Kennis en wetenschap: vragen en antwoorden over analyse, onderzoek en waarheid
Wat is kennis, en wat betekent waarheid?
Wat is kennis?
- Er zijn allerlei soorten kennis. Alles wat wij weten, of denken te weten is een vorm van kennis. De studie die zich bezighoudt met de verschillen en overeenkomsten tussen deze vormen van kennis noemen wij epistemologie, de kennis-theorie. Dit is een tak van de filosofie die de aard, oorsprong, beperkingen en geldigheid van menselijke kennis bestudeert. De twee meest voorkomende vormen van kennis zijn propositionele kennis en toepasbare kennis, oftewel know-how.
- Propositionele kennis is kennis gebaseerd op feiten, bijvoorbeeld twee plus twee is vier, of de wereld is rond.
- Toepasbare kennis, of procedurele kennis, daarentegen is de praktische kennis en de vaardigheden die iemand in staat stellen om met bepaalde situaties om te gaan. Iemand weet hoe hij moet zwemmen, dit betekent echter niet dat diegene feitelijk in staat is uit te leggen hoe dit moet.
- Een groot verschil tussen propositionele kennis en toepasbare kennis is dat toepasbare kennis toegankelijk lijkt voor de meeste wezens, terwijl propositionele kennis bepaalde intellectuele capaciteiten vereist, menselijke capaciteiten.
Wat is feitelijke kennis?
- Voordat we over kennis kunnen spreken zijn er eerst twee vereisten. Ten eerste moet de kennis 'waar zijn', je kunt niet spreken van kennis als het niet klopt (truth requirement). Wanneer we over iemand spreken die over kennis beschikt dan gaan we er vanuit dat deze persoon het bij het juiste eind heeft. De kennis dient dus wel te kloppen.
- Ten tweede dient de kennis geloofd te worden, wanneer iemand aangeeft over bepaalde kennis te beschikken maar zelf gelooft dat het anders zit wordt het lastig om te geloven dat het echte kennis is (belief requirement). Kennis is aanzien, kennis wordt gezien als een soort van succes. Maar om het als succes te zien moet het wel geloofd worden, ook door die persoon zelf. Vandaar dat kennis bestaat uit een combinatie van het beschikken over kennis, het weten dat iets waar is, en het geloof in de juistheid en het belang van deze kennis.
Wat is ware kennis?
- Kennis is iets anders dan ervan uitgaan dat iets klopt. Om over ware kennis te spreken moet kennis het resultaat zijn van iemands inspanningen, in plaats van toeval. Zo zal een getrainde boogschutter over het algemeen, als de omstandigheden juist zijn, de roos raken. Een ongetraind iemand daarentegen kan toevallig ook een keer geluk hebben en de roos raken. Dit succes kan echter niet herhaald worden, het is een succes gebaseerd op toeval en kan daarom niet gezien worden als echte kennis.
- De epistemologische vraag is dan wat er toegevoegd moet worden aan een geloof om het als kennis te kunnen zien. Wat moet er gebeuren om het succes aan de persoon toe te rekenen in plaats van aan het toeval? Maar is het wel mogelijk om een formule voor kennis vast te stellen, is er wel een factor die alle vormen van kennis verbindt? Of misschien is er wel een formule waar alle kennis aan voldoet maar is die zo complex dat het eigenlijk niet eens nut heeft om er achter te komen hoe die in elkaar zit. Ook al blijkt uiteindelijk dat een definitie van kennis te hoog gegrepen is dan nog geeft deze zoektocht ons een goed beeld van wat kennis nou eigenlijk is.
Wat is waarheid?
- Deze vorm van de waarheid is intuïtief, we gaan er eigenlijk automatisch al vanuit dat de waarheid losstaat van onze mening over het betreffende onderwerp. Denken dat iets waar is maakt het niet waar. Of de wereld rond is ja of nee heeft niks te maken met wat mensen denken, of voor waar houden. De vorm van de aarde is geheel afhankelijk van de vorm van de aarde. Waarheid is dus gebaseerd op feiten en niet op meningen.
Bronnen
- o.a "What is this thing called Knowledge? van Pritchard: Lees hier meer van en over dit boek
Wat is onderzoek doen, en wat is onderzoeken?
Wat is onderzoek?
- Je kunt onderzoek beschouwen als een onderzoeksreis. Deze reis bestaat uit drie fases: ontwerp, uitvoering en evaluatie. Deze fasen zijn onderling afhankelijk; ze staan niet los van elkaar. Je kunt dus altijd kritisch naar je eigen werk kijken; tijdens het ontwerp en de uitvoering van je onderzoek evalueer je je eigen werk en ga je eventueel een stap terug als dat nodig is.
- Onderzoeken leer je door het te doen. Je kunt in een boek informatie opdoen over de verschillende fasen van een onderzoek, maar in de praktijk zul je deze vaardigheden en kennis moeten leren combineren en toepassen.
Wat is fundamenteel onderzoek en wat is praktijkgericht onderzoek?
- Niet iedereen die iets onderzoekt is een echte onderzoeker. Onderzoekers onderscheiden zich op basis van drie kenmerken van niet-onderzoekers: kennis, houding en vaardigheid. Onderzoekers hebben kennis van onderzoeksmethoden, en kennis van het onderwerp dat ze onderzoeken. Een onderzoeker moet een onafhankelijke houding hebben; een onderzoeker laat zich niet onterecht beïnvloeden door anderen, bijvoorbeeld uit gemakzucht, vanwege loyaliteit of zelfs door omkoping. Onderzoekers ontwikkelen vaardigheid in het doen van onderzoek door ervaring. Ook hiermee onderscheiden zij zich van niet-onderzoekers.
- Er zijn twee typen onderzoek: fundamenteel onderzoek en praktijkgericht onderzoek. In fundamenteel onderzoek wordt een vraag over een wetenschappelijke theorie beantwoord. Praktijkgericht onderzoek beantwoordt een vraag uit de maatschappij; de dagelijkse praktijk. Daarmee is fundamenteel onderzoek vaker wetenschappelijk relevant, en praktijkgericht onderzoek vaker maatschappelijk relevant. Natuurlijk zijn er ook onderzoeksvragen denkbaar die zowel wetenschappelijk als maatschappelijk relevant zijn.
- Een ander onderscheid dat gemaakt wordt is tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Bij kwalitatief onderzoek wordt onderzoek uitgevoerd in het veld; het gaat dan vooral om de betekenis die personen aan bepaalde situaties geven. Er wordt niet of nauwelijks met kwantitatieve (cijfermatige) gegevens gewerkt. Bij kwantitatief onderzoek wordt gebruik gemaakt van cijfermatige gegevens over personen, objecten en organisaties. Deze numerieke gegevens kunnen dan gebruikt worden in statistische analyses, waarmee betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan over het geheel. Kwantitatieve methoden worden vaak geprefereerd, uitgaande van het principe ‘meten is weten’. Onderzoekers die gebruik maken van kwalitatieve methoden zijn echter van mening dat cijfers niet voldoende diepgang bieden, en de betekenis die mensen aan bepaalde zaken geven daarmee verloren gaat. Daarom is er ook vaak sprake van een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Dit wordt ook wel triangulatie genoemd.
Wat zijn stromingen van onderzoek?
- Er zijn verschillende stromingen van onderzoek. Hier worden de drie bekendste besproken:
-
Empirisch-analytisch onderzoek: Objectief onderzoek dat uitgaat van een beheerste onderzoekssituatie. Het onderzoek moet herhaalbaar en controleerbaar zijn. Kwantitatieve onderzoeksmethoden, zoals het experiment en survey onderzoek zijn methoden die binnen deze stroming passen. Fundamenteel onderzoek wordt meestal op deze manier verricht.
-
Interpretatief onderzoek: Onderzoek waarbij de nadruk ligt op de interpretatie van gegevens. De ervaringen en opvattingen van personen staan centraal in het onderzoek. Kwalitatieve onderzoeksmethoden, zoals het interview en (participerende) observatie zijn methoden die binnen deze stroming passen. Praktijkgericht onderzoek wordt meestal op deze manier verricht.
-
Kritisch-emancipatorisch onderzoek: Deze onderzoeksstroming is niet uitgesproken kwalitatief of kwantitatief. Het uitgangspunt is betrokkenheid bij de samenleving. Door kritisch naar de eigen onderzoeksresultaten en naar de maatschappij te kijken wordt geprobeerd veranderingsprocessen in gang te zetten. Onderzoekers in deze stroming willen bijdragen aan de emancipatie van bepaalde groepen.
Wat zijn de kwaliteitscriteria van onderzoek?
-
Er zijn een aantal kwaliteitscriteria die een rol spelen bij het doen van onderzoek. Deze regels navolgen draagt bij aan je wetenschappelijke houding. Belangrijke criteria zijn:
-
Onafhankelijkheid. Onderzoek moet onafhankelijk zijn; niet beïnvloed door de betrokkenen of door je eigen voorkeuren. Daarom wordt vaak gesteld dat onderzoek intersubjectief moet zijn: onderzoekers zijn het met elkaar eens over de resultaten. Onderzoek moet dus herhaalbaar zijn, en leiden tot overeenstemming tussen onderzoekers over de resultaten.
-
Toetsbaarheid. Uitspraken over zaken moeten toetsbaar zijn. In andere woorden, onderzoek moet weerlegbaar zijn: een hypothese moet door onderzoek weerlegd, of juist bevestigd, kunnen worden.
-
Generaliseerbaarheid. Onderzoek probeert met de resultaten uitspraken te doen over een zo groot mogelijke groep personen of objecten. Door middel van een steekproef of een experiment wordt een deel van de werkelijkheid geanalyseerd, met als doel deze resultaten te generaliseren naar de grotere populatie. Daarmee is de informativiteit van je onderzoek groot. Om te kunnen generaliseren moet je onderwerp wel nauwkeurig geformuleerd worden: daarom moet je je onderwerp goed afbakenen naar tijd, ruimte, definitie en perspectief.
-
- Daarnaast moet onderzoek efficiënt uitgevoerd worden en bruikbaar zijn.
Wat is statistiek, en wat zijn methoden?
Statistiek en Methoden
Wat is statistiek?
- Statistiek is de wetenschap van kennis opdoen op basis van data. Data zijn numerieke (of kwalitatieve) beschrijvingen en gegevens van objecten om te bestuderen (Moore & McCabe)
Wat zijn methoden?
- Om verschijnselen in de sociale werkelijkheid op een systematische manier te ordenen, maakt men gebruik van methoden. Technieken zijn over het algemeen een klein onderdeel van een methode, bijvoorbeeld een steekproeftechniek die wordt gebruikt om een enquête te maken.
- Bij kwantitatief onderzoek worden theorieën getoetst aan de hand van (grote hoeveelheden) data, bij kwalitatief onderzoek ligt de focus meer op de kwaliteit en diepgang van het onderzoek, en kunnen er nieuwe theorieën voortvloeien uit het onderzoek. (Bryman)
Waar kun je statistiek voor gebruiken?
- Statistiek wordt gebruikt voor allerlei zaken, voor particulier gebruik in je dagelijks leven tot aan internationale verdragen en afspraken. Denk bijvoorbeeld aan je "huishoudboekje" om je in- en uitgaven bij te houden, cijfers die een wetenschappelijke hypothese kunnen bevestigen of ontkrachten, bedrijfsgegevens die inzicht bieden in de kosten en baten van je bedrijf of aan internationale statistieken die bepalend zijn voor beleidsstrategieëen van de Verenigde Naties.
- Bij Statistiek gaat het niet alleen om het verzamelen van de gegevens, maar ook om de interpretatie ervan; in welke context kun je de verzamelde gegevens plaatsen en in welke context zijn ze verzameld?
- In Nederland verzamelt het Centraal Bureau voor de Statistiek allerlei gegevens over de Nederlandse bevolking, zoals gegevens over demografie, economie, werkloosheid, consumentenvertrouwen, inflatie, criminaliteit en gezondheid.
- Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft als taak het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken.
- De informatie die het CBS publiceert, omvat vele maatschappelijke aspecten, van macro-economische indicatoren als economische groei en consumentenprijzen, tot de inkomenssituatie van personen en huishoudens. Het onderzoeksprogramma (meerjarenprogramma en werkprogramma) van het CBS wordt vastgesteld door de Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS). Dit is een onafhankelijke commissie die waakt over de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma. De DG is onafhankelijk als het gaat om de keuze van onderzoeksmethoden en de beslissing om uitkomsten te publiceren.
Wat is analyseren?
Wat is analyseren en analytisch denken?
- Bij analytisch denken gaat het om het signaleren van problemen, het zien van verbanden tussen gegevens, gegronde conclusies kunnen trekken en consequenties kunnen inschatten. Je deelt complexe problemen op in onderdelen en kunt hoofd- en bijzaken onderscheiden.
Wat is een probleemanalyse?
- Probleemanalyse is in feite een vooronderzoek waarbij het signaleren, herkennen, en verbanden leggen belangrijk zijn.
Wat is een informatieanalyse?
- voor een gedegen probleemanalyse is het verzamelen en behandelen (analyseren) van de juiste informatie van groot belang.
Wat is analytisch zijn, de kern van een probleem zien en verbanden leggen, als competentie?
Wat is het nivo waarop je kan analyseren?
De mate waarin je de competentie 'analyseren' kan beheersen, is oplopend:
- De essentie van een probleem zien
- Verbanden zien en leggen
- Complexe analyses maken
Wat is de kern en de de essentie van een probleem zien?
- Je bent in staat om specifiek vragen te stellen om het probleem duidelijk te maken.
- Je kunt essentiële informatie verzamelen.
- Je gaat systematisch en gestructureerd te werk in het analyseren van een probleem.
- Je kunt een onderscheiding maken tussen de primaire en secundaire elementen van de gegeven informatie.
Wat is oorzaken zien en verbanden leggen?
- Bij het benaderen van een probleem houd je rekening met diverse perspectieven die in acht moeten worden genomen en komt tot een genuanceerde beslissing.
- Je kunt bepalen wanneer de verzamelde informatie genoeg is om een conclusie te trekken. Hierbij kun je onderscheid maken tussen feitelijke informatie en interpretaties/veronderstellingen.
- Je kunt diverse soorten informatiebronnen linken aan elkaar.
- Je trekt uiteindelijk conclusies over oorzaken en gevolgen (symptomen) van het probleem.
Wat is een gecompliceerde analyses maken?
- Je hebt inzicht in de vorming van gevolgen op lange termijn.
- Je onderkent (onderliggende) belangentegenstellingen.
- Je kunt het probleem ook vanuit een bredere context zien, buiten je eigen vakgebied.
- Je ziet de grote lijnen en je tilt vraagstukken naar een hoger abstractieniveau.
- Je bent in staat om de kern te vinden in ingewikkelde en soms tegenstrijdige informatie bronnen.
Wat is wetenschappelijk onderzoek doen?
- Wat is wetenschap?
- Wat is het verschil tussen een wetenschapper en niet-wetenschapper?
- Wat is een onderzoeksdesign?
- Wat is experimenteel onderzoek?
- Wat is quasi-experimenteel onderzoek onderzoek?
- Wat is niet-experimenteel onderzoek?
- Wat zijnn observationeel onderzoek en vragenlijst onderzoek?
- Wat zijn de kwantitatieve en kwalitatieve methoden voor het verzamelen van data?
- Wat zjn de voordelen en nadelen van kwalitatief onderzoek?
- Wat is de generaliseerbaarheid van een onderzoek?
- Wat is de rol van analyse en statistiek?
- Wat is correlatie en verbanden leggen?
- Wat is de interpretatie van onderzoek?
- Wat is de betrouwbaarheid van onderzoek?
- Wat is de validiteit van onderzoek?
Wat is wetenschap?
- Wetenschap is een benadering die gaat over de begrijpen en voorspellen en controleren van een fenomeen. Elke wetenschap heeft haar eigen interessante fenomenen. Wetenschap gaat gebruikelijk op basis van een theorie een interessant fenomeen onderzoeken. Op basis van een theorie stellen wetenschappers hypotheses op die ze gaan testen. Wetenschap probeert deze hypotheses niet te bevestigen, maar te ontkrachten. Het is de bedoeling om alle mogelijke verklaringen te elimineren, behalve de ware verklaring.
- Wetenschap is afhankelijk van data. Deze data moet worden verzameld in een context die afhangt van het doel van het onderzoek. Daarnaast moet wetenschap communiceerbaar, open en publiek toegankelijk zijn. Ook moeten wetenschappers objectief en onbevooroordeeld zijn.
Wat is het verschil tussen een wetenschapper en niet-wetenschapper?
- Het verschil tussen wetenschappers en niet-wetenschappers zit hem in de methoden die ze gebruiken. De kracht van de gebruikte wetenschappelijke methoden bepalen voor een groot deel de kracht van de conclusies die uit het onderzoek getrokken kunnen worden. Een geloofwaardige theorie moet aan verschillende eisen voldoen. Zo moet een theorie onderworpen zijn aan de kritieken van andere onderzoekers in het vakgebied, de resultaten van onderzoek dat de theorie bevestigd moeten gerepliceerd kunnen worden, ook door andere onderzoekers. De theorie moet bovendien erkend worden door het vakgebied als de moeite waard en de nauwkeurigheid van de theorie moet geëvalueerd worden door onderzoeksgegevens.
Wat is een onderzoeksdesign?
- Er bestaan verschillende onderzoeksdesigns. Met de keuze van een onderzoeksdesign maakt een onderzoeker ook keuzes over de plek waar het onderzoek uitgevoerd gaat worden, de gebruikte populatie en de variabelen die hij gaat meten. Grofweg gesteld kun je onderzoek in drie categorieën indelen:
- experimenteel onderzoek,
- quasi-experimenteel onderzoek
- niet-experimenteel onderzoek.
- Elk onderzoeksdesign heeft zijn voor en nadelen
Wat is experimenteel onderzoek?
- Een belangrijk kenmerk van experimenteel onderzoek is dat de deelnemers random worden toegewezen aan de verschillende te onderzoeken condities. Random toewijzing is nodig om zo veel mogelijk de individuele verschillen tussen individuen te middelen over de condities zodat je bij een eventueel gevonden verschil kunt hardmaken dat dit het gevolg is van de onderzochte conditie.
- De 'deelnemers' in een experimenteel onderzoek kunnen mensen, dieren, planten, andere organismen maar ook bijvoorbeeld objecten zijn.
Wat is quasi-experimenteel onderzoek onderzoek?
- Soms is het echter niet mogelijk om de deelnemers random toe te wijzen aan verschillende condities. Als ze wel worden verdeeld over verschillende condities, maar dit niet op random wijze gebeurt, dan spreken we van quasi-experimenteel onderzoek.
Wat is niet-experimenteel onderzoek?
- Bij niet experimenteel worden deelnemers niet verdeeld over verschillende condities. Experimenteel onderzoek klinkt alsof het in een laboratorium wordt uitgevoerd. En hoewel dit zeker soms het geval, is dit lang niet altijd zo. Vooral in organisatiepsychologisch onderzoek worden er ook veel experimenten uitgevoerd in het veld.
- De conditie of de behandeling wordt ook wel de onafhankelijke variabele genoemd. Het gedrag dat de deelnemer vertoont naar aanleiding van de conditie of behandeling noemen we ook wel de afhankelijke variabelen. Dit is de variabele die gemeten wordt. Twee veel voorkomende vormen van niet-experimenteel onderzoek zijn observationeel onderzoek en vragenlijst onderzoek.
Wat zijnn observationeel onderzoek en vragenlijst onderzoek?
- BIj observationeel onderzoek wordt gedrag systematisch geobserveerd en vastgelegd.
- Vragenlijst onderzoek kan zowel gaan om pen en papier vragenlijsten als om internetvragenlijsten.
Wat zijn de kwantitatieve en kwalitatieve methoden voor het verzamelen van data?
- Er bestaan verschillende methoden voor het verzamelen van data. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden is dat tussen kwantitatieve en kwalitatieve methoden.
- Kwantitatieve methoden hebbeen betrekking op tests, beoordelingsschalen, vragenlijsten en dergelijke. Het komt erop neer dat de uitkomsten als cijfers gescoord kunnen worden.
- Kwalitatieve methoden zijn bijvoorbeeld interviews, observaties, case studies en analyses van persoonlijke documenten zoals dagboeken. De uitkomsten van kwalitatieve methoden zijn beschrijvend. Vaak gaat de voorkeur uit naar kwantitatieve methoden omdat deze gegevens makkelijker te verwerken zouden zijn.
- Kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden sluiten elkaar echter niet uit en kunnen soms goed gecombineerd worden.
Wat zjn de voordelen en nadelen van kwalitatief onderzoek?
- Vaak wordt als groot nadeel van kwalitatief onderzoek gezien dat het subjectief zou zijn. Dit is echter niet helemaal juist. Want of het nu gaat om kwalitatief of kwantitatief onderzoek gaat, er is altijd een behoorlijke rol weggelegd voor de interpretatie van de onderzoeker. In de vroege jaren van de psychologie werd introspectie gezien als het experimentele methode. De onderzoekers was ook de proefpersoon en hij of zij voerde een experimentele handeling uit en schreef zijn of haar ervaringen op. Tegenwoordig wordt dit niet als een goede methode gezien. Triangulatie wordt gezien als een goede methode voor het verzamelen van onderzoeksgegevens. Bij triangulatie komt het er op neer dat de onderzoeker gegevens uit verschillende bronnen samenbrengt om op die manier een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het onderzochte fenomeen.
- Kwalitatief onderzoek heeft ook een belangrijk voordeel, namelijk dat het de onderzoeker helpt om de onderzoeksgegevens te zien in de context waarin het bestudeerde fenomeen plaatsvindt. Bij gedrag is het namelijk erg belangrijk om dit te zien in de context waarin het gedrag voorkomt. Om gedrag als geïsoleerd fenomeen te zien, maakt het onderzoek kunstmatig en daardoor vaak minder relevant. Bovendien kunnen de resultaten van een onderzoek een vertekend beeld geven als de context niet wordt meegenomen in de interpretatie.
Wat is de generaliseerbaarheid van een onderzoek?
- Niet alle onderzoeksresultaten zijn generaliseerbaar naar andere settingen. De generaliseerbaarheid van een onderzoek is dan ook een belangrijke graadmeter voor de bruikbaarheid van een onderzoek.
- Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op de generaliseerbaarheid. Een van deze factoren is de onderzoekspopulatie.
- Hoe representatiever de onderzoeksgroep is voor de algehele populatie die interessant is voor de onderzoekers, hoe meer kun conclusies gegeneraliseerd kunnen worden naar deze populatie. Als de gegevens verzameld worden op meerdere momenten in de tijd, vergroot dit de generaliseerbaarheid.
- Een andere mogelijkheid om resultaten meer generaliseerbaar te maken is om gegevens te verzamelen in verschillende representatieve settingen.
- Vaak moeten er echter compromissen gesloten worden als het gaat om generaliseerbaarheid omdat een onderzoek anders te lang duurt en teveel geld kost.
is een een student als deelnemer aan een onderzoek wel geschikt voor generaliseerbaar onderzoek?
- Veel mensen vragen zich ook af of de onderzoeken die studenten als deelnemers gebruikten wel goed generaliseerbaar zijn. Vooral studies die te maken hebben met stereotypering en werk.
- De sociale psychologie heeft uitgewezen dat vrouwen, ouderen en etnische minderheden strenger worden behandeld als het gaat om promoties. De meeste onderzoeken hiernaar hadden echter studenten als proefpersonen. Deze proefpersonen moesten beslissingen maken over fictieve werknemers. Sommige onderzoekers denken dat er andere uitkomsten uit zouden zijn gekomen als de onderzoekers echte managers en echte situaties bestudeerd hadden. De beslissingen van studenten hebben geen effect op de personen waar het over gaat (het zijn toch allemaal fictieve personen), hun beslissingen worden niet openbaar gemaakt en ze hoeven zich geen zorgen te maken over de consequenties van hun beslissingen. Managers moeten dit wel. Het is makkelijker om onderzoeken uit te voeren met studenten, maar het is maar de vraag of deze onderzoeker te ver van de werkelijkheid staan
Wat is de rol van analyse en statistiek?
- Na het verzamelen van de data is het tijd voor de analyse hiervan. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van statistiek. Bij beschrijvende statistiek worden de onderzoeksdata samengevat en georganiseerd. Op deze manier wordt de verdeling van scores beschreven. Scores kunnen normaal verdeeld zijn of scheef verdeeld zijn. Bij een normale verdeling liggen de meeste scores rond de gemiddelde score met een gelijkmatige spreiding van de scores naar de extremen.
- Bij een scheve verdeling liggen de scores dan wel meer naar het hoge extreem dan wel naar het lage extreem qua scores. Variatie van de scores gaat over de mate waarin de scores verdeeld zijn over de mogelijke scores. Een aantal andere belangrijke begrippen zijn het gemiddelde (de som van alle scores gedeeld door het aantal scores), de mediaan (de middelste score in de verdeling) en de modus (de meest voorkomende score). De standaard deviatie is een maat die de mate waarin een score afwijkt van het gemiddeld aangeeft.
- Statistiek wordt niet allen gebruikt om gegevens te beschrijven, maar ook om conclusies te trekken uit deze gegevens. Deze statistiek noemen we ook wel inferentiële statistiek. Inferentiële statistiek kan gebruikt worden om te onderzoek of groepen deelnemers van elkaar verschillen op de variabele van interesse, in sterkere mate dan op basis van toeval verwacht mag worden. De kans dat een verschil slechts gebaseerd is op toeval wordt van tevoren op een bepaalde waarde gesteld. Als na het onderzoek blijkt dat het verschil groter is dan die waarde, dan noemen we het verschil statistisch significant. Vaak wordt het significantieniveau op .01 of .05 gesteld. Dat betekent dat respectievelijk 1 op de 100 of 5 op de 100 keren het gevonden verschil slechts gebaseerd is op toeval. Hoe lager het significatieniveau, hoe groter de kans dat het gevonden verschil een werkelijk verschil is.
- Let wel, ook onderzoeken die geen statistisch significante verschillen vinden kunnen voor de praktijk significant zijn. Statistische kracht, ook wel power genoemd, is de kans dat er statistisch significant verschil gevonden wordt als deze ook werkelijk bestaat. De vuistregel is dat hoe groter de steekproef, hoe sterker de power. Binnen psychologie kan dat een probleem zijn, omdat er vaak met relatief kleine steekproeven gewerkt wordt. Hierdoor wordt een verschil dat wel degelijk bestaat soms niet gevonden. Het is mogelijk om van tevoren een power niveau vast te stellen en vervolgens hierop de steekproefgrootte te baseren.
Wat is correlatie en verbanden leggen?
- Tijdens metingen worden volgens van tevoren opgestelde regels getallen toegewezen aan de eigenschappen van individuen of objecten. Deze getallen geven weer in hoeverre de persoon of het object de eigenschap bezit. Denk bijvoorbeeld maar aan IQ-scores of scores op een vragenlijst. Met behulp van deze cijfers kunnen verbanden tussen twee variabelen berekend worden. Deze verbanden kunnen ons helpen de score op de ene variabele te voorspellen aan de hand van de andere variabele. De sterkte van het verband geven we aan met de correlatie coëfficiënt. Dit is een maat om de onderlinge, lineaire samenhang tussen twee variabelen weer te geven. Bovendien geeft de correlatie coëfficiënt informatie over de richting van het verband. De correlatie coëfficiënt heeft altijd een waarde tussen –1 en 1. Bij een coëfficiënt dicht bij de –1 spreken we van een sterk negatief verband, bij een score rond de 0 is er geen verband tussen de variabelen gevonden en een score rond +1 geeft een sterk positief verband weer.
- De correlatie wordt vaak het makkelijkst duidelijk als deze grafisch wordt weergeven, dit gebeurt meestal in een scatterplot. In een scatterplot staat een regressielijn, dit is een rechte lijn die het beste past in het scatterplot (dat alle punten in het plot op of zo dicht mogelijk bij de lijn liggen. Een verband tussen twee variabelen hoeft niet perse lineair te zijn. Bij een niet-lineair verband is de correlatie coëfficiënt vaak erg laag, terwijl er zeker een verband is. Dit verband zal dan ook naar voren komen in een scatterplot. Veel variabelen kunnen niet voorspeld worden uit een enkele andere variabelen, maar hebben meerdere voorspellers. Daarvoor kunnen we de multipele correlatie coëfficiënt gebruikt. Deze maat geeft een algeheel lineair verband aan tussen verschillende variabelen en een andere variabele. Correlatie toont een samenhang aan tussen variabelen. Het zegt echter niets over oorzaak en gevolg relaties.
- Vaak zijn er over een onderwerp veel verschillende onderzoeken beschikbaar die allemaal (net iets) andere resultaten gevonden hebben. Meta-analyse is een statistische methode om de resultaten van meerdere verschillende onderzoeken te combineren en te analyseren om uit dit (enorme) gegevensbestand conclusies te trekken. Meta-analyse gaat er vanuit dat gevonden scores op een variabele beïnvloed zijn door statistische artefacten. Dit zijn kenmerken van een bepaald onderzoek die de resultaten vertekenen. Omdat een meta-analyse verschillende onderzoeken met elk hun eigen artefacten combineert, kan deze controleren voor deze artefacten. Een duidelijk voorbeeld van een statistisch artefact is de steekproefgrootte. Tegenwoordig worden er steeds vaker meta-analyses uitgevoerd. Micro-onderzoek gaat over individueel gedrag, macro-onderzoek over collectief gedrag. Meso-onderzoek is er op gericht micro en macro onderzoek te combineren. Meso-onderzoek wordt ook wel multi-level of cross-level onderzoek genoemd.
Wat is de interpretatie van onderzoek?
- De interpretatie van de onderzoeksresultaten is vaak het belangrijkste gedeelte van het onderzoek.
- De data vertellen een verhaal en het is de taak van de onderzoeker om dit verhaal te vertalen en te vertellen.
- Metingen zijn nooit volledig en nooit perfect, het is immers niet mogelijk om perfecte omstandigheden te creëren en werkelijk iedereen te testen.
- Wel moeten de gegevens compleet en goed genoeg zijn om er waardevolle conclusies uit te trekken.
Wat is de betrouwbaarheid van onderzoek?
- De betrouwbaarheid is hiervoor een belangrijke maat, de betrouwbaarheid geeft de consistentie van een meting aan. Daar wordt mee bedoeld dat als gegevens betrouwbaar zijn, de gegevens ongeveer hetzelfde zouden zijn als het onderzoek op een ander moment opnieuw zou worden uitgevoerd, net als wanneer het onderzoek door iemand anders zou worden uitgevoerd. Consistentie over tijd (dus over verschillende meetmomenten) wordt weergegeven door de test-hertest betrouwbaarheid. Een andere vorm van betrouwbaarheid is de parallelle test betrouwbaarheid. Deze vorm van betrouwbaarheid kan berekend worden door een de scores van individuen op twee parallelle tests met elkaar te correleren.
- De interne consistentie van een test geeft de mate weer waarin alle items van een test hetzelfde construct meten. De interne consistentie wordt weergegeven door de Cronbach’s alfa. Nog een andere vorm van betrouwbaarheid is de interbeoordelaar betrouwbaarheid. Hierbij gaat het om de mate van overeenstemming van verschillende beoordelaars, die allen hetzelfde gedrag beoordelen. Hoe hoger de overeenstemming tussen verschillende beoordelaars, hoe betrouwbaarder. Betrouwbare resultaten zijn generaliseerbaarder dan niet betrouwbare resultaten. Een test is nooit 100% betrouwbaar, dus een score van 1.00 zal eigenlijk nooit voorkomen. Afhankelijk van het onderzoek wordt een score van .70 tot .80 al gezien als betrouwbaar.
Wat is de validiteit van onderzoek?
- Een andere belangrijke term in deze context is validiteit. De validiteit geeft de mate aan waarin het onderzoek daadwerkelijk gemeten heeft wat het beoogd te meten. Als gegevens niet betrouwbaar zijn en/of niet valide, dan zijn er over het algemeen geen zinvolle conclusies uit te trekken. Net als bij de betrouwbaarheid, zijn er ook verschillende vormen van validiteit. Ook validiteit heeft te maken met de waarde die we kunnen hechten aan de conclusies van een onderzoek. De predictor is de test die gekozen wordt als middel om eigenschappen te meten die van belang zijn voor het maken van een beslissing. In de organisatiepsychologie heeft een dergelijke beslissing bijvoorbeeld vaak te maken met het wel of niet aannemen van een sollicitant. Deze predictor wordt gebruikt om een andere variabele te voorspellen, bijvoorbeeld succes op het werk. Het criterium is een uitkomstvariabele die bijvoorbeeld belangrijke kenmerken van een baan beschrijft. Het criterium wordt gebruikt om te bepalen of de predictor al dan niet valide is.
- Criterium validiteit wordt bepaald door een testscore te correleren met een prestatiemeting. Het gaat dus om de correlatie tussen een testscore en een prestatiemeting, deze maat wordt ook wel de validiteitscoëfficiënt genoemd. Er zijn twee designs om criterium validiteit te meten. Bij het gelijktijdige validiteit design is er geen tijdsverloop tussen het verzamelen van de testscores en het verzamelen van de prestatiegegevens. Dit design wordt gebruikelijk gebruikt om huidige werknemers van een bedrijf te beoordelen, omdat het bij sollicitanten vaak niet mogelijk is om de testscore en de prestatiemeting snel achter elkaar of gelijktijdig te verzamelen omdat ze nog niet is ingewerkt. Op deze manier kunnen eigenschappen en vaardigheden worden bepaald die nieuwe werknemers moeten bezitten.
- Het andere design is het predictieve validiteit design. In dit design is er wel tijdsverloop tussen het verzamelen van de testscore en het verzamelen van prestatiegegevens. In dit design worden alle sollicitanten getest voor ze aangenomen worden. Vervolgens worden sollicitanten aangenomen zonder daarbij te kijken naar hun test scores. Na een bepaalde periode wordt bij deze mensen hun prestatie gemeten. Als dan blijkt dat er een samenhang is tussen de testscores en het prestatieniveau, dan kan bij toekomstige sollicitanten deze test gebruikt worden om te bepalen welke kandidaten wel en niet geschikt zijn.
- Een andere vorm van validiteit is de inhoud validiteit. Deze vorm gaat er over of een selectieprocedure een adequate afspiegeling is van de gedragingen en eigenschappen die nodig zijn voor een bepaalde functie (als voorbeeld binnen de organisatiepsychologie). De conclusie over of een selectieprocedure wel of niet adequaat is, gebeurt gebruikelijk door logische redeneren en niet zozeer door het berekenen van correlaties tussen testscores en prestatie. De derde vorm van validiteit is eigenlijk niet echt een vorm van validiteit, maar wordt wel zo genoemd. Het gaat hier om construct validiteit. Hierbij gaat het om het construct, een psychologisch concept of kenmerk. Het concept is een predictor die gemeten moet worden.
- Om uitspraken te kunnen doen over de construct validiteit proberen onderzoekers te bewijzen dat hun test de bedoelde eigenschappen meet. Dit kun je bijvoorbeeld doen door aan te tonen dat de test correleert met andere test die hetzelfde construct beoogt te meten. Afhankelijk van hoe belangrijk de beslissing is die gemaakt moet worden op basis van de resultaten, hoe meer bewijs we nodig hebben dat de gegevens betrouwbaar en valide zijn. Lange tijd is criterium validiteitsonderzoek de maatstaf geweest als bewijs van validiteit. Nog steeds wordt het vaak gezien als de gouden standaard, maar tegenwoordig is er ook meer aandacht voor het belang van inhoud en construct validiteit.