Xenofobie onder jongeren: de invloed van interetnisch contact - Bekhuis, Ruiter & Coenders - 2009 - Artikel


Dit onderzoek kijkt naar de xenofobische attitudes van middelbare schoolstudenten. De hoofdvraag is: in hoeverre verschillen studenten met verschillende etnische achtergronden van elkaar m.b.t. xenofobische attitudes, en hoe zijn deze attitudes gerelateerd aan het interetnisch contact? Allereerst worden de attitudes geanalyseerd van de meerderheidsgroep (Nederlands) en drie etnische minderheidsgroepen (Turks, Marokkaans en Caribisch). Daarna wordt gekeken naar de impact van interetnisch contact binnen en buiten de schoolomgeving, en er worden hypotheses getest over interetnisch contact terwijl er gecontroleerd wordt voor alternatieve mechanismes die verantwoordelijk kunnen zijn voor de gevonden xenofobische attitudes.

Inleiding

Interetnisch contact is gedefinieerd als elk direct contact met iemand van een andere etnische afkomst. In de literatuur zijn er inconsistente bevindingen m.b.t. het belang van interetnisch contact. Mogelijk komt dit omdat de leeftijd van de kinderen een rol speelt en/of omdat er verschillende afhankelijke variabelen getest werden en/of op verschillende manieren gecontroleerd werd voor andere relevante factoren (zoals persoonlijkheid). Dit onderzoek analyseert studenten uit de vierde klas van de middelbare school, waarbij zij controleert voor de volgende factoren: persoonlijkheidskenmerken, de ervaren sociaaleconomische en culturele dreiging, en het opleidingsniveau.

Ten opzichte van eerder onderzoek heeft dit onderzoek drie voordelen.

  • De meeste voorgaande studies hebben gekeken naar positief interetnisch contact, maar of en hoe negatief interetnisch contact xenofobe houdingen beïnvloedt is weinig over bekend. Hier haakt huidig onderzoek op in.

  • Ook wordt in eerdere studies vooral gekeken vanuit het meerderheidsperspectief (autochtonen), waarbij gegeneraliseerd wordt dat de gevonden relatie tussen positief interetnisch contact en een positieve houding ook opgaat voor minderheidsgroepen, iets wat deze studie niet aanneemt, maar analyseert.

  • Ten slotte letten de meeste onderzoeken niet op de mogelijke invloed van contact in verschillende settings, terwijl deze studie kijkt naar de invloed van interetnisch contact op xenofobische houdingen in de klas, op school, in de buurt en op vrijetijdsverenigingen.

Theoretische achtergrond

Allport (1954) stelde met zijn contacthypothese dat direct contact tussen leden van verschillende etnische groepen leidt tot minder vooroordelen, indien er sprake is van vier criteria: er is een gelijke status tussen de groepen, er zijn gedeelde doelen die beiden nastreven, er bestaat samenwerking tussen de groepen, en er is ondersteuning van de autoriteiten/wetgeving. In de meta-analyse van Pettigrew en Tropp (2006) werd bevestigd dat positief interetnisch contact de vooroordelen altijd vermindert, waarbij Allport’s voorwaarden niet noodzakelijk zijn! Als er echter voldaan werd aan één of meerdere criteria van Allport, versterkte dit wel het effect. Hierbij is wel het causaliteitsvraagstuk: leidt meer interetnisch contact tot een tolerantere houding, of visa versa? Als tolerantie leidt tot meer interetnisch contact is er nog geen bewijs voor Allport’s contacthypothese. Vanwege dit probleem moet eerst gekeken worden naar de mogelijkheid tot etnisch contact. De auteurs van dit artikel suggereren dat een leerling in een etnisch heterogene klas, of een leerling die woont in etnisch meer heterogene buurten, minder xenofobe houdingen heeft. Door vervolgens te kijken naar de impact van gedwongen interetnische contacten (zoals in het klaslokaal) - waarbij de etnische voorkeuren bijna geen rol kunnen spelen - kan ook zonder longitudinaal onderzoek Allport’s hypothese worden getest. Hierbij wordt verwacht dat leerlingen die meer positief interetnisch contact hebben in alle vier de settings een minder xenofobe houding hebben; zij die meer negatief interetnisch contact hebben in deze settings hebben een meer xenofobe houding. Eerder gedaan onderzoek suggereert dat negatieve interetnische contacten niet alleen leiden tot een meer xenofobe houding, maar ook dat ze een sterkere invloed hebben dan de positieve contacten. Negatief interetnisch contact wordt dan ook verwacht sterker geassocieerd te zijn aan de xenofobe houding dan positief contact. Ook zou negatieve contact (bijvoorbeeld in de buurt) de invloed van positief contact in een andere situatie (zoals in de klas) verkleinen of zelfs teniet doen. Als een school meer aandacht besteed aan de multiculturele samenleving zou het effect van positief contact sterker zijn, en het effect van negatief contact kleiner zijn.

Ook is de contactsituatie zelf belangrijk. Als je hechter bent met iemand, wordt jouw houding meer beïnvloedt door deze persoon dan door iemand anders. Volgens van Dick en collega’s (2004) zijn de contacten die bijdragen aan het behalen van persoonlijke doelen sterker van invloed op de xenofobe houding. De sterkte van het interetnisch contact kan dus verschillen per setting.

Na de ouders zijn de contacten in de klas het belangrijkst voor middelbare schoolstudenten, aangezien deze contacten ook andere functies hebben naast vriendschap (samenwerken etc). Interetnisch contact in de klas heeft dus naar verwachting een groter effect op de xenofobe houding dan de contacten op school, op vrijetijdsverenigingen, en in de buurt.

De verzamelde data

In totaal zijn 1444 allochtone en autochtone kinderen van tien verschillende scholen getest in Nijmegen en omgeving. De leerlingen zaten op verschillende niveaus: VMBO (40,5%), HAVO (37,7%) en VWO (21,8%). De etniciteit werd bepaald door leerlingen te laten aangeven in hoeverre ze zich (bijvoorbeeld) Nederlands voelde: de vijf antwoordopties varieerden van “heel sterk” tot “helemaal niet”. Wanneer een leerling zich (bijvoorbeeld) evenveel Nederlands voelde als Marokkaans, dan werd de leerling tot de niet-Nederlandse etniciteit gerekend. De groep Caribische studenten beslaat de groep Surinaamse en Antilliaanse leerlingen, omdat de twee groepen afzonderlijk te klein waren om analyses op los te laten.

De afhankelijke variabele – de xenofobe houding – werd gemeten door de etnische distantie: de neiging om in verschillende situaties het contact met andere etnische groepen te vermijden. Doordat dit met concrete vragen wordt getest, maakt het opleidingsniveau van de leerlingen niet uit. Ook hier werd een vijfpuntsschaal gebruikt.

Om de kwaliteit van het interetnische contact te beoordelen konden leerlingen het contact beoordelen op wederom een vijfpuntsschaal: heel negatief, negatief, neutraal, positief, of heel positief. Hierbij werd geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende etnische groepen: je beoordeelde het algemene interetnische contact.

Om te kijken in hoeverre de school het multiculturele aspect ondersteund wordt gevraagd of er tijdens de lessen nooit, zelden, soms of vaak gesproken wordt over discriminatie/racisme, en gewoonten/gebruiken van andere etnische groepen.

De etnische diversiteit van de buurt werd achterhaald door het percentage autochtonen versus allochtonen bij het CBS op te vragen o.b.v. de opgegeven postcode van het huisadres. Ten slotte is de Blau index gebruikt om de etnische diversiteit van de klas te bepalen (zie blz. 82).

Niet alleen het interetnisch contact beïnvloedt xenofobe houdingen. Er werd daarom ook gekeken naar de invloed van zelfwaardering, de waardering van de eigen etnische identiteit, de ervaren culturele en sociaaleconomische dreiging, religie, en de sterkte van etnische identificatie. In haar algemeenheid werden er “niet-hiërarchische multiniveauanalyses” toegepast bij alle 1444 jongeren.

Bevindingen

De resultaten laten zien dat de meeste studenten een laag niveau van xenofobie hebben, waarbij het niveau nog lager is wanneer studenten hun interetnische contacten binnen en buiten de schoolomgeving als positief evalueren en het niveau hoger ligt wanneer deze contacten als negatief worden beoordeeld. De kwaliteit van het contact speelt een aanzienlijk grotere rol dan de kwantiteit van het contact. In de klas zijn zowel positieve als negatieve contacten even sterk. De impact van positief interetnisch contact in het klaslokaal verdwijnt echter of wordt zelfs negatief wanneer (indirect!) multiculturalisme benadrukt wordt tijdens de lessen. Dit moet echter met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, omdat er volgens Sniderman en Hagendoorn (2007) ook een averechts effect zou kunnen plaatsvinden. Dit onderzoek heeft de causale relatie tussen interetnisch contact en etnische distantie niet kunnen onderzoeken, omdat dit geen longitudinaal design is. Het is onwaarschijnlijk dat er door dit causaliteitsprobleem vertekeningen zijn ontstaan.

Join World Supporter
Join World Supporter
Log in or create your free account

Why create an account?

  • Your WorldSupporter account gives you access to all functionalities of the platform
  • Once you are logged in, you can:
    • Save pages to your favorites
    • Give feedback or share contributions
    • participate in discussions
    • share your own contributions through the 7 WorldSupporter tools
Follow the author: Vintage Supporter
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
[totalcount]
Comments, Compliments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.