Boeksamenvatting bij Addictions - Teesson et al. - 2e druk


Leeswijzer bij Addictions van Teesson et al. - Chapter 0

Over het boek

Opbouw van het boek

  • Dit boek bevat 10 hoofdstukken die een verscheidenheid aan thema's omvatten, waaronder materiaal over de aard van verslaving en wie verslaafd raakt, gezondheidseffecten van alcohol en andere drugsverslavingen, theorieën en oorzaken van verslaving. De auteurs, experts op het gebied, gebruiken ook nieuw materiaal over de controverse die betrekking hebben op de mogelijke positieve effecten van alcohol- en cannabisgebruik, het verhoogde risico op interpersoonlijk geweld en nieuw onderzoek naar verslavingstheorieën. Elk hoofdstuk eindigt handig met een beknopte samenvatting om de kennis effectief te consolideren.
  • Dit boek maakt deel uit van een boekenserie geschreven door toonaangevende artsen om een ​​toegankelijke introductie te geven aan hoe mensen een reeks aandoeningen ondervinden, waaronder angst, depressie, persoonlijkheidsstoornis en schizofrenie met nadruk op de etiologie en behandeling. Deze bijzondere tekst over verslavingen wordt geadverteerd als 'een duidelijk, leesbaar en actueel kritisch overzicht van verslavingsliteratuur'.

Gebruik van het boek

  • Het boek is geschreven voor het academische onderwijs, maar kan uiteraard ook dienen als naslagwerk in de (para)medische wetenschap of in de praktijk.

Historie van het boek

Gegevens bij de 2e druk:

  • Auteur(s): Maree Teesson, Wayne Hall, Heather Proudfoot, Louisa Degenhardt.

  • Series: Clinical Psychology: A Modular Course.

  • ISBN: 9780415583008.

  • Jaar van uitgave: 2012.

  • Aantal pagina's: 176.

  • Aantal hoofdstukken: 10.

  • Belangrijke wijzigingen ten opzichte van vorige drukken: Deze nieuwe editie bouwt voort op het succes van het vorige boek, waarin de afgelopen tien jaar vooruitgang geboekt is met onderzoek en praktijk.

Gegevens bij de 1e druk:

  • Auteur(s): Maree Teesson, Marie Teeson, Louisa Degenhardt.

  • Series: Clinical Psychology: A Modular Course.

  • ISBN: 9781841693132.

  • Jaar van uitgave: 2002.

  • Aantal pagina's: 137.

  • Aantal hoofdstukken: 10.

Over de auteurs

  • Maree Teesson is professor, NHMRC Senior Research Fellow en Assistent Director bij het Nationaal Drug and Alcohol Research Center aan de Universiteit van Nieuw-Zuid-Wales, Sydney, Australië.
  • Wayne Hall is NHMRC Australië Fellow and Professor bij het Center for Clinical Research aan de Universiteit van Queensland , Australië.
  • Heather Proudfoot is een onderzoeksfellow bij het National Drug and Alcohol Research Center, Universiteit van New South Wales, Australië.
  • Louisa Degenhardt is professor, NHMRC Senior Research Fellow en Principal for Young People's Health bij het Burnet Institute in Melbourne, Australië.

Opbouw van het boek:

  • Dit boek bevat 10 hoofdstukken die een verscheidenheid aan thema's omvatten, waaronder materiaal over de aard van verslaving en wie verslaafd raakt, gezondheidseffecten van alcohol en andere drugsverslavingen, theorieën en oorzaken van verslaving. De auteurs, experts op het gebied, gebruiken ook nieuw materiaal over de controverse die betrekking hebben op de mogelijke positieve effecten van alcohol- en cannabisgebruik, het verhoogde risico op interpersoonlijk geweld en nieuw onderzoek naar verslavingsteorieën. Elk hoofdstuk eindigt handig met een beknopte samenvatting om de kennis effectief te consolideren.
  • Dit boek maakt deel uit van een boekenserie geschreven door toonaangevende artsen om een ​​toegankelijke introductie te geven aan hoe mensen een reeks aandoeningen ondervinden, waaronder angst, depressie, persoonlijkheidsstoornis en schizofrenie met nadruk op de etiologie en behandeling. Deze bijzondere tekst over verslavingen wordt geadverteerd als 'een duidelijk, leesbaar en actueel kritisch overzicht van verslavingsliteratuur'.

Wat is de oorsprong van verslaving? - Chapter 1

In alle ontwikkelde landen komt men in aanraking met alcohol. Een minderheid van de bevolking komt daarnaast in aanraking met andere verdovende middelen. Sommige mensen ontwikkelen een verslaving, anderen niet. Iemand heeft een verslaving wanneer hij of zij moeite heeft het middelengebruik te controleren, wanneer hij of zij grote hoeveelheden per keer consumeert en/of wanneer hij of zij het middel blijft gebruiken terwijl hij of zij weet dat dit problemen levert (zoals gewelddadigheid).

Om het effect van verdovende middelen keer op keer te voelen, heeft de persoon steeds meer van het betreffende middel nodig: men wordt tolerant voor het effect van het middel. Het abrupt stoppen met middelengebruik leidt tot afkickverschijnselen. Mensen met een middelenprobleem kunnen op de volgende manier worden getypeerd:

  • Een sterke drang tot het consumeren van het middel.

  • Moeite het middelengebruik te controleren.

  • Problemen wat betreft gezondheid, gedrag en sociale relaties, veroorzaakt door het middelengebruik.

Wat is een drug?

Een drug wordt gedefinieerd als een chemisch middel dat het biologisch functioneren van mens en dier beïnvloedt (eten uitgezonderd). Psychotropische middelen settelen zich in de hersenen om de stemming, het gedachteproces of het gedrag te beïnvloeden. Middelenmisbruik wordt door de DSM-IV erkend als stoornis.

Wat voor effecten hebben drugs?

Elke soort drugs heeft andere onmiddellijke en lange termijn effecten. Enkele daarvan worden weergegeven in de tabel:

Onmiddellijke effecten

Lange termijn effecten

Alcohol

Verlies van remming, verminderde coördinatie, langzamer reageren, verminderde visie, verslechterde spraak en agressie.

Coma, overlijden.

Nicotine

Verhoogde hartslag, verhoogde bloeddruk, maagzuur, verminderde bloedtoevoer naar lichaamsuiteinden zoals vingers en tenen, misselijkheid en tranende ogen.

Verminderde reuk en smaak, rimpels, vergroot risico op ziekten als bronchitis, coronaire ziekten en kanker.

Cannabis

Gevoel van euforie, meer spreken en lachen, slapeloosheid, verminderde coördinatie en concentratie, minder remmingen en een gevoel van welzijn.

Afhankelijkheid, vergrote kans op ademhalingsziekten zoals bij roken, verminderde leer- en geheugenvermogens, verminderde studie- en werkmotivatie, verminderde concentratie en ongelukjes.

Heroïne

Gevoel van euforie, pijnverlichting, een gevoel van welzijn, misselijkheid, constipatie en slapeloosheid.

Verminderde seks-drive, impotentie/onvruchtbaarheid, kans op hepatitis of AIDS (door het toedienen van heroïne met injecties), overlijden.

Cocaïne

Verhoogde bloeddruk/hartslag/ademhaling/lichaamstemperatuur, verminderde alertheid/energie, extreem gevoel van welzijn, seksuele opwinding, verwijde pupillen en verminderde eetlust.

Slaapstoornissen, seksuele problematiek, hartaanval, beroerte, ademhalingsproblemen, bloedneuzen, scheuren van de neuswand (door toedienen van cocaïne door snuiven), hepatitis en HIV (door toedienen van cocaïne met injecties).

Amfetaminen

Gevoel van euforie/welzijn, rusteloosheid, slapeloosheid, irritatie, agressie, verhoogde bloeddruk en polsslag, zweten, droge mond, misselijkheid en angst.

Slaapproblemen, eetlustonderdrukking, hoge bloeddruk, een snelle en infrequente hartslag en psychotische symptomen.

Ecstasy

Gevoel van euforie/welzijn, verhoogd zelfvertrouwen, minder remmingen, zweten, misselijkheid, verhoogde bloeddruk en hartslag, meer angst en slapeloosheid, tandenknarsen, kauwen op de tong/wangen en een droge mond.

Depressie, een verminder geheugen en verminderde cognitieve vaardigheden.

De belangrijkste reden om drugs te gebruiken is omdat men 'zich beter wil voelen'.

Wat veroorzaakt de problemen bij middelenmisbruik?

Onderzoekers hebben uiteenlopende ideeën over de oorzaak van middelenmisbruik: is het ene chronische ziekte of wordt middelengebruik meer aangeleerd door de omgeving? Veel voormalig middelenmisbruikers zien dit als chronische ziekte. De enige manier om te genezen zou totale onthouding zijn.

Moderne leertheorieën beschouwen verslaving als het gevolg van middelenmisbruik op grote schaal. Dit middelenmisbruik wordt bij het individu veroorzaakt door een combinatie van genetische kwetsbaarheid en omgeving. Wanneer de persoon middelen misbruikt wordt de kans op verslaving groter.

Om een goed beeld te geven van de oorzaak van verslaving moet deze term eerst worden gedefinieerd. In de DSM (1994) wordt afhankelijkheid/verslaving gedefinieerd als de neiging om een drug, niet medisch noodzakelijk, tot je te nemen. De drug moet daarbij leiden tot verminderde gezondheid of een verminderd sociaal functioneren.

Wat voor diagnostiek kan er worden toegepast?

Om psychologische stoornissen te classificeren wordt wereldwijd gebruik gemaakt van de DSM-IV. Om middelenmisbruik te diagnosticeren moet gekeken worden naar de volgende criteria:

A. Een maladaptief patroon van middelengebruik dat leidt tot klinisch significante problematiek binnen twaalf maanden. Een of meer van de volgende punten moet hierbij aan bod komen:

  • Het niet kunnen vervullen van belangrijke school-, thuis- of arbeidswerkzaamheden.

  • Herhaald middelengebruik in situaties waarin het fysieke schade kan toebrengen (bijvoorbeeld bij autorijden).

  • Problemen met de wet door het middelengebruik.

  • Middelengebruik blijven volhouden ondanks gerelateerde blijvende of herhaalde sociale of interpersoonlijke problemen.

B. De symptomen mogen de criteria voor middelenafhankelijkheid (verslaving) nooit hebben gehaald voor dit type middel.

Om middelenafhankelijkheid te diagnosticeren moet gekeken worden naar de volgende criteria:

A. Een maladaptief patroon van middelengebruik dat leidt tot klinisch significante problematiek binnen twaalf maanden. Drie of meer van de volgende punten moeten hierbij aan bod komen:

  • Tolerantie (steeds grotere hoeveelheden van het middel nodig hebben of een verminderd effect ervaren bij eenzelfde hoeveelheid middel).

  • Terugtrekking.

  • Het middel wordt in grotere hoeveelheden of over een langere tijd tot zich genomen dan aanvankelijk de bedoeling was.

  • Een aanhoudend verlangen of onsuccesvolle pogingen het middelenmisbruik terug te dringen.

  • Een grote tijdsbesteding aan het verkrijgen van het middel, het gebruik van het middel en het herstel van het middelengebruik.

  • Belangrijke activiteiten worden opgegeven ten gevolge van het middelengebruik.

  • De persoon weet dat zijn of haar fysieke of psychische problemen worden veroorzaakt door het middel en blijft het middel toch gebruiken.

Het middelengebruik heeft niet alleen invloed op het individu, maar ook op de mensen in zijn of haar omgeving. De hoeveelheid middelengebruik dat geoorloofd is, is afhankelijk van de cultuur. Veel landen hebben richtlijnen voor veilig alcoholgebruik opgesteld.

Wat voor rol spelen culturele factoren en houdingen ten opzichte van drugs?

Met name in alcoholgebruik zijn er enorme culturele verschillen: in moslimlanden in alcoholgebruik verboden, terwijl je in een land als Frankrijk als een buitenbeentje wordt beschouwd wanneer je niet drinkt.

Wie raakt verslaafd? - Chapter 2

Wat kwam er naar boven in Het US Epidemiology Catchment Area (ECA) onderzoek?

Het ECA onderzoek was het eerste grote epidemiologisch onderzoek (1991) naar alcohol en drugsproblematiek in de gemeenschap. Twintigduizend mensen in verschillende Amerikaanse staten zijn persoonlijk geïnterviewd. Er werd gebruik gemaakt van een gestandaardiseerd interview om de aan- of afwezigheid van mentale stoornissen vast te stellen wat betreft veertig psychiatrische diagnosen waarbij middelenafhankelijkheid aan de orde is. Er werd onderscheid gemaakt tussen alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid. Stoornissen gerelateerd aan alcoholgebruik waren de tweede meest voorkomende stoornissen. Eén op de zeven mensen rapporteerde alcoholproblematiek ten minste één keer in het leven. Mannen rapporteerden dit vijf keer vaker dan vrouwen en de stoornissen kwamen vaker voor op jongere leeftijd. Zwaar drinken leidde eerder tot problematiek dan licht drinken. Mensen met alcoholgerelateerde problematiek hadden in bijna de helft van de gevallen ook te maken met een andere gerelateerde diagnose zoals drugsmisbruik of schizofrenie.

Alcoholafhankelijkheid kende bij tachtig procent van de participanten een 'early onset': voor hun dertigste levensjaar waren de eerste symptomen zichtbaar. Er is een hoge terugvalrato. De meeste individuen die herstelden van hun alcoholafhankelijkheid deden dit op eigen kracht en zonder professionele begeleiding.

Naast alcoholgerelateerde stoornissen werd ook naar drugsmisbruik en drugsafhankelijkheid gekeken. Ongeveer een derde van de participanten had ten minste één type drugs gebruikt gedurende de levensloop. Cannabis was hierbij de meest voorkomende vorm van drugs. Bij zes procent van de populatie kan drugsmisbruik of -afhankelijkheid worden vastgesteld. Ook hier hadden mannen vaker dan vrouwen drugsgerelateerde problematiek en kwamen de problemen vaker voor op jongere leeftijd. Meer dan twee derde van de mensen met een drugsgerelateerde stoornis had ook te kampen met tweede diagnose als alcoholgerelateerde stoornissen of een antisociale persoonlijkheidsstoornis.

Terugval bij drugsgerelateerde stoornissen is nog weinig onderzocht. Net als bij mensen met een alcoholgerelateerde stoornis maken ook mensen met een drugsgerelateerde stoornis weinig gebruik van de professionele hulpverlening om van hun problematiek af te komen.

Wat kwam er naar boven bij latere gemeenschap enquêtes in ontwikkelde landen?

Na de ECA zijn er nog veel meer onderzoeken geweest naar alcohol- en drugsgebruik. Prevalentievergelijkingen zijn lastig te maken omdat er verschillende methodieken en versies van de DSM zijn gebruikt in de verschillende studies. Toch zijn er wel vergelijkbare trends gevonden.

Amerika

Onderzoek ondersteunt de eerder besproken resultaten uit het ECA onderzoek. Enkele belangrijke vindingen:

  • Alcohol- en drugsafhankelijkheid is op grote schaal comorbide met andere psychiatrische stoornissen.

  • De meeste mensen met alcohol- of drugsgerelateerde problematiek zoeken geen professionele hulp (bij drugs wel vaker dan bij alcohol). Mensen met comorbide stoornissen zochten de hulpverlening vaker op.

  • Nicotineafhankelijkheid werd geassocieerd met veel andere psychiatrische stoornissen.

Engeland en Europa

Ook hier werden vergelijkbare resultaten gevonden.

Nieuw-Zeeland

Vergelijkbare resultaten werden gevonden. Na correctie waren de stoornissen gerelateerd aan middelengebruik bij de Maori's twee keer zo hoog als bij de rest van de bevolking.

Australië

Enkele aanvullende onderzoeksresultaten:

  • Stoornissen gerelateerd aan middelenmisbruik kwamen vaker voor bij mensen die alleen wonen ten opzichte van mensen met een relatie.

  • De prevalentie van stoornissen gerelateerd aan middelenmisbruik was hoger bij werklozen.

  • Mensen geboren in Engelssprekende landen hadden vaker te maken met stoornissen gerelateerd aan middelenmisbruik dan mensen uit niet-Engelssprekende landen.

  • Het onderwijsniveau of de leefomgeving (platteland/stad) had geen invloed op de prevalentie van stoornissen gerelateerd aan middelenmisbruik.

  • Tabaksafhankelijkheid bleek gerelateerd aan affectieve of angststoornissen.

Het ECA onderzoek was het eerste grote epidemiologisch onderzoek (1991) naar alcohol en drugsproblematiek in de gemeenschap. Twintigduizend mensen in verschillende Amerikaanse staten zijn persoonlijk geïnterviewd. Er werd gebruik gemaakt van een gestandaardiseerd interview om de aan- of afwezigheid van mentale stoornissen vast te stellen wat betreft veertig psychiatrische diagnosen waarbij middelenafhankelijkheid aan de orde is. Er werd onderscheid gemaakt tussen alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid. Stoornissen gerelateerd aan alcoholgebruik waren de tweede meest voorkomende stoornissen. Eén op de zeven mensen rapporteerde alcoholproblematiek ten minste één keer in het leven. Mannen rapporteerden dit vijf keer vaker dan vrouwen en de stoornissen kwamen vaker voor op jongere leeftijd. Zwaar drinken leidde eerder tot problematiek dan licht drinken. Mensen met alcoholgerelateerde problematiek hadden in bijna de helft van de gevallen ook te maken met een andere gerelateerde diagnose zoals drugsmisbruik of schizofrenie.

Wat zijn de gezondheidsconsequenties van middelenmisbruik- en afhankelijkheid? - Chapter 3

De relatie tussen middelenmisbruik en negatieve gezondheidsconsequenties is niet perfect. Niet iedereen die middelen gebruikt ervaart dezelfde negatieve consequenties en er zijn ook mensen die geen enkele negatieve gezondheidsconsequentie ervaren. Toch kan er in de algemeenheid wel van een causale relatie (middelenmisbruik leidt tot negatieve gezondheidseffecten) gesproken worden.

Tabak leidt wereldwijd tot meer doden dan alcohol en illegale drugs samen. Hoe meer ontwikkeld het gebied, hoe meer mensen er overlijden ten gevolge van tabak of illegale drugs.

Voor alcohol ligt dit iets anders, aangezien lage levels van alcoholconsumptie positieve effecten op de gezondheid kunnen hebben. Ontwikkelde landen met een laag sterftecijfer kennen relatief veel alcoholdoden.

Alcohol en tabak zijn beide verantwoordelijk voor vier procent van de wereldwijde ziekten.

Wat is het risico van mortaliteit en morbiditeit bij alcohol?

Alcohol heeft een invloed op de chronische gezondheidsstaat. Hier wordt een review besproken waarbij mannen en vrouwen worden ingedeeld naar licht, middelmatig of zwaar alcoholgebruik en het verwacht risico op het ontwikkelen van verschillende ziekten per categorie. Hierbij wordt het relatieve risico als uitgangspunt gehouden: het risico op het krijgen van een ziekte ten opzichte van mensen die geen alcohol consumeren.

Sommige ziektecategorieën zijn niet makkelijk op deze manier te vangen, omdat enige mate van alcoholconsumptie juist preventief werkt. Zo biedt het drinken van 20 gram alcohol per dag een goede bescherming tegen coronaire hartziekten. Pas bij het consumeren van 70 gram alcohol of meer is er sprake van een groter relatief risico. Let wel, dit soort cijfers gelden bij gematigd drinken. Ze gelden niet voor mensen die met regelmaat zwaar alcohol drinken.

In Amerika draagt de consumptie van alcohol bij aan de hoeveelheid doden, door alcoholgerelateerde verkeersongevallen. Ter illustratie: in 2002 speelde bij 41% van de dodelijke verkeersongevallen alcohol een rol.

Alcoholgebruik wordt ook gerelateerd aan misdaad, bijvoorbeeld bij agressie naar anderen. Onderzoek kan echter geen causale relatie aantonen. Factoren als persoonlijkheid, omgeving en sociale cue's spelen wel een causale rol.

Wat is het risico van mortaliteit en morbiditeit bij tabak?

Volgens de WHO leidt tabak wereldwijd tot vijf miljoen vroegtijdige doden (2000). Er is een stijgende trend te zien, met name in de ontwikkelde landen. Onder jonge mensen wordt tabaksgebruik zelfs omschreven als epidemisch. Er wordt voorspeld dat in 2020 ongeveer tien miljoen mensen vroegtijdig sterven ten gevolge van tabak.

Tabaksgebruik kan leiden tot een veelheid aan kankersoorten waaronder longkanker, nierkanker, blaaskanker en maagkanker. Er wordt verwacht dat COPD in 2020 verantwoordelijk is voor ongeveer de helft van de tabaksgerelateerde vroegtijdige doden.

Roken is niet alleen gevaarlijk voor de roker. Roken tijdens de zwangerschap leidt tot vroegtijdige geboorte, een kleiner kindje, een verminderd geboortegewicht en doodgeboren kinderen. Ook meeroken geeft een vergrote kans op verschillende ziekten als longkanker, borstkanker en hartziekten.

Wat is het risico van mortaliteit en morbiditeit bij middelenmisbruik?

Mensen die middelen misbruiken hebben een dertien keer zo hoge kans vroegtijdig te overlijden dan leeftijdsgenoten die niet gebruiken. Hier zijn vier hoofdoorzaken voor bekend:

  • Overdosis.

  • HIV/Aids door het delen van naalden.

  • Zelfmoord.

  • Trauma.

De causale relatie tussen middelenmisbruik en gezondheid is niet zo duidelijk onderzocht als bij alcohol en tabak. Middelenmisbruik leidt tot minder doden dan alcohol of tabak, maar de verloren jaren zijn veel groter. Mensen die middelen misbruiken hebben veel vaker een zeer vroegtijdig overlijden omdat het drugsgebruik vaak tussen het twintigste en veertigste levensjaar plaatsvindt. Veruit de meeste gezondheidsproblemen door drugsgebruik worden bij mannen gevonden.

Cannabis

Een overdosis cannabis leidt niet tot overlijden van de gebruiker. Toch zijn er ook bij dit type drugs negatieve gezondheidsconsequenties: angst, dysforie en paniek bij nieuwe gebruikers en cognitieve en psychomotorische beperkingen tijdens het gebruik, wat leidt tot ongelukken wanneer de persoon deelneemt aan het verkeer of gebruik maakt van machines. Chronisch cannabisgebruik leidt vaak tot afhankelijkheid. Wat betreft de gezondheid leidt chronisch gebruik van cannabis tot onder andere chronische bronchitis en een verminderd ademhalingssysteem.

Amfetaminen en cocaïne

Zowel amfetaminen als cocaïne kan overlijden veroorzaken. De meeste mensen overlijden aan cardiovasculaire complicaties. Bij nieuwe gebruikers kan zelfs een kleine hoeveelheid cocaïne al fataal zijn. Langdurig gebruik kan onder andere leiden tot beroertes en trombose bij de kransslagaders. Wanneer amfetaminen en cocaïne gelijktijdig worden gebruikt worden de toxische effecten zeer vergroot. Ook wanneer deze drugs worden gebruikt in combinatie met andere verdovende middelen, heeft dit extra negatieve consequenties voor de gezondheid. Meer dan de helft van de regelmatige gebruikers van amfetaminen en cocaïne is verslaafd.

Ecstasy

Wanneer men enkel ecstasy gebruikt, is dit zelden dodelijk. Meer dan 75% van de overleden ecstasygebruikers gebruikten ook andere verdovende middelen. Wanneer alleen de ecstasy fataal is, is er meestal sprake van hyperthermie (ongecontroleerde stijging van de lichaamstemperatuur) of hyponatriëmie (natriumtekort). Op de lange termijn heeft ecstasygebruik invloed op het neurocognitief functioneren, met name op het verbale en werkgeheugen.

Heroïne

Heroïne leidt vaak tot een overdosis, welke al dan niet dodelijk is. Vaak is er sprake van gelijktijdig gebruik van alcohol of benzodiazepinen. Heroïne en andere drugs die worden toegediend via injectie leiden tot meer virussen die in het bloed ontstaan, HIV en hepatitis B en C. Ondanks de bekendheid van de mogelijke gevolgen van het delen van naalden, gebruikt toch nog ongeveer een vijfde van de gebruikers soms de naald van een ander. Verslaafden aan heroïne hebben vaak te kampen met psychologische stoornissen als depressie, angststoornissen en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Onder de daklozen zijn heroïnegebruikers overgerepresenteerd.

Waarom is er controverse over de positieve effecten van alcohol en cannabis?

Onderzoek toont aan dat alcoholgebruik positieve effecten kan hebben en dat het gebruik van cannabis therapeutisch kan werken. Mensen die slechts één tot twee glazen alcoholhoudende drank per dag drinken hebben een verminderd overlijdensrisico in vergelijking met geheelonthouders. Wanneer iemand echter zwaar drinkt wordt het overlijdensrisico ernstig vergroot. Het dalende overlijdensrisico bij gematigde drinkers is met name te danken aan ene verkleinde kans op hartziekten.

Helaas leidt ook matig alcoholgebruik tot een vergroot risico op andere ziekten zoals enkele vormen van kanker. Daarnaast leidt alcoholgebruik voor verkeersdeelname tot een significante risicoverhoging op ongelukken die leiden tot letsel of overlijden.

Recent onderzoek geeft minder positieve effecten op hartziekten bij gematigd alcoholgebruik weer dan altijd werd aangenomen, vanwege de participantengroepen en exclusiecriteria in deze groepen (zo werden mensen met slechte gezondheid uitgesloten van deelname). Een ander recent onderzoek wijst uit dat de positieve effecten van gematigd drinken in één keer teniet worden gedaan wanneer een persoon af en toe ook zwaar drinkt.

Cannabis lijkt een positieve bijdrage te kunnen leveren bij HIV- of kankergerelateerde uitputting, pijn dat niet wordt verlicht bij 'normale' behandeling, neurologische stoornissen als MS en Tourette en misselijkheid en overgeven door chemotherapie, wat niet wordt verlicht door 'normale' behandeling.

Het is echter lastig een goed medicament op basis van cannabis te ontwikkelen, omdat het plantje een mengeling van veel verschillende chemicaliën bevat. Daarnaast zijn er ook wettelijke bezwaren. Onderzoek in Amerika toont echter aan dat de introductie van medicinale cannabis niet leidt tot een vergroot recreatief gebruik.

De relatie tussen middelenmisbruik en negatieve gezondheidsconsequenties is niet perfect. Niet iedereen die middelen gebruikt ervaart dezelfde negatieve consequenties en er zijn ook mensen die geen enkele negatieve gezondheidsconsequentie ervaren. Toch kan er in de algemeenheid wel van een causale relatie (middelenmisbruik leidt tot negatieve gezondheidseffecten) gesproken worden.

Tabak leidt wereldwijd tot meer doden dan alcohol en illegale drugs samen. Hoe meer ontwikkeld het gebied, hoe meer mensen er overlijden ten gevolge van tabak of illegale drugs.

Voor alcohol ligt dit iets anders, aangezien lage levels van alcoholconsumptie positieve effecten op de gezondheid kunnen hebben. Ontwikkelde landen met een laag sterftecijfer kennen relatief veel alcoholdoden.

Alcohol en tabak zijn beide verantwoordelijk voor vier procent van de wereldwijde ziekten.

Welke theorieën bestaan over oorzaken en behoud van verslaving? - Chapter 4

Om verslaving te kunnen verklaren, nemen verschillende theorieën ofwel ene psychobiologische, ofwel een psychosociale basis aan.

Wat is de psychologische basis van verslaving?

Neurowetenschappelijke theorieën

Met neurowetenschappelijke apparatuur wordt steeds beter duidelijk hoe de hersenen veranderen bij regelmatig drugsgebruik. Het lijkt erop dat regelmatig drugsgebruik leidt tot blijvende schade.

Een hypothese stelt dat veranderingen in het gedrag bij drugsverslaafde worden verklaard door veranderingen in de verschillende betrokken hersensystemen. Het dopaminerge pad richting de voorhersenen en de frontale cortex wordt hierbij genoemd. Veranderingen in dit pad lijken een centrale rol te spelen bij de ontwikkeling en het behoud van verslavingsgedrag.

Toediening van drugs leidt (in)direct tot een verhoging van de dopamineniveaus in de nucleus accumbens. Sommige drugs zorgen voor zo'n toename van dopamine, dat het bijbehorende belonende gevoel veel groter is dan alledaagse belonende activiteiten. De verhoging van de dopamineniveaus door drugsgebruik wordt gezien als een signaal van salience.

De dopaminereactie vermindert bij regelmatig drugsgebruik doordat het neurale pad zich aanpast aan de effecten die de drug heeft. Het aantal neuronen dat reageert op dopamine vermindert, waardoor ook dagelijkse belonende activiteiten minder belonend werken. Bij afkicken verklaart dit ook het gevoel van verlies, depressie en terugtrekking.

Naast het dopaminerge pad speelt ook het opioidesysteem een belangrijke rol bij verslaving. Opiaten zoals heroïne werken als agonisten op de opioidereceptoren, er ontstaat snel een tolerantie voor regelmatig gebruik. De opioidereceptoren passen zich snel aan, waardoor steeds grotere hoeveelheden drugs nodig zijn om de gewenste staat te bereiken.

Het opioidesysteem speelt ook een rol bij de belonende effecten van andere verdovende middelen.

Er zijn verschillen tussen het dopaminerge pad en het opioidesysteem wat betreft verslaving. Het dopaminerge pad richt zich meer op de prikkelende en voorbereidende aspecten van beloning terwijl het opioidesysteem meer wordt geassocieerd met de hedonistische onderdelen van beloning.

Onderzoek wijst uit dat er veranderingen ontstaan in de synaptische plasticiteit door verslaving: neuroadaptatie. Dit vindt plaats bij het dopaminerge pad en andere onderdelen van het limbisch systeem. Dit heeft invloed op:

  • Executieve controle.

  • Cognitieve mogelijkheden.

  • Geheugen.

  • Leren.

  • Gewoonten.

  • Homeostatische mechanismen.

Een theorie gebaseerd op neuroadaptatie stelt dat neuroadaptatie plaatsvindt door de directe effecten van herhaald drugsgebruik. Dit kan op twee manieren:

  1. Within-system adaptations.

  2. Between-system adaptations.

Herhaald drugsgebruik verandert de chemie in het brein zo dat het de effecten van de drugs tegenwerkt. Bij het beëindigen van het drugsgebruik leidt dit tot een verstoorde homeostase. Tolerantie van de drugseffecten en terugtrekking bij afkicken worden zo verklaard.

Oorspronkelijk werd meer gekeken naar de motiverende effecten van fysieke terugtrekking.

Gedurende de adolescentie worden de hersenen geherstructureerd. Tot ongeveer het 25e levensjaar vinden er significante veranderingen plaats bij de witte en grijze stof. Onderzoek wijst uit dat zwaar drinken de normale ontwikkeling van laat ontwikkelende breingebieden kan verstoren. Dit kan leiden tot een verminderd verbaal en werkgeheugen.

Genetische factoren

Genetische theorieën proberen te verklaren welke personen verslaafd raken. Ze veronderstellen dat mensen verschillen in genetische kwetsbaarheid. Tweeling- en adoptieonderzoeken wijzen uit dat kwetsbaarheid voor drugsverslaving in families voorkomt; zowel genetische als omgevingsfactoren spelen een rol. Zo'n veertig tot zeventig procent kan aan de genen worden toegeschreven, afhankelijk van het type drugs.

Onderzoek wijst uit dat er een gemeenschappelijke genetische kwetsbaarheid is voor stoornissen gerelateerd aan middelenmisbruik.

Onderzoek naar 'risicogenen' is tot op heden onsuccesvol gebleken.

Wat voor psychologische theorieën zijn er?

Behaviorisme

De leerparadigma's klassiek en operant conditioneren zijn van belang bij de gedragstheorieën. Operant conditioneren kan verslaving verklaren door de belonende consequenties van de drugs. Er is sprake van bevorderlijk (instrumental) gedrag: de persoon gebruikt de drugs omdat deze bevorderlijk zijn voor de belonende consequenties. Zowel positieve reinforcement (de effecten zijn belonend) als negatieve reinforcement (afkickverschijnselen) kan leiden tot verslaving.

Klassiek conditioneren vormt de basis van de cue exposure theory. Deze theorie stelt dat cues belangrijk zijn bij het ontwikkelen en onderhouden vaan verslaafd gedrag. Dit kan de sterke neiging tot drugsgebruik na langere perioden van onthouding verklaren. Er zijn twee soorten cues: exoreceptieve cues die ontstaan voor het drugsgebruik en interoreceptieve cues die meer te maken hebben met het effect van het drugsgebruik. Men kan autonoom, gedragsmatig of symbolisch-expressief reageren op deze cues.

De sociale leertheorie onderschrijft het operant conditioneren waarbij ook de individuele motieven, geërfde karaktertrekken, eerder leren en huidige leefomstandigheden worden meegenomen.

Cognitieve theorieën

Verschillende cognitieve theorieën verklaren drugsverslaving. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat zelfregulatie zeer belangrijk is bij het al dan niet ontwikkelen van een verslaving. Verslavend gedrag ontstaat wanneer de persoon vertrouwt op de drugs om de fysieke en psychologische balans te behouden.

Rationele keuzetheorieën

Verslaafde personen hebben weinig controle over het drugsgebruik. Dit leidt ertoe dat men blijft gebruiken ondanks de wens te stoppen of dat men grotere hoeveelheden of langere tijd dan bedoeld gebruikt. Volgens de rationele keuzetheorie wordt drugsgebruik of verslaving gezien als de beste keuze voor de persoon vanwege de omstandigheden. Drugsgebruik is dus een rationele keuze. Wanneer drugsverslaafden willen stoppen maar dit niet lukt, lijkt er sprake te zijn van een irreële keuze. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door de menselijke beperkte capaciteit toekomstige voordelen in te schatten. Een ander idee is dat we meer belang hechten aan nu dan aan de toekomst, waardoor het lastig is te stoppen.

Persoonlijke theorieën

Sommige mensen hebben een grotere kans op verslaving vanwege een 'verslaafde persoonlijkheid'. Kwetsbare persoonlijkheidsfactoren zouden kunnen leiden tot latere drugsverslaving. Het resource model van Eysenk stelt dat drugsgebruik start omdat drugs een bepaald doel, gerelateerd aan de persoonlijkheid van de gebruiker, dient. Zelfs al leidt drugsgebruik tot negatieve consequenties, voor deze mensen is drugsgebruik toch voordelig. Eysenk kwam met drie persoonlijkheidsdimensies (PEN-model):

  • Psychotisch.

  • Extraversie.

  • Neurotisch.

Wat voor een rol spelen omgevingsfactoren?

Verschillende aspecten uit de omgeving van ene persoon worden in verband gebracht met het risico op middelenmisbruik en gerelateerde stoornissen. Het risico op drugsgebruik wordt groter bij:

  • Genetische kwetsbaarheid.

  • Drugsgebruik van de moeder tijdens de zwangerschap.

  • Slechte schoolprestaties.

  • Gedrags- en emotionele problemen vroeg in de kindertijd.

Versterking vindt plaats door:

  • Verminderde cognitieve capaciteiten.

  • Slecht ouderschap.

  • Lage Sociaaleconomische status.

  • Stoornissen in de impulscontrole.

Daarnaast zijn er nog veel meer factoren die een rol kunnen spelen. Zo leidt angst of depressie tot een groter risico om op jonge leeftijd drugs te gebruiken. Daarnaast hebben kinderen van drugsgebruikers een grotere kans om later zelf ook drugs te gaan gebruiken.

Wat zijn de synthetische theorieën over verslaving?

Theorieën die zich zowel op de biologische als de psychosociale verklaringen voor drugsverslaving richten, worden biopsychosociale of synthetische theorieën genoemd. Verslaafd gedrag wordt afgeleid van ander probleemgedrag door de pathologische betrokkenheid van een persoon bij drugsgebruik, een sterke drang drugs te blijven gebruiken en verminderde controle over het drugsgebruik.

De PRIME verslavingstheorie stelt dat het motivationele systeem vervormd kan raken door:

  • Eerdere pathologieën.

  • Huidige abnormaliteiten door het verslavingsgedrag.

  • Pathologische omgeving.

PRIME staat voor Plannen, Responsen, Impulsen, Motieven en Evaluaties. Om verslaving te behandelen moet het motivationele systeem hervormd worden.

Om verslaving te kunnen verklaren, nemen verschillende theorieën ofwel ene psychobiologische, ofwel een psychosociale basis aan.

Wat zijn de effecten van een alcoholverslaving op de gezondheid? - Chapter 5

De effecten van alcohol zijn al duizenden jaren bekend. In 2004 gebruikten er wereldwijd twee miljard mensen alcohol volgens de WHO. Bijna vier procent van deze gebruikers had een alcoholgerelateerde stoornis. Niet alleen de hoeveelheid geconsumeerde alcohol maar door de consumptiepatronen kunnen schadelijke effecten teweeg brengen. Omdat alcohol wereldwijd wordt geconsumeerd, worden gerelateerde stoornissen ook wereldwijd gediagnosticeerd. Veel mensen met een diagnose hebben ook comorbide problematiek als angststoornissen of depressie.

Hoe werkt preventie?

Onder adolescenten is het aantal zware drinkers groot. Preventie is daarom van groot belang. Het programma Preventure is het eerste programma preventief werkt tegen alcohol- en drugsgebruik tijdens de schoolleeftijd (Canada en Engeland).

Hoe moeten interventies en behandelingen beoordeeld worden?

Bij interventie en behandeling is beoordeling zeer belangrijk. De kwantiteit en frequentie van alcoholgebruik moet worden vastgesteld. Het doel is om vast te stellen waarom iemand zoveel drinkt, welke comorbide problematiek er speelt, de interventiegebieden vast te stellen en een baseline te vinden. Met behulp van de baseline kunnen verbeteringen worden vastgesteld.

De beoordeling kan op veel manieren plaatsvinden: er kan een korte screening zijn of juist een diep assessment. Er wordt vaak klinisch onderzoek gedaan, biologische kenmerken worden getest en er worden gestandaardiseerde vragenlijsten gebruikt. Het meest bekende biologische kenmerk is serum gamma glutamyltransferase (een leverenzym).

Een screeningstest voor alcoholmisbruik in medische setting is de AUDIT: de Alcohol Use Disorders Identification Test. Zowel adolescenten als volwassenen kunnen hiermee worden getest. Met name lagere niveau schadelijk drinken wordt met deze test geïdentificeerd.

Om de mate van alcoholafhankelijkheid te meten wordt vaak de SADQ (Severity of Alcohol Dependence Questionnaire) gebruikt. De symptomen van fysieke afhankelijkheid worden hiermee gemeten. Om de psychologische gevolgen van alcoholafhankelijkheid te meten wordt de SADDQ gebruikt (Short Alcohol Dependence Data Questionnaire).

Mensen die hoog scoren op selfefficacy zijn vaker in staat gematigd te drinken. Ook het fysieke welzijn en cognitieve dysfuncties zijn van belang te meten.

Mensen met een alcoholprobleem die behandeling zoeken hebben vaak een comorbide drugsgerelateerde of geestelijke stoornis. De aanwezigheid hiervan moet gemeten worden, aangezien dit het behandelproces kan verstoren of bemoeilijken. Ook familieproblemen kunnen van invloed zijn op het behandeltraject en moeten dus worden onderzocht.

Wat voor soorten interventies zijn er?

Gemeenschappelijke gezondheidsinterventies

De prevalentie van alcoholmisbruik en verslaving kan worden teruggedrongen door publieke beslissingen, zoals prijsverhoging of een verminderde beschikbaarheid. Door de publieke focus op de negatieve gevolgen van grootschalig alcoholgebruik (bijvoorbeeld auto-ongelukken) wordt alcoholgebruik meer teruggedrongen dan bij de focus op mensen met een ernstig alcoholprobleem.

In Australië heeft onderwijs over de gevolgen van alcoholgebruik ertoe geleid dat er minder gerelateerde problemen ontstaan. De volgende preventieve middelen lijken volgens onderzoek effectief te zijn in het terugdringen van overmatige alcoholconsumptie:

  • Hoge belastingen op alcohol.

  • Niet, of veel minder adverteren met alcoholhoudende producten.

  • Vaker testen op rijden onder invloed.

  • Korte interventies door huisartsen.

  • Controle van drinkomgevingen.

  • Alcoholsloten op voertuigen.

  • Richtlijnen voor lage-risico alcoholconsumptie.

  • Gezondheidswaarschuwingen op verpakkingen.

Korte interventies

De eerste korte interventies werden gedaan bij verstokte rokers. Zeer korte interventies door huisartsen bleken een grotere invloed te hebben op de hoeveelheid mensen die stopten met roken dan enkele interventies bij de mensen die actief hulp zochten.

Ook bij alcoholgebruik hebben korte interventies effect: het drinken werd teruggedrongen bij probleemdrinkers met een milde afhankelijkheid. Onderdelen van zo'n interventie zijn:

  • Informatie over veilig drinken.

  • Informatie over de negatieve gezondheidseffecten van alcohol.

  • Suggesties over nuttige manieren om te minderen.

  • Advies over het zelfmonitoren van alcoholconsumptie.

Onderzoek toont aan dat dit met name bij mannen het geval is en dat de lengte van de korte interventie (vijf minuten tot één uur) weinig uitmaakt. Onderzoek naar interventies gericht op sociale normen onder studenten toont aan dat dit alcoholmisbruik vermindert.

Ontgifting

Ontgifting is het verwijderen van het middel uit het lichaam. De persoon wordt geholpen bij het herstel van de afkickverschijnselen. Hoe heftig deze verschijnselen zijn, hangt onder andere af van de periode van gebruik. Het ontgiften kan plaatsvinden met of zonder medicatie. Een medicament dat afkickverschijnselen terugdringt is gamma-hydroxy-butyric acid (GHB). De juiste manier van afkicken is per persoon verschillend. Mensen waarbij er milde afkickverschijnselen worden verwacht kunnen bijvoorbeeld prima thuis afkicken, terwijl mensen met heftige verschijnselen beter kunnen worden opgenomen in een kliniek.

Behandeldoel: onthouding of moderatie

Onderzoek wijst uit dat mensen met een lichte verslaving kunnen mikken op moderatie terwijl mensen met een zware verslaving zich beter kunnen richten op totale onthouding. Er is wat controverse over moderatie as behandeldoel, omdat de AA als richtlijn heeft dat een voormalig alcoholist nooit meer mag drinken.

Psychosociale interventies

Verschillende psychosociale interventies zijn effectief gebleken in de behandeling van alcoholverslaving.

Cognitieve gedragstherapie werkt vanuit het principe dat alcoholmisbruik ontstaat door negatieve levenservaringen. De behandeling richt zich op copingmechanismen in bepaalde situaties. Deze behandelingsmethode lijkt met name effectief bij mensen die geen hele heftige alcoholproblematiek ervaren. De sociale vaardigheidstraining lijkt het meest effectief.

De motivational enhancement therapy gebruikt motivationele strategieën om de eigen bronnen van de persoon te mobiliseren. De belangrijkste principes zijn:

  • De persoonlijke interesse en problemen vaststellen.

  • Antwoorden op de persoon om zo'n manier dat ambivalentie verdwijnt en motivatie verschijnt.

  • Behandeling gericht op communicatie in plaats van op technieken aanleren.

  • De focus licht op intrinsieke motivatie om te veranderen.

  • Verandering ontstaat vanwege de relevantie met betrekking tot de eigen waarden van de persoon.

Het doel van gezins- en huwelijkstherapie is het betrekken van belangrijke andere personen in het herstel van de alcoholist. De contingency based community reinforcement betrekt familieleden die dicht bij de persoon staan in de behandeling. Huwelijkstherapie bleek beter te zijn dan geen therapie, maar niet dan individuele therapie gericht op de vermindering van het verslavingsgedrag.

Een hypothese stelt dat blootstelling aan alcoholcues terwijl je je van alcohol onthoudt het verlangen moet verminderen en de selfefficacy moet vergroten. Dit leidt tot positievere uitkomsten op de lange termijn. Voorzichtige onderzoeksresultaten stellen dat dit een enigszins effectieve benadering is.

De oudste en meestgebruikte behandelmethode is de AA. Zij nemen aan dat alcoholmisbruik een spirituele en medische ziekte is. Helaas is er weinig onderzoek gedaan naar de effecten.

Onderzoek toont aan dat de verschillende behandelmethoden een ongeveer vergelijkbare werking hebben.

Toewijzing van cliënten aan psychosociale behandeling

Eén van de grootste onderzoeken naar behandeluitkomsten was Project MATCH (1997). Er werd onderzoek gedaan naar cognitieve gedragstherapie, motivational enhancement therapy en 12-step facilitaation therapy (onderdeel van de AA). De drie therapieën leidden niet tot significant verschillende uitkomsten. Er werd geen basis gevonden dat het toewijzen van een cliënt aan een bepaalde theorie op basis van de kenmerken van de persoon nuttig is.

Stepped care

De meest kosteneffectieve behandelmethode lijkt die van stepped care te zijn. Deze benadering bestaat uit drie stappen:

  1. Eén sessie van begeleiding gericht op gedragsverandering.

  2. Vier sessies van 50 minuten van motivational enhancement therapy.

  3. Doorverwijzing naar een alcoholbehandelcentrum.

Onderzoek toont aan dat deze interventie betere resultaten laat zien en kosteneffectiever is dan de korte interventie.

Interventies gebaseerd op telefoon, internet of e-mail

Webgebaseerde interventies voor alcoholproblematiek hebben hoge hoeveelheden uitvallers, maar bewijzen zich toch als effectief. E-therapie lijkt hiermee ene zeer kosteneffectieve oplossing.

Farmacotherapie

Er zijn verschillende soorten medicamenten die mensen kunnen helpen om zich te onthouden van alcohol en zo ook te blijven. Disulfiram is zo'n medicijn. De hulp die dit medicijn biedt is echter beperkt en de risicofactoren en bijwerkingen moeten in acht worden genomen. Het lijkt met name effectief bij goed gemotiveerde cliënten die ook aanvullende therapie volgen.

Andere medicamenten die effectief lijken zijn onder andere naltrexone en topiramate. GHB lijkt meer effectief dan de meeste medicijnen. Ook de bijwerkingen zijn gelimiteerd.

Behandeling van complexe cliënten

Mensen die deelnemen aan behandeling voor hun alcoholverslaving kunnen comorbide problematiek ervaren. Dit leidt tot moeilijkheden bij de therapie en slechtere therapeutische resultaten.

Stigma

De meeste mensen met een alcoholprobleem zoeken hier geen professionele hulp voor. In Australië is het aantal mensen dat hulp zoekt voor depressie vele maanden hoger. Dit komt doordat er effectieve interventies beschikbaar zijn, de zorgdiensten goed zijn gecoördineerd en er publieke campagnes zijn die zich erop richten het stigma op depressie op te heffen.

Alcohol en zwangerschap

Meer dan twintig procent van de vrouwen wereldwijd gebruikt alcohol tijdens de zwangerschap, terwijl bekend is dat dit kan leiden tot vergrote risico's op ontwikkelings- en cognitieve problematiek bij het kind.

De effecten van alcohol zijn al duizenden jaren bekend. In 2004 gebruikten er wereldwijd twee miljard mensen alcohol volgens de WHO. Bijna vier procent van deze gebruikers had een alcoholgerelateerde stoornis. Niet alleen de hoeveelheid geconsumeerde alcohol maar door de consumptiepatronen kunnen schadelijke effecten teweeg brengen. Omdat alcohol wereldwijd wordt geconsumeerd, worden gerelateerde stoornissen ook wereldwijd gediagnosticeerd. Veel mensen met een diagnose hebben ook comorbide problematiek als angststoornissen of depressie.

Wat zijn de effecten van een nicontineverslaving op de gezondheid? - Chapter 6

Naast alcohol en cafeïne wordt tabak in de wereldwijde populatie veel gebruikt. De hierdoor veroorzaakte bekende ziekten breiden steeds verder uit. Roken wordt, na hoge bloeddruk, gezien als de hoogste risicofactor voor overlijden wereldwijd. Drie keer zoveel mannen als vrouwen overlijden ten gevolge van roken. Bijna driekwart van de rokers wil stoppen. Er zijn veel interventies die motiveren tot stoppen.

Hoe kan tebaksverslaving beoordeeld worden?

Om de tabaksverslaving te beoordelen moet er worden gekeken naar:

  • Motivatie tot stoppen.

  • Nicotineafhankelijkheid.

  • Rookgeschiedenis (waaronder pogingen tot stoppen in het verleden).

De mate van afhankelijkheid is een indicator voor de waarschijnlijkheid dat iemand stopt en niet meer start met roken. De meestgebruikte meetmethode wereldwijd is de Fagerström Test for Nicotine Dependence. Het monitoren van afkickverschijnselen is belangrijk bij de interventie. Deze symptomen zijn namelijk voorspellend voor terugval. De assessment moet zich ook richten op comorbide problematiek, waaronder depressie en angststoornissen.

Wat voor soorten interventies zijn er?

Er bestaat een richtlijn voor het stoppen met roken:

  1. Stel een datum (binnen één tot twee weken) waarop de cliënt gaat stoppen.

  2. Begeleidt de cliënt in de stoppoging:

  3. Laat de cliënt anderen vertellen dat hij of zij gaat stoppen;

  4. Verwijder sigaretten van de omgeving van de cliënt;

  5. Ga vorige stoppogingen na en bepaald wat hielp en wat niet;

  6. Bekijk alles wat kan interfereren met de stoppoging.

Onthouding moet worden gezien als doel van de stoppoging. De cliënt moet worden geïnformeerd over de mogelijke afkickverschijnselen. Er moet actief worden gefocust op triggers voor terugval.

De interventies gericht op stoppen met roken kunnen worden ingedeeld als psychosociaal, farmacologisch en anders. Zowel de psychosociale als de farmacologische methoden lijken succesvol.

Psychosociale interventies

Er zijn verschillende manieren om een cliënt te ondersteunen bij een stoppoging. Zelfs een kort advies van de huisarts vergroot de kans dat iemand wil stoppen met roken en vergroot ook de kans dat diegene een jaar later nog steeds gestopt is. De houding van de arts ten opzichte van de moeite die een persoon stopt in het stoppen met roken is van groot belang voor het succes van de stoppoging. Groepsinterventies lijken effectiever te zijn dan geen interventie of interventies met minimaal contact. Zelfhulpmaterialen werken iets beter dan geen interventie. Zelfhulp leidt niet tot een grotere kans van slagen in combinatie met andere vormen van behandeling.

Farmacologische interventies

Nicotinevervangingstherapie lijkt goed te helpen bij de afkickverschijnselen die rokers met een zware verslaving hebben wanneer ze willen stoppen. Het verlangen naar nicotine wordt verminderd en afkickverschijnselen worden voorkomen. Nicotine wordt bijvoorbeeld toegediend als pleister of neusspray, waardoor de werking langzamer is. Alle vormen van deze therapie zijn effectief en verhogen het aantal gestopten met 50-70%. Ook antidepressiva lijken te helpen bij het stoppen met roken. Dit geldt echter niet voor alle antidepressiva.

Nicotine receptor partial agonists laten positieve effecten zien als behulpzaam bij het stoppen met roken. Dit lijkt een kosteneffectievere methode dan antidepressiva.

Andere medicamenten (met weinig onderzoek naar de effectiviteit en bijwerkingen) zijn clonidine, nicobrevin en nicotine vaccins.

Andere therapieën en interventies

Veel andere therapieën als acupunctuur en feedback op biomarkers laten enigszins positieve resultaten zien, maar er is te weinig onderzoek gedaan om duidelijke conclusies te kunnen trekken.

Therapieën als hypnotherapie en biomedische risicobeoordelingen laten in onderzoek geen positieve effecten zijn.

Hoe kunnen de verschillende populaties met ziekten gerelateerd aan roken het best worden behandeld?

Er is enigszins onderzoek gedaan naar de beste manieren om te stoppen voor bepaalde patiëntengroepen. Mensen met COPD hebben bijvoorbeeld veel baat bij nicotine replacement therapy gekoppeld aan een intensief en langdurig stopprogramma.

Interventies op het werk

Zowel individuele begeleiding, als groepsbegeleiding, als farmacologische behandeling hebben dezelfde effecten op de werkvloer als elders.

Rookreductie

De gezondheidsvoordelen van minderen of stoppen met roken zijn niet heel duidelijk.

Vermindering van tabaksschade

Snus is een tabaksproduct dat geen rook produceert uit Zweden en heeft ervoor gezorgd dat de prevalentie rokers en rookgerelateerde ziekten is afgenomen. Er bestaat echter wel controverse, aangezien ook snus niet ongevaarlijk voor de gezondheid is. Er is echter nauwelijks verschil in levensverwachting tussen mensen die stoppen met roken en mensen die snus gebruiken.

Naast alcohol en cafeïne wordt tabak in de wereldwijde populatie veel gebruikt. De hierdoor veroorzaakte bekende ziekten breiden steeds verder uit. Roken wordt, na hoge bloeddruk, gezien als de hoogste risicofactor voor overlijden wereldwijd. Drie keer zoveel mannen als vrouwen overlijden ten gevolge van roken. Bijna driekwart van de rokers wil stoppen. Er zijn veel interventies die motiveren tot stoppen.

Wat zijn de effecten van een cannabisverslaving op de gezondheid? - Chapter 7

Het middel dat het meeste misbruikt wordt wereldwijd is cannabis. Deze drug komt van de cannabis sativa plant en heeft THC als primair psychoactief ingrediënt. Dit leidt tot hallucinaties. Marihuana is een milde drugs afkomstig van deze plant, terwijl hasj een sterker effect heeft. Het effect van het roken van cannabis is direct, terwijl cannabis verwerkt in voedsel een langzamer, maar onvoorspelbaarder effect heeft. Recent zijn de medicinale effecten van cannabis onderzocht, bijvoorbeeld bij de reductie van misselijkheid na chemotherapie. Omdat er nogal wat bijwerkingen zijn wordt cannabisgebruik meestal niet geadviseerd. Enkele landen hebben medische cannabis gelegaliseerd.

Wat is het nut van preventieprogramma's?

Jongeren gebruiken cannabis op grote schaal. De aanvangsleeftijd ligt in de tienerleeftijd. Onderzoek wijst uit dat vroegtijdig gebruik van cannabis kan leiden tot latere drugsproblematiek. Preventieprogramma's kunnen grofweg worden onderverdeeld in vaardighedengericht, affectgericht en kennisgericht.

Hoe kan cannabisverslaving beoordeeld worden?

Beoordeling van cannabisverslaving bestaat bijvoorbeeld uit een gestructureerd klinisch interview. Ook kan het nuttig zijn inzicht te hebben in de selfefficacy van de cliënt, wat gemeten kan worden met de Situational Confidence Questionnaire (SCQ). De Cannabis Problems Questionnaire (CPQ) kan helpen om symptomen te monitoren. Om een cannabisverslaving te diagnosticeren moet er voldaan worden aan de criteria volgens de DSM. Ook comorbide problematiek moet worden beoordeeld.

Wat voor soorten interventies zijn er?

In veel ontwikkelde landen zoeken steeds meer mensen hulp voor een cannabisverslaving. Met name de afkickverschijnselen bemoeilijken het stoppen met de drug. Veel mensen die behandeling zoeken hebben comorbide problematiek. Er bestaan verschillende psychologische en farmacologische interventies voor cannabisverslaving.

Psychologische interventies

Psychologische interventies bestaan uit cognitieve gedragstherapie of motivational enhancement therapy, zowel individueel als groepsgewijs. Met name de combinaties van therapie hebben veelbelovende resultaten. Er is weinig bekend over welke specifieke interventie beter is dan welke andere specifieke interventie. De behandeluitkomst is vaak een verminderd cannabisgebruik en verminderde afhankelijkheidssymptomen en -problemen in plaats van onthouding.

Farmacologische interventies

Veel farmacotherapieën zijn geëvalueerd in onderzoek, maar bijna altijd in laboratoriumsetting met kleine steekproefgrootten. Het medicament THC (orale toediening) lijkt met meest veelbelovend in de vermindering van afkicksymptomen.

Behandeling van comorbiditeit

Wanneer iemand een heftige mentale stoornis heeft zoals schizofrenie kan drugsgebruik de symptomen verergeren. Bij dit soort patiëntengroepen is het zeer belangrijk om drugsgebruik zo snel mogelijk te identificeren en behandelen. Soms kan het medicijn dat gebruikt wordt bij de behandeling van een mentale stoornis ook een positief effect hebben op het drugsgebruik.

Het middel dat het meeste misbruikt wordt wereldwijd is cannabis. Deze drug komt van de cannabis sativa plant en heeft THC als primair psychoactief ingrediënt. Dit leidt tot hallucinaties. Marihuana is een milde drugs afkomstig van deze plant, terwijl hasj een sterker effect heeft. Het effect van het roken van cannabis is direct, terwijl cannabis verwerkt in voedsel een langzamer, maar onvoorspelbaarder effect heeft. Recent zijn de medicinale effecten van cannabis onderzocht, bijvoorbeeld bij de reductie van misselijkheid na chemotherapie. Omdat er nogal wat bijwerkingen zijn wordt cannabisgebruik meestal niet geadviseerd. Enkele landen hebben medische cannabis gelegaliseerd.

Wat zijn de effecten van een opioidenverslaving op de gezondheid? - Chapter 8

Opioiden zijn chemicaliën die binden aan de opioidereceptoren. Deze receptoren worden normaal gesproken geactiveerd door de lichaamseigen pijnstillers. Opioide agonisten zijn drugs die de opioidereceptoren activeren. De activiteit van het centrale zenuwstelsel wordt hierdoor onderdrukt waardoor er effectieve pijnstilling optreedt. Drugs die juist de actie van opioidereceptoren blokkeren worden opioide antagonisten genoemd. Verschillende opioide drugs kunnen zelfs bij een lage dosis leiden tot overdosis, wat ze erg gevaarlijk maakt. Daarnaast zijn ze zeer verslavend. Omdat dit soort drugs vaak geïnjecteerd wordt, is er een vergrote kans op bloedgebonden ziekten als hepatitis B en C en HIV. Verslaving aan opioide drugs is één van de gevaarlijkste verslavingen voor de gezondheid. Van alle jaarlijkse wereldwijde drugsdoden is heroïne verantwoordelijk voor ongeveer 75%.

Hoe kan opioidenverslaving beoordeeld worden?

Er zijn verschillende meetinstrumenten om de mate van opioidenverslaving te meten. Voorbeelden zijn de Severity of Opiate Dependence Questionnaire en de Severity of Dependence Scale. Ook bij opioideafhankelijkheid is comorbiditeit belangrijk om te onderzoeken. Er is vaak sprake van comorbiditeit met de posttraumatische stressstoornis en/of depressie.

Wat voor soorten interventies zijn er?

Ontgifting

Ontgiften wordt niet gezien als een behandeling voor opioideverslaving, maar is wel belangrijk als eerste stap naar onthouding. Afkickverschijnselen zijn divers en bestaan op de korte en lange termijn. Verschillende factoren spelen een rol bij het al dan niet totaal ontgiften na opioideverslaving. Hieronder vallen bijvoorbeeld de redenen om te ontgiften die het individu heeft en de manier waarop de persoon ontgift. Naast de afkickverschijnselen ontstaan er vaak ook psychologische en sociale problemen. Psychosociaal contact en toekomstige behandelingen zijn dan ook noodzakelijk. Verschillende medicamenten kunnen de ontgifting helpen. Dit zijn bijvoorbeeld de opioiden methadon en buprenorphine.

Het is zeer waarschijnlijk dat mensen met een opioideverslaving leven in een omgeving die niet ondersteunend werkt in het loskomen van de verslaving. Dit kan de behandeling bemoeilijken. Mensen die ontgiften hebben een kleinere kans om terug te vallen in hun verslaving dan mensen die dat niet doen.

Drugsvrije behandelbenaderingen

Drugsvrije behandelbenaderingen omvatten bijvoorbeeld residential treatment in therapeutic communities, zelfhulpgroepen en poliklinische begeleiding. Bij de eerste twee komt geen ander medicament aan te pas, bij de poliklinische behandeling kan zowel met als zonder medicamenten worden gewerkt.

Bij residentiële behandeling duren de programma's drie tot twaalf maanden. Oud-gebruikers wonen dan in een gemeenschap van andere oud-gebruikers en professionals. Groeps- en individuele therapie vinden beide plaats. Er is licht bewijs dat dit soort behandeling enigszins beter werkt dan andere behandelingen en dat de ene residentiële behandeling beter werkt dan de andere.

Zowel residentiële behandeling als begeleidingsprogramma's laten positieve effecten zien in het verminderen van heroïnegebruik en misdrijven onder de cliënten die lang genoeg deelnemen om de positieve effecten te ervaren (> 3 maanden).

Zelfhulpgroepen werken vaak met het 12 stappen programma ontwikkeld door de AA. Ze veronderstellen dat drugsverslaving een ziekte is waarbij er geen genezing mogelijk is. Herstel kan alleen plaatsvinden wanneer de cliënt zich onthoudt van verder drugsgebruik. Naar zelfhulpgroepen is onvoldoende onderzoek uitgevoerd om duidelijke conclusies over de effectiviteit te kunnen trekken.

Farmacotherapie

Farmacotherapieën worden in dit geval vaak substitutietheorieën genoemd, aangezien de (vaak) heroïne wordt vervangen door een andere opioide. Een voorbeeld en veelgebruikt middel is methadon. Vanwege de werking hoeft iemand slechts één dosis oraal in te nemen (in tegenstelling tot heroïne, waarbij iemand meerdere keren per dag moet injecteren). Onderzoek wijst uit dat methadon een geschikt middel is om opioideafhankelijkheid te beheersen. Methadon zorgt ervoor dat opioide drugs geen euforisch effect meer veroorzaken en het zorgt er ook voor dat er geen afkickverschijnselen ontstaan.

Alternatieve onderhoudsbehandelingen

Het medicament buprenorphine werkt zowel als agonist als als antagonist. Dit medicijn hoeft minder frequent te worden ingenomen als methadon. Ook het risico op overdosis is lager. In grote doses is het echter minder effectief dan methadon. In de meeste klinische settings wordt methadon daarom vaak als primaire keuze toegepast.

Andere medicamenten zijn Levo-α-acetylmethadol (betere werking dan methadon maar gevaarlijke bijwerkingen), heroïne-injecties (wanneer andere medicamenten niet werken), codeïne (heeft potentiaal maar is nog weinig onderzocht) en naltrexone (werkt op motivatie en heeft daarom weinig veelbelovende lange termijn effecten).

Opioiden zijn chemicaliën die binden aan de opioidereceptoren. Deze receptoren worden normaal gesproken geactiveerd door de lichaamseigen pijnstillers. Opioide agonisten zijn drugs die de opioidereceptoren activeren. De activiteit van het centrale zenuwstelsel wordt hierdoor onderdrukt waardoor er effectieve pijnstilling optreedt. Drugs die juist de actie van opioidereceptoren blokkeren worden opioide antagonisten genoemd. Verschillende opioide drugs kunnen zelfs bij een lage dosis leiden tot overdosis, wat ze erg gevaarlijk maakt. Daarnaast zijn ze zeer verslavend. Omdat dit soort drugs vaak geïnjecteerd wordt, is er een vergrote kans op bloedgebonden ziekten als hepatitis B en C en HIV. Verslaving aan opioide drugs is één van de gevaarlijkste verslavingen voor de gezondheid. Van alle jaarlijkse wereldwijde drugsdoden is heroïne verantwoordelijk voor ongeveer 75%.

Wat zijn de effecten van psychostimulantia als cocaïne, amfetamine, ecstasy op de gezondheid? - Chapter 9

De meest voorkomende psychostimulantia zijn cocaïne, methamfetamine en ecstasy. Deze drugs kunnen op verschillende manieren worden geconsumeerd: snuiven, slikken, roken of injecteren. Met name injectie brengt grote risico's als overdosis met zich mee.

Hoe kunnen dit soort verslavingen beoordeeld worden?

Bij het beoordelen van de cliënt moet gekeken worden naar het drugsgebruik in het verleden: waar, hoe en waarom. Verschillende schalen kunnen worden gebruikt om een goede beoordeling te maken. Voorbeelden zijn de Readiness to Change Questionnaire en de Readiness Ruler. Er zijn ook meetinstrumenten die zich speciaal op cocaïnemisbruik richten zoals de Voris Cocaine Rating Scale.

Verslaving aan psychostimulantia is vaak comorbide met andere stoornissen als depressie en persoonlijkheidsstoornissen. Dit moet voorafgaand aan de behandeling dan ook worden onderzocht.

Wat voor soorten interventies zijn er?

Meestal is de eerste stap ontgifting: de cliënt stopt met al het drugsgebruik. Vervolgens is er een periode van professionele ondersteuning van onthouding.

Ontgifting

Er zijn vaak weinig afkicksymptomen. Bij het afkicken van cocaïne wordt mediatie niet geadviseerd.

Farmacotherapie

Bij het gebruik en afkicken van psychostimulantie komt depressie vaak voor. Sommige antidepressiva zijn behulpzaam bij het afkicken van psychostimulantia als cocaïne en amfetamine. Er is nog veel onderzoek nodig op het gebied van de farmacotherapie.

Psychologische technieken

Ook de psychologische technieken zijn nog weinig onderzocht. De belangrijkste ontwikkelingen richten zich op omgaan met onvoorziene situaties. Er is weinig vraag naar behandelingen voor ecstasyverslaving. Er is dan ook nog weinig onderzocht op dit gebied. Leren omgaan met onvoorziene situaties is de beste bekende optie.

De meest voorkomende psychostimulantia zijn cocaïne, methamfetamine en ecstasy. Deze drugs kunnen op verschillende manieren worden geconsumeerd: snuiven, slikken, roken of injecteren. Met name injectie brengt grote risico's als overdosis met zich mee.

Hoe kunnen farmacologische behandelingen bijdragen verslavingszorg in de toekomst? - Chapter 10

Welke factoren spelen een rol bij de effectiviteit van de behandeling?

Verslaving vindt plaats ten gevolge van interacterende factoren die lang niet allemaal bekend zijn. Ook genetische en omgevingsfactoren leveren een belangrijke bijdrage aan het al dan niet ontstaan van een verslaving. Alcohol en tabak dragen het meeste bij aan de globale ziekteproblemen, niet alleen in ontwikkelde landen maar ook in ontwikkelende landen. Om de effectiviteit van de behandeling te bepalen spelen motivationele factoren en individuele voorkeuren een grote rol. Meer onderzoek is nodig.

Wat zijn de mogelijke adviezen voor de toekomst?

In de toekomst kan een beter begrip van de neurobiologie van verslaving leiden tot betere farmacologische behandelingen. Omdat vooral jongeren alcohol en drugs blijven consumeren blijft de vraag naar effectieve behandelmethoden bestaan. Het zou mooi zijn wanneer farmacologische behandelingen kunnen worden toegepast in de publieke gezondheidsbenadering.

Verslaving vindt plaats ten gevolge van interacterende factoren die lang niet allemaal bekend zijn. Ook genetische en omgevingsfactoren leveren ene belangrijke bijdrage aan het al dan niet ontstaan van een verslaving.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Content categories
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.