden zijn.

Als een van de echtgenoten, of beide echtgenoten, meerdere nationaliteiten bezit(ten) dan wordt geen van deze nationaliteiten als gemeenschappelijk aangemerkt.

Art. 1:81 BW: in dit artikel staat de kern van de zorgrelatie tussen echtgenoten, namelijk getrouwheid en het nodige verschaffen in financieel en geestelijk opzicht. ‘Het nodige verschaffen’ is een onduidelijk zinsdeel, dit moet worden ingevuld. Je moet onderscheid maken tussen de inkomsten sfeer en de vermogenssfeer.

Art. 1:82 BW: verzorging en opvoeding van de kinderen. Dit artikel heeft alleen betrekking op de minderjarige kinderen, gedurende het huwelijk. De verplichting eindigt dus als het huwelijk eindigt.

Art. 1:83 BW: het recht op informatie. Echtgenoten moeten elkaar desgevraagd inlichtingen verstrekken over het gevoerde bestuur, maar ook over de stand van hun schulden. Dit is dwingend recht, dus verplicht. Dit artikel is niet bedoeld als algemene verplichting om verantwoording af te leggen of het bestuur. Als een van de echtgenoten voor het huwelijk weigert de inlichtingen te verschaffen, is het aan de andere aanstaande echtgenoot om hieruit conclusies te trekken en een beslissing te maken.

Art. 1:84 BW: kosten van de huishouding. Lid 1: draagplicht. Lid 2: bijdrageplicht. Kosten van de huishouding omvatten kosten die worden gemaakt ter bevrediging van de normale behoefte van het gezin. De bijdrageplicht en draagplicht worden evenredig verdeeld. Afrekening moet periodiek plaatsvinden, omdat van deze kosten veelal geen nauwkeurige administratie wordt bijgehouden. Geschillen over dit artikel kunnen op verzoek van beide echtgenoten of één van hun aan de rechtbank worden voorgelegd.

Art. 1:85 BW: dit artikel gaat over de aansprakelijkheid voor de gewone gang van de huishouding. Het was de bedoeling dat dit artikel geschrapt zou worden, maar dat is niet gebeurd. De rechter kan wel, als er gegronde redenen voor zijn, op verzoek bepalen dat een van de echtgenoten niet aansprakelijk voor een aangegane verbintenis.

Art. 1:87 BW: vermogensverschuivingen tussen echtgenoten komen vaak voor en hier worden maar zelden afspraken over gemaakt. Dit artikel bepaalt dat indien een echtgenoot ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een goed verkrijgt dat tot zijn eigen vermogen zal behoren, of indien ten laste van het vermogen van de andere echtgenoot een schuld ter zake van een tot zijn eigen vermogen behorend goed wordt voldaan of afgelost, voor de eerstgenoemde echtgenoot een plicht tot vergoeding ontstaat.

Art. 1:88 BW: gezinsbeschermende bepalingen. Het toestemmingsvereiste uit dit artikel houdt een beperking in de handelingsbevoegdheid in, maar niet een beperking van de handelingsbekwaamheid. Slechts voor bepaalde rechtshandelingen is toestemming nodig van de andere echtgenoot om ze te kunnen verrichten. Deze rechtshandelingen zijn zogenaamde rechtshandelingen die gevaarlijk zijn voor het gezin. Opvallend is dat het lenen van geld hier niet onder valt, terwijl het wel gevaarlijk kan zijn. Het doel van de wetgever met dit artikel is de echtgenoten tegen elkaar te beschermen. Dit artikel is dwingend recht en geldt voor alle gehuwden, ongeacht het huwelijksvermogen regime wat gekozen is. Het geldt dus voor huwelijken met algehele gemeenschap van goederen, maar ook voor huwelijken met koude uitsluiting.

In geval van executoriale verkoop of verkoop door een curator is geen toestemming vereist. Ook als de rechter een echtgenoot verplicht tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling is geen toestemming van de andere echtgenoot vereist.

Als voor de rechtshandeling een vorm is voorgeschreven, dan moet de toestemming van de echtgenoot schriftelijk worden gegeven.

Toelichting art. 1:88 lid 1:

  • Onder a: de echtelijke woning en de inboedel. Wat valt hieronder?

  1. Opzeggen van huurovereenkomsten
  2. Splitsing van een gebouw waarin een gedeelte van de echtelijke woning zit
  3. Als echtgenoten hangende de scheidingsprocedure niet samen wonen, wordt de eigenlijke echtelijke woning nog steeds als echtelijke woning beschouwd.
  4. Woonwagen en woonboot
  5. Tweede woning
  6. Niet: vakantiewoning
  7. Delen van de onroerende zaak waarop de woning is gebouwd: tuin.
  8. Niet: testament. Als de ene echtgenoot in zijn testament de andere echtgenoot onterfd, kan deze laatstgenoemde geen beroep doen op dit artikel.
  • Onder b: giften. Toestemming is alleen nodig voor bovenmatige, niet gebruikelijke giften. Uitzonderingen op de toestemming zijn daardoor:

  1. Gebruikelijke, niet bovenmatige giften

  2. Giften die pas worden uitgevoerd na het overlijden van degene die geeft, hierdoor wordt het een soort legaat.

  • Onder c: zekerheidsverschaffing voor schulden van derden

  1. Toestemming is volgens de Hoge Raad niet vereist als het gaat om het verlenen van borgtocht voor het huwelijk

  2. Geen toestemming is vereist als de strekking van de rechtshandeling niet is dat de echtgenoot hoofdelijk medeschuldenaar is. Denk hierbij aan het aangaan van een VOF, de hoofdelijke aansprakelijk van de vennoten vloeit voort uit de wet.

  3. Geen toestemming is vereist bij de normale uitoefening van het beroep of bedrijf. Dit geldt alleen als de zekerheidsverschaffing een uitoefening van het eigen beroep of bedrijf vormt, het moet dus restrictief worden uitgelegd. De rechtshandeling moet kenmerkend zijn voor het bedrijf of beroep.

  • Onder d: koop op afbetaling

  1. Het is gek dat je voor koop op afbetaling wel toestemming nodigt hebt van de echtgenoot, maar voor een geldlening niet, omdat het eigenlijk bijna hetzelfde is.

Wat als de toestemming ontbreekt?

  • Er wordt door de andere echtgenoot een beroep gedaan op het toestemmingsvereiste, dan wordt de rechtshandeling vernietigd. Deze vernietiging kan met of zonder inschakeling van de rechter plaatsvinden. De vernietiging moet wel binnen drie jaren plaatsvinden, ander is er sprake van verjaring. Er wordt dan gerekend vanaf het moment dat de rechtshandeling de andere echtgenoot ter kennis is gekomen. Alleen de andere echtgenoot kan een beroep doen op de vernietigingsgrond, dus niet een derde. Het einde van het huwelijk of een scheiding van tafel en bed hebben geen invloed op de bevoegdheid tot het inroepen van vernietiging. Als de andere echtgenoot een beroep op de vernietigingsgrond doet, kan een derde zich nog wel verweren, waardoor een beroep dus niet altijd gehonoreerd wordt.

  • De echtgenoot kan de rechtshandeling ook alsnog accorderen. Als je als andere echtgenoot afstand doet van de bevoegdheid tot het doen van een beroep op de vernietigingsgrond, dan bevestig je de rechtshandeling alsnog.

  • De echtgenoot laat niets van zich horen. Je mag dan aan de andere echtgenoot een termijn stellen, als deze termijn is verstreken, vervalt de bevoegdheid om een beroep te doen op een vernietigingsgrond.

Art. 1:90 BW: bestuur. Wat valt onder bestuur? het met uitsluiting van de andere echtgenoot uitoefenen van de aan een goed verbonden bevoegdheden, daaronder begrepen de bevoegdheid tot beschikking en de bevoegdheid om ten aanzien van dat goed feitelijke handelingen te verrichten en toe te laten, onverminderd de bevoegdheden tot gebruik en genot die de andere echtgenoot overeenkomstig de huwelijksverhouding toekomen.

Bestuur ziet zowel op het bestuur over de eigen goederen, als over de goederen van de gemeenschap.

Overlaten van bestuur: echtgenoot vindt uitdrukkelijk of stilzwijgend goed dat goederen die juridisch onder zijn bestuur staan, door de andere echtgenoot worden bestuurd.

Bestuursaanmatiging: ene echtgenoot trekt bestuur dat de andere echtgenoot uitoefent aan. Hierbij zijn drie mogelijkheden te onderscheiden:

  • Verzet.

  • Toetredingsbevoegdheid.

  • Niets doen.

Art. 1:91 BW: bestuursoverdracht. Als de ene echtgenoot niet in staat is om zijn goederen of die van de gemeenschap te besturen, kan de andere echtgenoot de rechter verzoeken het bestuur overgedragen te krijgen, met uitsluiting van de eerst genoemde echtgenoot.

Wat houdt wettelijke gemeenschap van goederen in? - Chapter 4

Wat is wettelijke gemeenschap van goederen?

Er is sprake van gemeenschap van goederen als echtgenoten geen huwelijkse voorwaarden hebben opgesteld.

Kenmerken algehele gemeenschap van goederen:

  • Boedelmenging. De gemeenschap omvat alle goederen van echtgenoten. De echtgenoten zijn samen gerechtigd tot de gemeenschap. In beginsel vallen dus ook alle schulden in de gemeenschap. Uitzonderingen zijn schulden op goederen die niet in de gemeenschap vallen en verknochte schulden. Als de gemeenschap wordt ontbonden, maar er sprake is van een gemeenschapsschuld, blijven beide echtgenoten aansprakelijk. Art. 1:99 BW regelt de ontbinding van de gemeenschap.

  • Bestuursregeling (leer van de formele verkrijging: echtgenoot van wiens zijde de goederen in de gemeenschap zijn gevallen, 1:97);

  • Bijzondere regeling van aansprakelijkheid en de verhaalspositie van schuldeisers en de onderlinge draagplicht.

Niet alles valt onder de algehele gemeenschap van goederen. Echtgenoten kunnen daarnaast ook eigen goederen bezitten, zoals: uitsluitingsclausule, bijzondere verknochtheid, vruchtgebruik en pensioen. (zie art. 1:94 BW)

Wij kennen nu geen gemeenschappen van vruchten en inkomsten en gemeenschappen van winst en verlies meer. De vervallen wettelijke bepalingen die van toepassing waren op deze gemeenschappen blijven wel gelden op deze gemeenschappen die al reeds voor de wijzigingen waren overeengekomen.

Bestuur:

  • Collectief (echtgenoten zijn gezamenlijk bevoegd);

  • Privatief (één echtgenoot met uitsluiting van de ander bevoegd);

  • Cumulatief (beide echtgenoten zijn afzonderlijk bevoegd).

Wij kennen een gemengd collectief/privatief/cumulatief stelsel van bestuur. Dit komt goed tot uitdrukking in art. 1:97 BW.

  • Lid 1 eerste zin: privatief

  • Lid 1 tweede zin: cumulatief

  • Lid 2: privatief en collectief

Op goederen die niet tot de gemeenschap behoren is de bestuursregeling van art. 1:97 BW ook niet van toepassing. Wel zijn art. 1:90 BW tot en met art. 1:92 BW van toepassing op deze goederen.

Wat valt in de huwelijksgemeenschap?

In art. 1:94 lid 1 BW is bepaald dat op het moment van de voltrekking van het huwelijk er van rechtswege een gemeenschap van goederen ontstaat. Hier kan wel van worden afgeweken, namelijk bij huwelijkse voorwaarden. In de gemeenschap vallen in beginsel alle goederen van de echtgenoten, maar ook alle schulden. In art. 1:94 lid 2 tot en met lid 5 worden de uitzonderingen op deze regel genoemd.

De zaaksvervangingsregel van art. 1:95 BW is een regel speciaal voor de huwelijksgemeenschap. Deze regel houdt in dat wanneer een echtgenoot een goed anders dan om niet verkrijgt, buiten de gemeenschap kan blijven, mits de verkrijging van dit goed voor meer dan de helft ten laste komt van zijn eigen vermogen. Dit moet worden beoordeeld naar het moment van de verkrijging. Als het goed met minder dan de helft eigen vermogen is verkregen, valt het in de gemeenschap. Het is dus niet mogelijk om het deels in de gemeenschap te laten vallen en deels niet. Het valt of in de gemeenschap, of niet.

Verknochtheid

Onvervreemdbare en hoogst persoonlijke rechten (recht van gebruik en bewoning, recht op pensioen, recht op alimentatie) en schulden. Deze kunnen slechts in de gemeenschap vallen voor zover het karakter van de goederen zich hier niet tegen verzet.

HR: of een goed verknocht is en zo ja in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt, hang af van de aard van dat goed zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald.

Drie categorieën van vermogensrechten die verknocht kunnen zijn:

  • rechten gebaseerd op zeer persoonlijke relaties;

  • hoogstpersoonlijke vermogensrechten;

  • vermogensrechten met zwakke persoonlijke verknochtheid.

Verknochte goederen:

  • Aandeelhouderschap: lidmaatschapsverhouding.

  • Schadevergoeding wegens toekomstig nadeel.

  • Immateriële schadevergoeding (hoogstpersoonlijk leed); sinds de HR in 1997 om ging.

Niet verknochte goederen (vallen dus wel in de gemeenschap):

  • Wilsrechten in het erfrecht (aanspraak op overdracht goederen 4:19-22) en aanspraak op een beroep te doen op legitieme porties vallen in de algehele gemeenschap van goederen.

  • Recht van vruchtgebruik en recht op lijfrente vallen in de algehele gemeenschap van goederen, ondanks dat ze persoonlijk zijn. Reden: beiden zijn vervreemdbaar (bij lijfrente: tenzij anders bepaald).

  • Onder bewind staande goederen.

  • Aandelen in eenvoudige gemeenschappen vallen in principe in de algehele gemeenschap van goederen.

  • Aandeelhouderschap: vorderingsrecht.

  • Overdraagbare vergunningen.

  • Zakelijke goodwill.

  • Pensioen (HR Boon-van Loon).

  • Recht op polis levensverzekering.

  • Schadevergoeding ter delging van pure vermogensschade.

  • Rehabilitatie-uitkeringen Indische oorlogsslachtoffers.

Schulden

Gemeenschapsschulden zijn verhaalbaar op goederen van de gemeenschap en op eigen goederen van de schuldenaar. Eigen schulden zijn verhaalbaar op eigen goederen en op gemeenschapsgoederen. In art. 1:94 lid 5 zijn de schulden te vinden die niet tot de gemeenschap behoren. Een voorbeeld hiervan is een alimentatieschuld, deze behoort niet tot de gemeenschap van goederen. Ten onrechte verstrekte bijstandsuitkeringen behoren wel tot de gemeenschap van goederen en kunnen dus op de gemeenschap en de echtgenoten worden verhaald. Ook schulden in verband met de afwikkeling van het huwelijk behoren tot de gemeenschap.

De huwelijksgemeenschap kan geen obligatoire rechtshandelingen omvatten. Het verrichten van obligatoire rechtshandelingen valt immers niet meer onder het bestuur.

Het beginsel van contractsvrijheid

Dit beginsel kent twee kanten, enerzijds mag je zelf weten met je je in een contract wil binden, daar tegenover staat dat je geen contractspartner opgedrongen kunt krijgen. In het kader van het huwelijksvermogensrecht zijn op dit beginsel een paar uitzonderingen:

  • Art. 6:249 BW: rechtsgevolgen van een overeenkomst gelden mede voor de rechtsverkrijgenden onder algemene titel. In geval van de verdeling van een nalatenschap gelden de rechtsgevolgen van een overeenkomst niet mede voor de kinderen van de erflater.

Overeenkomsten worden niet door boedelmenging gemeenschappelijk.

Dit is anders bij het huurrecht, het genot van huur valt wel in een beperkte gemeenschap.

Verkrijgingen met uitsluitingsclausule

De uitsluitingsclausule is gebaseerd op art. 1:94 lid 2 letter a BW. Het bijzondere van een uitsluitingsclausule is dat een derde invloed kan uitoefenen op de huwelijksgemeenschap. Immers, een derde kan bepalen (in een testament) dat een goed niet in enige huwelijksgemeenschap kan vallen, hierdoor valt een goed van rechtswege niet in de gemeenschap. De uitsluitingsclausule omvat meestal al hetgeen dat krachtens erfrecht wordt verkregen.

Bij een gift moet de uitsluitingsclausule direct worden toegevoegd, als de gift eenmaal is gedaan kan niet meer een uitsluitingsclausule worden toegevoegd.

Een uitsluitingsclausule is dwingend, dat betekent dat echtgenoten er niet bij huwelijkse voorwaarden van af kunnen wijken. Degene die heeft verkregen is uiteraard wel vrij om over het goed te beschikken en kan besluiten het te schenken aan iemand anders, bijvoorbeeld de echtgenoot.

Iemand die een goed met uitsluitingsclausule verkrijgt, kan van dit goed ook vruchten verkrijgen. Vallen deze vruchten dan wel in de gemeenschap? Ja, zie art. 1:94 lid 4 BW, de vrucht moet dan wel een verrijking inhouden.

Voorwaardelijke uitsluitingsclausules:

  • Er wordt een ontbindende voorwaarde aan de uitsluitingsclausule verbonden: de clausule geldt, maar komt te vervallen indien het huwelijk door overlijden van de verkrijger eindigt.

  • Er wordt een opschortende voorwaarde aan de uitsluitingsclausule verbonden: de clausule geldt niet, tenzij het huwelijk eindigt vanwege een andere reden dan overlijden. (echtscheiding)

Voorwaardelijke uitsluitingsclausules moeten wel geldig worden geacht, ondanks het gekke feit dat door de voorwaarden een goed van de huwelijksgemeenschap naar een privé vermogen kan verhuizen. Er wordt wel naar voren gebracht dat een dergelijke voorwaarde de rechtszekerheid aantast, maar eigenlijk valt dit reuze mee, omdat degene die het goed heeft verkregen ook altijd beschikt en het bestuur heeft over het goed.

Een alternatief voor de voorwaardelijke uitsluitingsclausule is de voorwaardelijke verrekening. Dit houdt in dat wanneer het huwelijk wel eindigt door overlijden, de waarde van het goed in de gemeenschap valt en dus in de verdeling wordt betrokken. Dit kan, omdat de erflater alleen heeft willen bewerkstelligen dat het goed bij de juiste persoon terecht komt en niet in enige gemeenschap valt, over de waarde van het goed in een gemeenschap, wordt niets gezegd. Deze voorwaardelijke verrekening is ingewikkeld om goed toe te passen. Het zal goed geformuleerd moeten worden en in de huwelijkse voorwaarden moeten worden opgenomen, voordat het werking kan hebben.

Schulden

Alle schuldeisers hebben verhaal op de gemeenschap, zie 1:95 en 1:96. Betreft het een eigen schuld, dan kan de andere echtgenoot verwijzen naar eigen goederen van de schuldenaar. Verhaal op de gemeenschap van een eigen schuld leidt tot een vergoedingsplicht (récompense). Als een gemeenschapsschuld wordt voldaan uit eigen goederen, dan ontstaat een reprise. Als er een negatief saldo ontstaat door het aflossen van een gemeenschapschuld, moeten beide echtgenoten een deel van hun eigen vermogen in leggen om dit saldo weer minstens nul te maken.

Het indienen van een verzoek tot echtscheiding, ontbindt de huwelijksgemeenschap.

Schulden die na de ontbinding van de gemeenschap ontstaan zijn eigen schulden. Goederen die na de ontbinding worden verkregen zijn eigen goederen.

Ontbinding van de gemeenschap: aansprakelijkheid van de contractspartij blijft in stand. Was de schuld een gemeenschapsschuld, dan ontstaat door de ontbinding naast aansprakelijkheid voor het geheel van de schuldenaar, een aansprakelijkheid van de helft voor de (gewezen) echtgenoot-niet schuldenaar. Zie art. 1:102 (verhaalsaansprakelijkheid).

Een vordering van de ene echtgenoot op de ander, gaat niet teniet door vermenging.

Welke aspecten kent de ontbonden wettelijke gemeenschap van goederen? - Chapter 5

Hoe kunnen wettelijke gemeenschap van goederen worden ontbonden?

Alleen in geval van overlijden, worden het huwelijk en de gemeenschap tegelijk ontbonden. Als er geen sprake is van overlijden, dan wordt de gemeenschap ontbonden doordat één van de echtgenoten of de echtgenoten samen, een verzoek tot echtscheiding indienen (art. 1:99 BW). Het huwelijk eindigt bijvoorbeeld doordat de echtscheiding wordt ingeschreven in de registers (art. 1:149 BW)

Ook voor de scheiding van tafel en bed geldt dat de gemeenschap bij het verzoek daartoe, wordt beëindigd, omdat je er van uit kan gaan dat de onderlinge solidariteit die aan het huwelijk ten grondslag ligt, niet meer aanwezig is.

Als het verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt ingetrokken, dan herleven van rechtswege de gevolgen van de gemeenschap, alsof er geen verzoek tot scheiding was gedaan en dus alsof de gemeenschap nooit ontbonden is geweest. Het intrekken van een verzoek noem je verzoening. Er is dan geen sprake meer van een aankomende scheiding. Verzoening moet worden ingeschreven in het huwelijksgoederen register, zodat ook voor derden duidelijk is dat de gewone regels van een gemeenschap weer van toepassing zijn.

Na ontbinding van de gemeenschap: bepalingen van BW 1 niet meer van toepassing; het is dan een bijzondere gemeenschap waarop BW 3 titel 7 van toepassing is. Zie art. 3:170 en 3:171 voor beheer en beschikkingsbevoegdheid.

Volgens art. 1:99 lid 1 onder D BW kan de gemeenschap ook eindigen door een opheffingsbeschikking van de rechter. Tot zo’n beschikking kun je verzoeken als de andere echtgenoot op lichtvaardige wijze schulden maakt, goederen van de gemeenschap verspilt, handelingen verricht die indruisen tegen het bestuur van de andere echtgenoot of weigert de nodige inlichtingen te geven over de goederen in de gemeenschap.

Indien hiervan sprake blijkt te zijn en het geding binnen zes maanden hierna wordt uitgesproken, is de echtgenoot verplicht de schade te vergoeden aan de gemeenschap. (art. 1:111 lid 1 BW)

Volgens art. 1:99 lid 1 onder E BW, kan de gemeenschap ook eindigen door het beëindigen van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden. Het tijdstip van de beëindiging is dan het tijdstip van sluiten van de overeenkomst tot beëindiging.

Ook de invoering van huwelijkse voorwaarden gedurende een huwelijk met algehele gemeenschap van goederen, kan de gemeenschap doen eindigen.

De positie van de schuldeisers wordt geregeld in art. 1:102. Ontbinding heeft geen invloed op de contractsposities. Ieder van de echtgenoten blijft volledig aansprakelijk voor de door hem aangegane schulden; het maakt dus niet uit in dit opzicht of iets een gemeenschapsschuld of eigen schuld is. Ontbinding heeft ook geen beperking van de verhaalsmogelijkheden tot gevolg.

Inningsbevoegdheid

Hoofdregel: 3:170 lid 2: vorderingen die tot de ontbonden gemeenschap behoren, staan onder het bestuur van de echtgenoten gezamenlijk. Veelal is slechts 1 van beiden contractspartij. Schuldenaar zal bevrijdend kunnen betalen aan de schuldeiser; met de ontbinding heeft hij niets van doen.

Hier kun je van afwijken: bij beheersregeling overeenkomstig art. 3:168 BW en bij overeenkomst op grond van art. 6:16 BW.

De positie van de schuldeisers wordt geregeld in art. 1:102. Ontbinding heeft geen invloed op de contractsposities. Ieder van de echtgenoten blijft volledig aansprakelijk voor de door hem aangegane schulden; het maakt dus niet uit in dit opzicht of iets een gemeenschapsschuld of eigen schuld is. Ontbinding heeft ook geen beperking van de verhaalsmogelijkheden tot gevolg.

Uitbreiding van de verhaalsmogelijkheden art. 1:102: echtgenoot-niet schuldenaar wordt door de ontbinding van de gemeenschap voor de helft mede-aansprakelijk voor de op het moment van ontbinding bestaand gemeenschapsschulden (hij wordt mede-aansprakelijk al schuldenaar; hij wordt niet mede-contractspartij). Dwingendrechtelijke regel: wat de onderling afgesproken draagplicht van de gemeenschapsschulden ook is, na ontbinding kunnen de schuldeisers de echtgenoot die de schuld is aangegaan voor het geheel aanspreken en de andere echtgenoot voor de helft. Als de andere echtgenoot dit niet wenst, dan moet hij binnen 3 maanden afstand doen (1:103).

Door afstand wordt men ontheven van de aansprakelijkheid en draagplicht voor schulden waarvoor men voor de ontbinding niet aansprakelijk was. Afstand is een eenzijdige rechtshandeling. Je blijft nog wel aan aansprakelijk voor schulden waarvoor je voor de ontbinding al aansprakelijk was (waaronder 1:85 gewone gang huishouding) en daarvoor wordt je voor het geheel draagplichtig (voor de afstand was dit de helft). Afstand leidt niet tot verkleining van de verhaalsmogelijkheid van schuldeisers.

Bestuur

Goederen op naam die worden aangeschaft door een echtgenoot met aanwending van geld of goederen uit de gemeenschap, komen op naam van degene die ze verkrijgt, niet op naam van de deelgenoten van de gemeenschap waartoe het goed of de goederen behoorden.

Een (ex-)echtgenoot kan niet beschikken over zijn aandeel in een tot de gemeenschap behorend goed afzonderlijk en zijn schuldeisers kunnen een zodanig aandeel niet uitwinnen zonder toestemming van de andere (ex-)echtgenoot (art. 3:190 lid 1 BW).

Iedere echtgenoot kan vorderen dat de verdeling aanvangt met een boedelbeschrijving (art. 3:194 lid 1 BW). Zaken die tot een ontbonden huwelijksgemeenschap behoren, kunnen worden verzegeld met verlof van de kantonrechter (art. 658 Rv). Art. 3:194 lid 2 BW vermeldt dat de echtgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoekmaakt of verborgen houdt, zijn aandeel in die goederen aan de andere echtgenoot verbeurt.

Peilmoment

Met peilmoment kan allereerst worden bedoeld het moment vanaf welk boedelmenging eindigt en de ontbonden huwelijksgemeenschap vóór verdeling vatbaar wordt. Vanaf dat moment vallen niet meer in beginsel alle goederen en schulden in de huwelijksgemeenschap.

Met peilmoment kan ook worden bedoeld dat een verdeling geschiedt naar de stand (samenstelling) van de tot een gemeenschap behorende goederen en schulden per een bepaald moment, liggende voor het moment van verdeling, doch na het moment van ontbinding. Het is het moment waarop wordt bepaald welke goederen en schulden allemaal verdeeld moeten worden en meestal ook welke waarde daaraan wordt toegekend.

Vordering tot verdeling

Als hoofdregel in ons gemeenschapsrecht staat nog steeds het beginsel voorop dat elke deelgenoot uit de onverdeeldheid moet kunnen geraken (art. 3:178 BW). Iedere echtgenoot kan verdeling van de gemeenschap vorderen, tenzij uit de aard van de gemeenschap of uit de wet anders voortvloeit. Een dergelijke vordering kan niet verjaren.

Verdeling

De vormvereisten van de verdeling op zich worden geregeld in art. 3:183 BW: de verdeling is vormvrij, maar er worden wel eisen gesteld aan de uitvoering van de verdeling (de levering) in art. 3:186 BW.

Nietige en vernietigbare verdelingen

Hoofdregel is dat een verdeling waaraan niet alle deelgenoten en alle andere personen wier medewerking vereist was medewerken, nietig is, tenzij zij is geschied bij een notariële akte, in welk geval zij slechts kan worden vernietigd op vordering van degene die niet aan de verdeling heeft deelgenomen.

Wat zijn huwelijkse voorwaarden? - Chapter 6

Wat valt onder huwelijkse voorwaarden?

Huwelijkse voorwaarden moeten worden vastgesteld in een notariële akte. Er zijn verschillende definities van huwelijkse voorwaarden, maar volgens de literatuur is dit de beste: “Huwelijkse voorwaarden zijn overeenkomsten tussen echtgenoten waarvan de wet voorschrijft dat die slechts bij notariële akte geldig kunnen worden verricht.” De grosse van een akte van huwelijkse voorwaarden verschaft een executoriale titel.

Huwelijkse voorwaarden zijn ook geldig als ze niet zijn ingeschreven, maar in dat geval is er geen werking naar derden.

Uitsluiting van iedere gemeenschap voorkomt het ontstaan van een huwelijks vermogensrechtelijke onverdeeldheid. In art. 1:130 BW staat vermeld dat de goederen die je buiten de gemeenschap van goederen wil houden in de akte van huwelijkse voorwaarden moeten staan, om daadwerkelijk werking te hebben tegenover derden. Als er een geschil ontstaat tussen de echtgenoten aan wie een goed toebehoort, en blijkt niet duidelijk uit de akte van de huwelijkse voorwaarden aan wie het goed toebehoort, dan behoort het aan ieder van de echtgenoten voor de helft toe. (art. 1:131 lid 1 BW) Er wordt veel gebruik gemaakt van een bewijsovereenkomst, hierdoor wordt afgeweken van het wettelijk bewijsrecht en kunnen dus sommige bewijsmiddelen worden uitgesloten en andere bewijsmiddelen kunnen dwingend bewijs opleveren.

Het huwelijksgoederenregister is een openbaar register dat bij elke rechtbank wordt gehouden. Hierin moeten de huwelijkse voorwaarden worden ingeschreven. Inzage in dit register is kosteloos, maar de inschrijving en het verstrekken van stukken niet. Bepalingen die in dit register zijn ingeschreven, kunnen worden tegengeworpen aan derden, mits zij minstens 14 dagen in het register ingeschreven staan.

Voor 1957 gold het onveranderlijkheidsbeginsel: eenmaal overeengekomen huwelijkse voorwaarden konden niet worden gewijzigd. Hierin is verandering gekomen, tegenwoordig kun je staande het huwelijk de huwelijkse voorwaarden wijzigen, maken of opheffen. Een wijziging komt regelmatig voor, omdat de situatie aan verandering onderhevig is. Denk aan de geboorte van kinderen. Voor 2012 kon je huwelijkse voorwaarden pas na één jaar huwelijk wijzigen en was goedkeuring van de rechter nodig. Dit is nu losgelaten.

Het maken en wijzigen van de huwelijkse voorwaarden is nu geheel aan de notaris overgelaten.

Onacceptabele voorwaarden: huwelijkse voorwaarden wijzigen en met terugwerkende kracht laten werken, de huwelijkse voorwaarden dusdanig wijzigen dat er een bovenmatig voordeel voor één van de echtelieden ontstaat, in de huwelijkse voorwaarden een beding opnemen dat bij overlijden van één van de echtgenoten een algehele gemeenschap van goederen zal ontstaan etc.

Acceptabele voorwaarden: huwelijkse voorwaarden met een ongelijke verdeling bij echtscheiding, wijzigen van de huwelijkse voorwaarden met het oog op de aanstaande echtscheiding etc.

Dozy clausule

Deze clausule houdt in dat beide echtgenoten zich jegens de schuldeisers hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de ten tijde van de ontbinding van de huwelijksgemeenschap bestaande schulden.

Een dergelijke clausule kan nu niet meer worden gesteld, maar komt nog wel veel voor in al bestaande huwelijkse voorwaarden.

In art. 1:102 BW is de dozy clausule eigenlijk gecodificeerd. Ieder van de echtgenoten blijft geheel aansprakelijk voor de schulden waarvoor hij voordien aansprakelijk was. Voor de andere gemeenschapsschulden is men na ontbinding van de gemeenschap hoofdelijk aansprakelijk, maar slechts kan worden uitgewonnen hetgeen door hem of haar uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap is verkregen. Het is dus niet langer mogelijk dat het gehele vermogen wordt uitgewonnen.

Overdrachtsbelasting

Door gebruik te maken van de wettelijke gemeenschap van goederen kan overdrachtsbelasting, denk aan een woning, bespaard worden. Hoe zit dat bij verreken bedingen? Als een verrekenbeding mede ziet op de waarde ontwikkeling van een onroerende zaak, dan is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

Schenkbelasting

Door gebruik te maken van de wettelijke gemeenschap van goederen kan het betalen van schenkbelasting worden voorkomen. De vermogens vloeien bij elkaar, maar er is geen schenkbelasting verschuldigd.

Wat zijn verrekenbedingen? - Chapter 7

Waaruit bestaan verrekenbedingen?

Een verrekenbeding is een overeenkomst waarin echtgenoten elkaar vermogensrechtelijke aanspraken toekennen op het eigen vermogen en op het gemeenschappelijke vermogen. Deze aanspraken kunnen tijdens het huwelijk of aan het einde van het huwelijk worden uitgeoefend.

Er zijn drie typen verrekenstelsel

  • Periodieke verrekening, ook wel Amsterdams verrekenbeding genoemd. Per het einde van elk jaar voegen de echtgenoten ter verdeling bij helfte bijeen, hetgeen van hun inkomsten over dat jaar onverteerd is. Als er geen inkomsten zijn, wordt er ook niet verrekend.

  • Finale verrekening. Veelal wordt bepaald dat ingeval het huwelijk door overlijden eindigt, verrekend wordt alsof men gehuwd is in de wettelijke gemeenschap. Dat betekent dus verrekening bij helfte (art. 1:100 lid 1BW). Soms is finale verrekening afhankelijk van de wijze waarop het huwelijk eindigt. (scheiding of dood)

  • Combinatie van periodieke en finale verrekening. Dit is rechtvaardig, biedt bescherming tegen bijvoorbeeld faillissement echtgenoot en er zijn ruime mogelijkheden voor vermogensverschuiving staande het huwelijk.

Een periodiek verrekenbeding dan niet is uitgevoerd, resulteert altijd in een finaal verrekenbeding bij het einde van het huwelijk.

Wettelijk deelgenootschap

Uitgangspunt is dat er geen huwelijks gemeenschap bestaat en dat de echtgenoten verplicht zijn om de vermeerdering van het eigen vermogen tijdens het wettelijk deelgenootschap met elkaar moeten delen. Dit kan nu niet meer worden afgesloten, maar is nog wel aanwezig in bestaande huwelijkse voorwaarden. Er werd niet periodiek verrekend, alleen finaal, hierdoor was het niet een flexibele regeling. Daarnaast geschiedde de deling nominaal, er werd geen rekening gehouden met waarde veranderingen. Gedurende het huwelijk had de andere echtgenoot geen enkel bestuur over het vermogen dat hem of haar aan het einde van het huwelijk wel toekwam. Al deze nadelen konden beperkt worden, door hierover regels in de huwelijkse voorwaarden toe te voegen.

Waaruit bestaan jurisprudentie en wettelijke regeling bij verrekenbedingen?

Vossen-Swinkels: bij niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding moet je de regels van het wettelijk deelgenootschap analoog toepassen, omdat het onmogelijk is om het periodiek verrekenbeding alsnog na te leven.

Slot-Ceelen: met geldlening verkregen aandelen vallen in de verrekenplicht voorzover de lening is afbetaald met overgespaard inkomen. Dit geldt niet voor de geldlening die is aangegaan voor verwerving van de woning vóór het huwelijk. Schwanen-Hundscheid: tijdstip levering is relevant.

Burhoven-Jaspers-De Kroon: opgebouwde waarde van levensverzekeringen worden als te verrekenen vermogen beschouwd, indien de premies voor het spaardeel volledig zijn voldaan uit overgespaarde inkomsten.

Rensing-Polak: vervalbeding niet gerechtvaardigd vanwege redelijkheid en billijkheid. Vervalbeding in huwelijkse voorwaarden is nog wel rechtsgeldig, maar onwenselijk als er geen finaal verrekenbeding is.

Afdeling twee van titel 8 van boek 1 BW is alleen van toepassing op huwelijkse voorwaarden die één of meer verplichtingen tot verrekening inhouden. (art. 1:132 lid 1 BW) De meeste bepalingen in deze titel zijn van regelend recht. In art. 1:133 lid 2 BW vindt je de inkomsten en vermogensbestanddelen die doorgaans onder de verrekening vallen. Het moment van verkrijging van vermogensbestanddelen is relevant, omdat alleen die vermogensbestanddelen die tijdens het huwelijk worden verkregen onder de verrekening vallen.

Art. 1:141 lid 6 BW: verjaring

Verrekenvorderingen verjaren na verloop van vijf jaar. Het huwelijk heeft geen invloed op de verjaring, omdat het niet van tafel en bed gescheiden zijn een grond is voor verlenging van de verjaring. Pas vanaf het einde van het huwelijk kunnen verrekenvorderingen verjaren. Het is tevens mogelijk om de verjaring te stuiten.

Vervaltermijn

Aangenomen moet worden dat een vervaltermijn in de huwelijkse voorwaarden rechtsgeldig is, maar vaak is het wel onwenselijk.

Art. 1:142 BW: peilmoment

Het tijdstip van overlijden en het tijdstip waarop het verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt ingediend. In de huwelijkse voorwaarden kan een ander tijdstip worden gekozen als het gaat om scheiding, niet als het gaat om overlijden.

Wettelijke rente

Het ligt in de lijn der verwachting dat een echtgenoot na scheiding niet meteen aan de andere echtgenoot zal betalen. De wettelijke rente begint pas te lopen als de schuldenaar in verzuim is. Als er een fatale termijn in de huwelijkse voorwaarden is opgenomen, dan ben je in verzuim op het moment dat je deze termijn laat verlopen. Als er geen fatale termijn is opgenomen, moet er eerst een ingebrekestelling verstuurd worden voordat je in verzuim kunt raken. Als in de huwelijkse voorwaarden een fatale termijn is opgenomen voor de periodieke verrekening en deze periodieke verrekening niet is uitgevoerd, dan geldt deze termijn bij scheiding voor de finale verrekening.

Wat is koude uitsluiting? - Chapter 8

Koude uitsluiting

Van koude uitsluiting is sprake als de echtgenoten elke gemeenschap van goederen hebben uitgesloten en er ook geen verrekenbedingen zijn overeengekomen.

Bezwaren tegen koude uitsluiting:

  • Alle arbeidsinkomsten komen toe aan degene die de arbeid verricht. Indien de man dan meer werkt omdat de vrouw thuis bij de kinderen is, bouwt de man meer vermogen op.

  • Bij scheiding hoeft er ook niets verdeeld te worden, dit heeft tot gevolg dat meestal de vrouw met lege handen achter blijft.

Koude uitsluiting

Van koude uitsluiting is sprake als de echtgenoten elke gemeenschap van goederen hebben uitgesloten en er ook geen verrekenbedingen zijn overeengekomen.

Bezwaren tegen koude uitsluiting:

  • Alle arbeidsinkomsten komen toe aan degene die de arbeid verricht. Indien de man dan meer werkt omdat de vrouw thuis bij de kinderen is, bouwt de man meer vermogen op.

  • Bij scheiding hoeft er ook niets verdeeld te worden, dit heeft tot gevolg dat meestal de vrouw met lege handen achter blijft.

Art. 1:81 BW: echtgenoten zijn elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd en moeten elkaar het nodige verschaffen. Dit kan ook gelden voor de situatie na de scheiding, maar dat hangt af van wat de aanleiding voor de scheiding was.

Koude uitsluiting heeft grote gevolgen, daarom moet een notaris beide partijen goed voorlichten. Er kan immers gemakkelijk sprake zijn van dwaling of een ander wilsgebrek.

Art. 6:258 BW bepaalt dat de rechter op verzoek van één van de echtgenoten de gevolgen van de overeenkomst kan wijzigen. Dit betekent niet dat de rechter zomaar koude uitsluiting in de huwelijkse voorwaarden kan veranderen, het betekent wel dat de rechter moet kijken naar gewijzigde omstandigheden en op basis daarvan de overeenkomst en de gevolgen ervan kan wijzigen. Het moet dan gaan om onvoorziene omstandigheden. Onbillijkheid moet veroorzaakt worden door omstandigheden die er bij het sluiten van de overeenkomst niet waren. Voorts moet de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet verwachten dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mogelijk is.

Ongerechtvaardigde verrijking

Hij die ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van een ander is verplicht de schade van die ander te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. De vraag is of je koude uitsluiting kunt corrigeren middels ongerechtvaardigde verrijking. Dat kan. Als de man en de vrouw zijn gehuwd en er sprake is van koude uitsluiting en de man verbouwt de woning van de vrouw. Dan bespaart de vrouw hier kosten en is de man verarmd.

Ook al zijn echtgenoten koude uitsluiting overeengekomen, er bestaat vaak een regeling voor de kosten van de huishouding. Dit kan een zelfgemaakte regeling zijn of gewoon de wettelijke regeling van art. 1:84 BW. Als je je teveel betaalde kosten van de huishouding terug wilt moet je dat snel doen, uit jurisprudentie blijkt dat dit na één jaar bijna niet meer mogelijk is.

Wat zijn vergoedingsrechten? - Chapter 9

Vergoedingsrechten

Door vergoeding van gemeenschapsschulden met eigen vermogen of door vergoeding van eigen schulden met gemeenschapsvermogen, zou ongerechtvaardigde verrijking kunnen ontstaan. Er zijn regels die dit moeten voorkomen:

  • Art. 1:96 lid 3 BW (reprise)

  • Art. 1:96 lid 4 BW (recompense)

Vergoedingsrechten kunnen op meerdere manieren ontstaan:

  • Art. 1:96a BW

  • Art. 1:90 lid 3 BW (als gevolg van slecht bestuur)

  • Art. 1:81 BW (het nodige verschaffen)

  • Art. 1:84 (draagplicht van de kosten van de huishouding)

  • Art. 1:87 BW (plicht tot vergoeding, restitutievorderingen)

Vergoedingsrechten

Door vergoeding van gemeenschapsschulden met eigen vermogen of door vergoeding van eigen schulden met gemeenschapsvermogen, zou ongerechtvaardigde verrijking kunnen ontstaan. Er zijn regels die dit moeten voorkomen:

  • Art. 1:96 lid 3 BW (reprise)

  • Art. 1:96 lid 4 BW (recompense)

Vergoedingsrechten kunnen op meerdere manieren ontstaan:

  • Art. 1:96a BW

  • Art. 1:90 lid 3 BW (als gevolg van slecht bestuur)

  • Art. 1:81 BW (het nodige verschaffen)

  • Art. 1:84 (draagplicht van de kosten van de huishouding)

  • Art. 1:87 BW (plicht tot vergoeding, restitutievorderingen)

Restitutievorderingen tussen echtgenoten kunnen ontstaan indien de ene echtgenoot een goed verkrijgt wat volledig in zijn eigendom valt, terwijl het goed is betaald met vermogen van de andere echtgenoot.

Voor 1 januari 2012 was een restitutievordering een nominale vordering, er was dus geen rente verschuldigd. In de jurisprudentie zijn echter ontwikkelingen geweest, waardoor deze regel veranderd is. De eerste ontwikkeling is de gedachte dat men door het ter beschikking stellen van gelden een economisch belang verwerft in het goed wat met die gelden gekocht zal worden. De tweede ontwikkeling is dat uitzonderingen op de nominale hoofdregel mogelijk zijn. Als je bijvoorbeeld een huis koopt met geld van de echtgenoot en deze woning door niet voorzienbare omstandigheden in waarde stijgt. Er wordt dan gekeken naar de waarde van het goed, niet de nominale prijs waarvoor het gekocht is.

Als art. 1:87 van toepassing is op een aanspraak, dan is er dus sprake van economische deelgerechtigdheid. De hoogte van de vordering kun je vinden in art. 1:87 lid 2 BW.

Waarop is art. 1:87 BW niet van toepassing?

  • Verbruiksgoederen

  • Het ter beschikking stellen van gelden aan de echtgenoot die daarmee zijn bedrijfspand gaat verbouwen, leidt niet tot economische deelgerechtigdheid in het ondernemingsvermogen, wel in het bedrijfspand.

De heffing van overdrachtsbelasting blijft achterwege als het aangaan of het ontbinden van een verrekenbeding als onderdeel van huwelijks- of partnerschapsvoorwaarden leidt tot een verkrijging van economische eigendom.

Jurisprudentie over vergoedingsrechten:

  • Indien het vermogen van de ene echtgenoot is aangewend voor de verkrijging van goederen van de andere echtgenoot, ontstaat een vergoedingsrecht.

  • Een vrouw lost de lening van haar man af, deels met geld dat tot haar eigen vermogen behoort. Het gaat hier om een nominale vordering. Als de vordering na 1 januari 2012 was ontstaan, dan was art. 1:87 BW van toepassing.

  • Als deelgenoten niet nader iets zijn overeengekomen over waarde daling en stijging, dan is het uitgangspunt dat de waarde daling en stijging van gemeenschappelijke goederen, voor rekening van de echtgenoten komen, naar evenredigheid van hun aandeel. Er zijn echter ook aanwijzingen dat de Hoge Raad voor een verrekeningsmethode is. Die houdt in dat de echtgenoot die meer heeft betaald, eerst het deel wat hij meer heeft betaald mag terugnemen, alles wat dan overblijft wordt eerlijk verdeeld tussen de echtgenoten. (zie paragraaf 9.4.4 voor rekenvoorbeelden)

  • Het ter beschikking stellen van grond ten behoeve van de onderneming van de andere echtgenoot leidt tot de verplichting tot betaling van een gebruiksvergoeding.

  • Het tijdens werkloosheid verrichten van werkzaamheden aan de woning van de andere echtgenoot leidt in beginsel niet tot een vergoeding: men is niet verarmd als niet is gebleken dat men zijn werkzaamheden elders tegen beloning had willen en kunnen aanwenden. Indien de vrouw werkt in de zaak van de man en daarvoor weinig beloond wordt, kan er sprake zijn van een natuurlijke verbintenis aan de zijde van de man. De enkele omstandigheid dat door de arbeidsinspanning van de vrouw het vermogen van de man is toegenomen, is niet voldoende.

Hoe verloopt faillissement en schuldsanering? - Chapter 10

Faillissement en schuldsanering

Faillissement of schuldsanering van de ene echtgenoot brengt niet het faillissement of de schuldsanering van de andere echtgenoot met zich.

Faillissement of schuldsanering van een in enige gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot wordt behandeld als faillissement of schuldsanering van de gemeenschap. Zie ook art. 63 Fw. Daardoor is de curator bevoegd om alle goederen uit de gemeenschap in te nemen. Het faillissement van de gemeenschap betekent niet dat de gemeenschap ook wordt ontbonden.

Faillissement en schuldsanering

Faillissement of schuldsanering van de ene echtgenoot brengt niet het faillissement of de schuldsanering van de andere echtgenoot met zich.

Faillissement of schuldsanering van een in enige gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot wordt behandeld als faillissement of schuldsanering van de gemeenschap. Zie ook art. 63 Fw. Daardoor is de curator bevoegd om alle goederen uit de gemeenschap in te nemen. Het faillissement van de gemeenschap betekent niet dat de gemeenschap ook wordt ontbonden.

Eerst ontbinding, dan faillissement of schuldsanering

Na ontbinding van de huwelijksgemeenschap is er geen gemeenschap van goederen meer; als een echtgenoot dan failliet gaat dan wordt dit niet behandeld als een faillissement van de gemeenschap. Curator kan verdeling van de gemeenschap vorderen (3:180). Als er schulden zijn die verhaalbaar zijn op de gehele gemeenschap, dan zal de curator geen verdeling vorderen. De eigen schuldeisers zullen de verdeling moeten vorderen, omdat deze schulden niet op de afzonderlijke goederen van de gemeenschap kunnen worden verhaald.

Eerst faillissement of schuldsanering, dan ontbinding

Faillissement blijft gemeenschap omvatten. Bewijslast art. 61 Fw: welke goederen behoren tot de gemeenschap? Bescherming van crediteuren tegen samenspanning van de echtgenoten.

Bewijsregels in faillissement

Als er een geschil ontstaat omtrent de vraag aan wie van de echtgenoten een goed toebehoort en geen van de echtgenoten kan bewijzen dat het daadwerkelijk tot hem of haar toe behoort, dan behoort het goed tot de gemeenschap. Voor de bewijslevering tussen echtgenoten onderling geldt de vrije bewijsleer, voor bewijslevering tegenover derden geldt dat in de huwelijkse voorwaarden moet staan van wie het goed is. (art. 1:130 BW)

Ook is art. 61 FW van belang. Als je kunt aantonen dat een goed een niet tot de gemeenschap behoort, kun je het uit de failliete boedel halen.

Welke aspecten kent internationaal privaatrechtelijk huwelijksvermogensregime? - Chapter 11

Internationaal privaatrecht huwelijksvermogensregime

Drie relevante aspecten als er een zaak is met internationale aspecten:

  • Rechtsmacht of bevoegdheid: rechter van welk land bevoegd?

  • Conflictenrecht: welk recht moet worden toegepast?

  • Erkenning en tenuitvoerlegging: in hoeverre worden de beslissingen van buitenlandse rechters erkend/ten uitvoer gelegd?

Internationaal privaatrecht huwelijksvermogensregime

Drie relevante aspecten als er een zaak is met internationale aspecten:

  • Rechtsmacht of bevoegdheid: rechter van welk land bevoegd?

  • Conflictenrecht: welk recht moet worden toegepast?

  • Erkenning en tenuitvoerlegging: in hoeverre worden de beslissingen van buitenlandse rechters erkend/ten uitvoer gelegd?

Ontwikkelingen

  • Haags Verdrag van 1905: de vrouw verwierf door het huwelijk de nationaliteit van haar man. Na huwelijksvoltrekking hadden beiden dus dezelfde nationaliteit.

  • Eenvormige Benelux-wet van 1959: sloot daarbij aan, maar deze wet is nooit ingevoerd.

  • Hoge Raad: Haags Verdrag van 1905 is van toepassing op huwelijken die zijn aangegaan voor 23 augustus 1977:

    • door mannen die de nationaliteit hebben van een van land dat partij is van het Verdrag, mits

    • de vrouw onderdaan is van een andere verdragsstaat of dat het huwelijk in een andere verdragsstaat is gesloten.

  • Een huwelijk gesloten op of na 23 augustus 1977 maar voor 1 september 1992: Chelouche-Van Leer: de drietrapsladder van de Hoge Raad:

    • Rechtskeuzebevoegdheid van de aanstaande echtgenoten. Bij gebreke van een rechtskeuze

  1. Gemeenschappelijke nationaliteit ten tijde huwelijkssluiting, zo nee:
  2. Eerste huwelijksdomicilie, indien niet aanwijsbaar:
  3. Recht van het land waarmee partijen de nauwste band hebben.
  • Chelouche-Van Leer is ook van toepassing op voor 10-12-1976 gesloten huwelijken die niet vallen onder het Verdrag van 1905, tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven om van dit beginsel af te wijken.

  • Chelouche-Van Leer is ook van toepassing op gesloten huwelijken op of na 10-12-1976 die niet vallen onder het Verdrag van 1905.

  • HR Chelouche-Van Leer 10-12-1976. Casus:

    • Franse gescheiden dame huwt in Lonen met een reeds meerdere malen gescheiden man van Amerikaanse nationaliteit. Huwelijksdomicilie: Nederland. Geen huwelijkse voorwaarden gemaakt. Welk rechtsstelsel van toepassing? HR: in principe Nederland, maar exceptionele stelsel van algehele gemeenschap van goederen is in deze situatie vanwege de vermogenspositie onaanvaardbaar.

  • Haags Huwelijksvermogensverdrag van 1978

    Dit verdrag is van toepassing op alle huwelijken die na 1 september 1992 zijn gesloten. Universeel formeel toepassingsgebied, dus ook van toepassing op echtgenoten die geen enkele band hebben met een verdragsluitende staat. Keuzevrijheid echtgenoten; maar deze is beperkt, zie art. 3 van dit verdrag:

    • recht van een Staat waarvan een van de echtgenoten de nationaliteit bezit op het tijdstip van die aanwijzing;
    • recht van een Staat op welk grondgebied een van de echtgenoten zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip van die aanwijzing;
    • recht van een Staat op welk grondgebied na het huwelijk hij zijn nieuwe gewone verblijfplaats vestigt;

    • recht van de Staat van de plaats van ligging van onroerend goed.

Hoofdregel is dat wanneer de echtgenoten bij aanvang van het huwelijk niet van deze regels zijn afgeweken, deze regels gewoon gelden. Als er geen keuze is gemaakt, geven art. 4 en 5 conflictregels. Verder is de wet conflictenrecht huwelijksvermogensregime van belang; deze geeft uitvoering aan het verdrag.

Hoe werkt het geregistreerd partnerschap? - Chapter 12

Het geregistreerd partnerschap

Bij de invoering werd een permanent en gelijkwaardig alternatief voor het huwelijk beoogd voor koppels die kunnen, maar niet willen trouwen of voor koppels die wilden trouwen, maar dat niet konden omdat ze van gelijk geslacht waren. Dit laatste motief is nu komen te vervallen, nu koppels van gelijk geslacht wel kunnen trouwen in Nederland.

Het geregistreerd partnerschap

Bij de invoering werd een permanent en gelijkwaardig alternatief voor het huwelijk beoogd voor koppels die kunnen, maar niet willen trouwen of voor koppels die wilden trouwen, maar dat niet konden omdat ze van gelijk geslacht waren. Dit laatste motief is nu komen te vervallen, nu koppels van gelijk geslacht wel kunnen trouwen in Nederland.

Verschillen met het huwelijk:

  • grotendeels ontbreken van gelijkstelling in internationale verdragen en het ontbreken van internationale erkenning.

  • het ontbreken van de mogelijkheid van scheiding van tafel en bed.

  • Bij het huwelijk moet eerst het burgerlijk huwelijk zijn gesloten voordat de religieuze plechtigheid kan plaatsvinden, dat is bij het geregistreerd partnerschap niet geregeld.

Je kunt slechts met een persoon een geregistreerd partnerschap aangaan, je mag niet al gehuwd zijn en er mag geen nauw bloedverwantschap zijn. (art. 1:80a BW) De meeste bepalingen van het huwelijksrecht zijn ook van toepassing op het geregistreerd partnerschap. Registratie van het partnerschap geschiedt door de burgerlijke ambtenaar middels een akte van registratie.

Het geregistreerd partnerschap eindigt door:

  • De dood

  • Vermoedelijk overleden verklaren

  • Door ontbinding op verzoek van beide partners of één van de partners

  • Door omzetting van het geregistreerd partnerschap in het huwelijk. Door omzetting eindigt het geregistreerd partnerschap, maar niet de gemeenschap.

Hoe verloopt de beëindiging van het huwelijk? - Chapter 13

Beëindiging van het huwelijk

Art. 1:149 BW geeft aan hoe een huwelijk kan eindigen:

  • Door de dood

  • Door het hertrouwen van de partner van een vermiste echtgenoot die in leven blijkt te zijn ondanks een verklaring van vermoedelijk overlijden.

  • Door echtscheiding

  • Door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed.

De huwelijksgemeenschap wordt ontbonden op het moment van het indienen van het verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed, maar dan wordt niet ook meteen het huwelijk ontbonden.

Beëindiging van het huwelijk

Art. 1:149 BW geeft aan hoe een huwelijk kan eindigen:

  • Door de dood

  • Door het hertrouwen van de partner van een vermiste echtgenoot die in leven blijkt te zijn ondanks een verklaring van vermoedelijk overlijden.

  • Door echtscheiding

  • Door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed.

De huwelijksgemeenschap wordt ontbonden op het moment van het indienen van het verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed, maar dan wordt niet ook meteen het huwelijk ontbonden.

Indien het bestaan van een echtgenoot onzeker is, bestaat de mogelijkheid de rechtbank te verzoeken de vermiste op te roepen en indien de vermiste dan niet verschijnt en dus niet blijkt te leven, kan de rechtbank verklaren dat er een rechtsvermoeden van overlijden bestaat. Dit kan in drie gevallen:

  • De dood van de vermiste is onzeker: daarom geldt de termijn van vijf jaren. Art. 1:413 lid 1 en 2 onder a BW.

  • De dood van de vermiste persoon is waarschijnlijk: dan kan na één jaar al om een verklaring van rechtsvermoeden van overlijden worden gevraagd. Art. 1:413 lid en lid 2 onder b BW. Er moet dan wel een omstandigheid worden aangetoond waaruit kan worden afgeleid dat het waarschijnlijk is dat de persoon is overleden en er moet geen verklaring zijn voor de afwezigheid van één jaar.

  • De dood van de vermiste als zeker is te beschouwen: dan kan meteen een verklaring van vermoeden van overlijden worden gevraagd. Art. 1:426 BW. Denk aan vliegtuigrampen.

Nadat de verklaring van de rechter in kracht van gewijsde is gegaan, maakt een ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van overlijden op.

Anders dan echtscheiding, betekent scheiding van tafel en bed niet het einde van het huwelijk. Scheiding van tafel en bed komt vaak voor vanwege religieuze achtergrond. Mensen mogen niet scheiden vanwege hun geloof.

Voorheen kwamen flitsscheidingen veelvuldig voor. Een flitsscheiding is een snellere manier om te scheiden zonder tussenkomst van de rechter. Eerst werd het huwelijk omgezet in een geregistreerd partnerschap, vervolgens werd het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden beëindigd. Al met al kwam het neer op een echtscheiding. Dit is onmogelijk gemaakt, doordat het nu niet meer mogelijk is een huwelijk om te zetten in een geregistreerd partnerschap.

Behalve echtscheiding, komt een feitelijke scheiding ook wel eens voor. Dit is een scheiding waarbij enkel de gemeenschappelijke huishouding wordt opgeheven. Het huwelijk wordt niet beëindigd en daardoor blijft de gemeenschap van goederen ook bestaan.

Echtscheiding betekent verbreking van het huwelijk. De eventuele gemeenschap van goederen wordt ontbonden en kan daardoor verdeeld worden. De enige grond voor een verzoek tot echtscheiding is duurzame ontwrichting van het huwelijk. Deze grond geldt ook voor echtscheiding als één van de echtgenoten een geestesstoornis heeft en de andere echtgenoten daarom wil scheiden.

Indien als gevolg van de verzochte echtscheiding een bestaand vooruitzicht op uitkeringen aan de andere echtgenoot na vooroverlijden van de echtgenoot die het verzoek heeft gedaan zou teloorgaan of in ernstige mate zou verminderen, en de andere echtgenoot deswege tegen dat verzoek verweer voert, kan dit niet worden toegewezen voordat daaromtrent een voorziening is getroffen. Dit noemen we een pensioenverweer.

Art. 1:153 lid 2 bepaalt dat een pensioen verweer op twee gronden niet op gaat:

  • indien redelijkerwijs te verwachten is dat de andere echtgenoot zelf voor dat geval voldoende voorzieningen kan treffen;

  • indien de duurzame ontwrichting van het huwelijk in overwegende mate te wijten is aan de andere echtgenoot (zie ook art. 1:180 lid 2 onder b BW).

Echtscheiding en ontbinding na scheiding van tafel en bed komen tot stand door inschrijving in de burgerlijke registers van de in kracht van gewijsde gegane beschikking. (art. 1:163 BW)

Het verzoek tot inschrijving kan door beide echtgenoten worden gedaan, maar moet wel binnen zes maanden gedaan worden nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.

Minderjarigen staan onder het gezag van beide ouders, dit blijft zo na de scheiding. Ouderlijk gezag betekent dat ouders de plicht en het recht hebben het minderjarige kind op te voeden en te verzorgen.

Wat houdt het echtscheidingsconvenant in? - Chapter 14

Het echtscheidingsconvenant

Echtscheidingsconvenant:

  • Gericht op einde relatie;

  • Komt vaak tot stand in emotioneel geladen gemoedstoestand;

  • Partijen hebben tegenstrijdige belangen.

Inhoud van het echtscheidingsconvenant:

  • De formaliteiten van echtscheiding (art. 1:150 e.v. BW)

  • Het ouderlijk gezag voor het minderjarige kind

  • De omgang met het kind en het recht op informatie over het kind

  • Het levensonderhoud van de echtgenoot die daar zelf niet genoeg in kan voorzien

  • Kosten van de verzorging en de opvoeding van de kinderen

  • Het bewind over het vermogen van minderjarigen

  • De pensioen en andere aanspraken

  • De echtelijke woning en de inboedel

  • Verdeling en verrekening

Gebreken in het echtscheidingsconvenant leiden niet zonder meer tot verval van alle in het convenant opgenomen afspraken. Het leidt tot partiële nietigheid.

  • Wilsgebreken (er ontbreekt wilsovereenstemming, bedreiging/bedrog/misbruik van omstandigheden (3:44), dwaling (6:228))  vernietigingsgronden.

  • Tijdelijke stoornis in de geestestoestand  vernietigbaar. 3:34.

  • Redelijkheid en billijkheid 6:2 jo. 6:248.

Uitleg van echtscheidingsconvenanten: Haviltex-criterium.

Echtscheidingsconvenant kun je ook voor het huwelijk al aangaan.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Law Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.