Psychologische Test & Intelligentietest: van voorbeelden tot voorbereiding

 

Psychologische tests doorlopen, duiden en relativeren

 

Assessment - grafologisch onderzoek - Intelligentietest - Persoonlijkheidstest

 

 

JoHo: crossroads uit bundel

  Themapagina

Inhoud

Psychologische Tests en persoonlijkheidstests

  • Wat houdt een psychologische test in en wat is een persoonlijkheidstest bij een sollicitatie of persoonlijk onderzoek?
  • Wat is een psychologische test voor het verkrijgen van een baan of stage?
  • Wanneer krijg je een psychologische test of een assessment bij je sollicitatie?
  • Wat zijn veelgebruikte persoonlijkheidtests en psychologische tests en wat kan je ermee?
  • Wat houdt een grafologisch onderzoek in bij een psychologische test, assessment of een persoonlijkheidsonderzoek?
  • Wat is de waarde van een psychologische test of een assessment voor een organisatie?
  • Wat zijn de tips van de testafnemers voor de voorbereiding op een psychologische test?
  • Wat zijn de aandachtspunten bij het invullen en analyseren van je persoonlijkheidtest en psychologische test , waar moet je rekening mee houden?
  • Assessment center van voorbeeld tot voorbereiding

Uit de literatuur

  • Welke soorten psychologische testen zijn er?
  • Waar vinden persoonlijkheidstesten hun oorsprong?
  • Wat zijn probleemoplossingsstrategieën en wat is intelligentie?
  • Wat is intelligentie?
  • Hoe kan intelligentie worden gemeten?
  • Hoe werkt het leerproces, het geheugen en intelligentie?

Lees verder voor antwoorden en inzichten

Wat houdt een psychologische test in en wat is een persoonlijkheidstest bij een sollicitatie of persoonlijk onderzoek?

Wat houdt een psychologische test in en wat is een persoonlijkheidstest bij een sollicitatie of persoonlijk onderzoek?

Wat houdt een psychologische test in?

  • Psychologische tests zijn ontwikkeld om op een betrouwbare manier de psychologische kenmerken meetbaar te maken. Doel van psychologische tests in de werving en selectie is om inzicht te krijgen in bijvoorbeeld persoonlijkheid, intelligentieniveau en capaciteiten van de sollicitant en daarmee inzicht te krijgen in de geschiktheid van de persoon voor de desbetreffende positie. De test of tests behoren van te voren in de advertentie te zijn aangekondigd.
  • De test bestaat uit enkele oefeningen die binnen een bepaalde tijd moet worden uitgevoerd. Een test kan tien minuten duren, maar kan ook in totaal twee uur duren. Het inzetten van tests wordt vaak in combinatie met een interview gedaan, dat wordt afgenomen door een psycholoog. Een interview tijdens een assessmentdag komt overeen met een sollicitatiegesprek, alleen wordt er meer gericht op de persoonlijkheid en gaat de psycholoog meer de diepte in. Deze stelt op grond van alle onderdelen die je hebt doorlopen een rapport op. Samen neem je aan het eind van de dag de resultaten door en kan hij of jij nog vragen stellen.
  • Over het algemeen worden bij een psychologisch onderzoek drie verschillende soorten tests afgenomen: kennis- en intelligentietests, persoonlijkheids- of beroepsgerichte prestatietests en algemene ontwikkelings- en schoolkennistests.

Wat is een persoonlijkheidstest ?

  • Bij de persoonlijkheidstest worden je persoonlijkheidskenmerken gemeten, zoals openheid, flexibel vermogen, dominantie, enzovoorts.
  • Verder onderzoekt men belangstelling/interesses en specifiek beroepsgerichte eigenschappen, zoals commerciële vaardigheden en organisatietalent, of communicatieve vaardigheden.
  • Bij dit soort tests geef je op een vragenlijst aan in hoeverre een bepaalde uitspraak op je van toepassing is. Jouw algemene kennis wordt bijvoorbeeld getest aan de hand van het schrijven van een opstel. Het schriftelijke gedeelte duurt meestal een hele dag en wordt middels het invullen van formulieren afgenomen.

Wat gebeurd er in het gesprek met de psycholoog of adviseur?

  • In een gesprek met de psycholoog of adviseur worden de schriftelijke tests doorgenomen en wordt aandacht geschonken aan het werk dat je in de betreffende functie zult gaan verrichten, aan je belangstelling, je achtergronden en je motivatie voor de functie
Wat is een psychologische test voor het verkrijgen van een baan of stage?

Wat is een psychologische test voor het verkrijgen van een baan of stage?

Wat is een psychologische test voor het verkrijgen van een baan of stage?

  • Als onderdeel van de selectieprocedure, meestal voor of na het eerste gesprek, bestaat de mogelijkheid dat je een test moet maken.
  • Doorgaans is dit van tevoren in de advertentie vermeld.
  • Behalve tijdsbesparing zijn er voor de werkgever meer voordelen verbonden aan het gebruik van tests. Een sollicitant die net iets beter is toegerust dan een ander, kan voor een bedrijf in enkele jaren tijd een aanzienlijk groter rendement opleveren. Een test die zo'n werknemer kan selecteren, is dus van groot belang. Bovendien kost het een bedrijf veel geld en moeite om een niet of minder functionerende arbeidskracht te trainen of te vervangen.
  • Je dient je te beseffen dat deze tests slechts een onderdeel van de selectieprocedure zijn. Samen met andere onderdelen, zoals de sollicitatiebrief, het curriculum vitae, de selectiegesprekken en eventuele referenties, geeft een test een totaalbeeld.
  • Het meest gangbaar is de psychologische test. Deze kan, wanneer het meerdere tests betreffen, gedurende één of meer dagen in een gespecialiseerd assessmentbureau worden afgenomen.
Wanneer krijg je een psychologische test of een assessment bij je sollicitatie?

Wanneer krijg je een psychologische test of een assessment bij je sollicitatie?

Een psychologische test of een assessment bij je sollicitatie?

  • Als onderdeel van de selectieprocedure, meestal voor of na het eerste gesprek, bestaat de mogelijkheid dat je een test moet maken.
  • Doorgaans is dit van tevoren in de vacature of tijdens het sollicitatieproces vermeld.
  • Je dient je te beseffen dat deze tests slechts een onderdeel van de selectieprocedure zijn. Samen met andere onderdelen, zoals de sollicitatiebrief, het curriculum vitae, de selectiegesprekken en eventuele referenties, geeft een test een totaalbeeld.
  • Het meest gangbaar is de psychologische test. Deze kan, wanneer het meerdere tests betreffen, gedurende één of meer dagen in een gespecialiseerd assessmentbureau worden afgenomen. In de werving en selectie wordt dan van een assessment gesproken.
  • Verder kun je worden onderworpen aan een arbeidsproef, kan een antecedentenonderzoek ingesteld worden en is het mogelijk dat een grafologisch onderzoek wordt uitgevoerd.
Wat zijn veelgebruikte persoonlijkheidtests en psychologische tests en wat kan je ermee?
Wat houdt een grafologisch onderzoek in bij een psychologische test, assessment of een persoonlijkheidsonderzoek?

Wat houdt een grafologisch onderzoek in bij een psychologische test, assessment of een persoonlijkheidsonderzoek?

 

  • Het grafologisch of handschriftonderzoek is een methode die eventueel nog ter aanvulling uitgevoerd kan worden. Het is echter een omstreden middel en wordt weinig toegepast. Wanneer in een advertentie om een handgeschreven brief wordt gevraagd, bestaat de kans dat men een grafologisch onderzoek doet. De ervaring leert echter dat men meestal slechts benieuwd is naar het handschrift, is dat netjes of niet, heeft het 'karakter'? Personeelschefs vertrouwen bij het bekijken van een handschrift maar al te vaak op hun intuïtie.
  • Een grafoloog onderzoekt slechts het handschrift, hij bekijkt de brief niet inhoudelijk. Hij kijkt naar on- en regelmatigheden, bekijkt krullen en halen, kijkt of en hoe de letters met elkaar in verbinding staan en hoe het papier is gevuld. De wetenschappelijke analyse van de kenmerken van een handschrift gaat ervan uit dat zich in het schrift het karakter en de eigenschappen van de schrijver manifesteren. Het handschrift bevat zogezegd, naast aanwijzingen over enkele kenmerkende eigenschappen, inzicht in de mens in zijn totaliteit en onderscheidt zich in dat opzicht van de psychologische test die 'slechts' karaktereigenschappen kan toetsen. Grafologische rapporten zeggen hoofdzakelijk iets over de rijpheid van de persoonlijkheid, de harmonie van het karakter, emoties, wil, gevoel van eigenwaarde, energie, doorzettingsvermogen en humor. De betrouwbaarheid van de grafologische test ligt tussen de 70 en 90%. Voor de analyse van een handschrift heeft de grafoloog minstens één tot twee bladzijden handgeschreven tekst nodig. Een verdere voorwaarde is dat het schrift een bepaald ontwikkelingsniveau heeft bereikt, dus afwijkt van het 'schoolhandschrift'. Kenmerken waarop grafologen letten zijn: schrijfbeweging, ritme, regelmatigheid, wijdte, richting, druk van het schrift, boven- en onderlengtes, vereenvoudigingen en versieringen (van het schoolhandschrift), verbindingen van de op- en neerhalen en de vlakverdeling op het papier.
  • De grafoloog komt met een vergelijkbaar rapport als het verslag naar aanleiding van de psychologische test. Aan het onderzoek mag slechts ondersteunende waarde worden toegekend.
Wat is de waarde van een psychologische test of een assessment voor een organisatie?

Wat is de waarde van een psychologische test of een assessment voor een organisatie?

Wat is de waarde van een psychologische test of een assessment voor een organisatie?

  • De waarde van een psychologische test word soms in twijfel getrokken.
  • De kosten voor de werkgever zijn onevenredig hoog, de kwaliteit van de vragen en de voorspellende waarde van de tests worden betwist. Wat iemand op papier zegt te zullen doen, kan in de praktijk heel anders uitpakken.
  • Daarbij komt dat de tests, doordat er momenteel zoveel oefenmateriaal en cursussen voorhanden zijn, aan objectiviteit hebben ingeboet.
  • Het maken van een psychologische test is trouwens nooit verplicht, maar weigering kan toch worden geïnterpreteerd als een terugtrekking uit de sollicitatieprocedure.
Wat zijn de tips van de testafnemers voor de voorbereiding op een psychologische test?
Wat zijn de aandachtspunten bij het invullen en analyseren van je persoonlijkheidtest en psychologische test , waar moet je rekening mee houden?

Wat kan je doen om je authenticiteit te versterken of zelfbewustzijn te ontwikkelen: vragen en antwoorden

Wat kan je doen om je authenticiteit te versterken of zelfbewustzijn te ontwikkelen: vragen en antwoorden

Hoe kan je een goed oordeel vormen over je eigenschappen, talenten en aanleg?

Hoe kan je een goed oordeel vormen over je eigenschappen, talenten en aanleg?

Hoe kan je een goed oordeel vormen over je eigenschappen en talenten?

  • Oordeel niet te snel. De ervaring is dat je veel zaken pas positief gaat ervaren als je er goed in bent geworden of als de omstandigheden ook bijdragen aan een positieve ervaring.
  • Oordeel op grond van verschillende achtergronden: probeer om ervaringen op te doen in verschillende omgevingen en onder verschillende omstandigheden om zo een beter beeld te krijgen. Voorbeeld: of je het leuk vindt om anderen iets te leren kan je aflezen aan je ervaringen als bijlesgever maar ook aan je ervaringen als oppas bij de kinderen van de buren.
  • Oordeel in grote lijnen. Als je positieve ervaringen hebt als zeilkampleider, jeugdtrainer of horeca-coördinator dan kan het zijn dat je plezier gaat beleven aan leidinggeven aan een groep medewerkers. Dus dat bijvoorbeeld management bij je kan passen of een coördinerende functie. Maar als je tijdens je eerste grotere coördinerende functie merkt dat onder stress werken of bijvoorbeeld oudere collega’s aansturen je echt niet meevalt, dan zegt dat nog weinig over je ervaringen na een aantal jaar op latere leeftijd. Probeer dus ook je ervaringen langs een soort tijdlijn te leggen. Ervaringen hoeven niet consequent te zijn.
  • Probeer er rekening mee te houden dat je sommige zaken echt nog niet kan weten, tenzij je er jarenlang mee bezig bent geweest.
  • Check of gebruik ook eens de JoHo competentie- en contentietools!
Hoe creëer je een goed beeld van jezelf voor je studie, stage, reis of carrièrekeuze?

Hoe creëer je een goed beeld van jezelf voor je studie, stage, reis of carrièrekeuze?

Een beeld creëren van jezelf voor je studie, stage, reis of carrièrekeuze:

  • Zet activiteiten waar jij actief in bent geweest op een rijtje, zoals banen - bijbanen - zomerbanen - vakanties - reiservaringen - groepsactiviteiten - familiebijeenkomsten - commissie - vrijwilligerswerk - etc.
  • Probeer daarachter te zetten welke vaardigheden of eigenschappen je daarvoor nodig had.
  • Probeer ook aan te geven welke vaardigheden of eigenschappen je daar hebt verbeterd.
  • Probeer ook aan te geven of je heb gemerkt dat je ergens plezier in had of er naar verloop van tijd plezier in hebt gekregen.
  • Probeer ook aan te geven of je hebt gemerkt dat je in sommige zaken weinig tot geen plezier had en, iets moeilijker, probeer aan te geven waaraan dat mogelijk heeft gelegen (een vervelende collega kan een werkervaring flink negatief beïnvloeden en slecht weer tijdens een strandvakantie draagt in het algemeen ook niet bij aan de vakantievreugde).
Wat vind jij nu leuk en hoe kom je achter ‘je passie'?

Wat vind jij nu leuk en hoe kom je achter ‘je passie'?

Doe wat je leuk vindt... maar wat vind je nu leuk en hoe kom je achter ‘je passie'?

  • Nog los van de vraag of een passie wel echt bestaat, is het wel een handige houvast bij vragen over wat je nu leuk vindt en wat leuk vinden dan wel is.
  • Een zogenaamde passie kan je komen aanwaaien, daar rol je soms in zonder dat je het door hebt. Je kunt er ook wat meer moeite voor doen, door het op te zoeken en je er zo in te laten rollen. Je eerste biertje of wijntje smaakt vaak heel anders dan je honderdste of je laatste.
  • Moeilijker wordt het als je er meer moeite voor moet gaan doen en het niet vanzelf gaat. Zeker als je verwachtingspatroon vanaf het begin heel hoog is en je continu naar je kennis of buurman blijft kijken die zo gepassioneerd praat over zijn hobby, werk of studie. Het kan dan steeds moeilijker worden om erachter te komen wat jouw passie is of wat jij nu echt leuk vindt.
  • Check en gebruik de JoHo competentietools
Waarom is het zo moeilijk om erachter te komen wat je leuk vindt?

Waarom is het zo moeilijk om erachter te komen wat je leuk vindt?

Waarom is het nu zo moeilijk om erachter te komen wat je leuk vindt?

  • Iets leuk vinden heeft deels te maken met jouw eigen keuze om iets leuk te vinden, en deels om het ook leuk te maken. Daarnaast speelt mee dat je je er bewust van moet zijn, achter die keuzes moet gaan staan en eerlijk naar jezelf en je omgeving moet proberen te blijven.

Keuzes maken is moeilijk

  • We hebben allemaal last van het feit dat keuzes maken makkelijker is gezegd dan gedaan. Keuzes hebben consequenties, keuzes lijken soms onbereikbaar ("wie voor een dubbeltje is geboren, wordt nooit een kwartje"), keuzes zijn moeilijk los te koppelen van de situatie waar je je nu in bevindt en keuzes zijn heel moeilijk eerlijk te maken.
  • Eerlijk zijn naar jezelf valt vaak echt niet mee.

Keuzes kunnen vergaande conseqenties hebben

  • Iets echt leuk vinden, kan vergaande consequenties hebben voor jezelf of je omgeving. Een baan in het buitenland, een nieuwe vriendengroep, een andere relatie, het zijn allemaal zaken waar je vaak eigenlijk niet aan wilt denken. Ze uitspreken is al lastig, laat staan ze uitvoeren .. dan is het toch makkelijker om het gewoon weg te drukken of er voor weg te lopen.

Kiezen voor veiligheid is makkelijker

  • Kiezen voor veiligheid en wat je kent, is makkelijker dan kiezen voor dat wat je nog niet kent. Vaak zal je door voorwaarden te koppelen aan bepaalde keuzes het voor jezelf makkelijker maken om voor de veilige bekende weg te kiezen.
Wie en wat kan je helpen bij het zoeken naar wat je wil, wat je nu echt leuk vindt?

Wie en wat kan je helpen bij het zoeken naar wat je wil, wat je nu echt leuk vindt?

Wat kan je helpen bij het zoeken naar wat je wil, wat je nu echt leuk vindt?

  • Neem de tijd, schrijf zaken op, leg het weer weg en pak het de volgende dag, de volgende maand of het volgende jaar weer op.
  • Laat je negativiteit even varen. Bijna iedereen heeft bij tijd en wijle meer en minder last van negativiteit, maar in dit proces moet je echt je best doen om het zo ver mogelijk weg te stoppen.
  • Gebruik de lijsten met eigenschappen en vaardigheden en maak drie lijstjes: één met de voor jou 25 belangrijkste, de 10 belangrijkste en de 3 belangrijkste.
  • Kijk om je heen, lees verhalen van anderen die op zoek zijn naar hun drijfveren, verdiep je in de arbeidsmarkt en andere zaken die zin (kunnen) geven aan je bestaan.
  • Denk eens na over een sabbatical, een tussenjaar, wat zou je dan het liefste willen doen, met wie, waar en hoe en als dat juist de vraag is, neem dan de volgende stap in overweging.
  • Probeer op een rustig moment op een rustige lokatie rustig na te denken over je mogelijkheden zonder daarbij alle beperkingen die er nu zijn op te roepen of beperkingen die er mogelijk nog gaan komen. Denk leeftijdloos, relatieloos, baanloos, etc. Laat je onzekerheden los en durf een keer te dromen. Het maakt in dit geval niet uit dat je droom uiteindelijk toch nooit bereikbaar is, maar het helpt je om meer achter je ultieme drijfveren te komen. Lukt het je niet om groots te dromen, zoek het dan dichter bij huis en maak het kleiner.
  • Probeer uit te zoeken waar je dromen vandaan komen, ga op zoek naar je eerlijkheid. Komt je droom niet voort uit het afstand willen nemen van je ouders of is het er juist van jongs af aan ingepompt? Waarom denk je dat je droomt wat je droomt?
  • Maak een tekening van al je wensen, schrijf een essay, plak foto's op een board (je eigen moodboard), kies wat bij je past.
Hoe ben je eerlijk naar jezelf?

Hoe ben je eerlijk naar jezelf?

Hoe ben je eerlijk naar jezelf?

  • Probeer zo eerlijk mogelijk over jezelf te zijn, iets wat niet altijd meevalt.

  • Iedereen heeft er last van dat jezelf voor de gek houden in deze samenleving vaak een handige strategie is om je keuzes te maken, om vooruit te komen of om te voorkomen dat je last krijgt van allerlei ingewikkelde zaken die, als je er echt over na gaat denken onoplosbaar, uitzichtloos of zinloos lijken te worden.

  • Probeer bij het eerlijk zijn niet rekening te houden met de omgeving, de toekomst, het verleden etc. Probeer het terug te brengen tot iets kleins; de vraag 'wat vind ik van leren?' is heel groot maar door het terug te brengen naar kleine leerervaringen zoals de voetbaltraining die je graag volgt, de les geschiedenis die je inspireert of de les wiskunde waarbij je in slaap valt, krijg je een beter beeld.

  • Probeer vergelijkingen te maken met zaken die dicht in de buurt zitten. Bij de vraag 'wat vind ik van werken in groepsverband' kan je je ervaringen in de klas naast ervaringen leggen in je vriendengroep, je familie of het team waarmee je hebt gewerkt tijdens je eerste of laatste baan.

  • Probeer je negatieve en positieve ervaringen/gevoelens met betrekking tot dezelfde eigenschap of vaardigheden naast elkaar te zetten. Stel je denkt na over je doorzettingsvermogen of behoefte aan afzien, kijk dan eens naar al die zaken die je nooit hebt afgemaakt of waar je balend mee bent doorgegaan en zet die af tegen zaken die je moeiteloos hebt afgerond en waar je juist energie van hebt gekregen of waarbij je de pijn van het afzien niet als negatief hebt ervaren.

  • Moeilijk maar uitdagend is om te kijken of je er ook achter kan komen waarom je vergelijkbare zaken toch op heel verschillende wijze kan ervaren.

Wat je wil, wat kan je, wat je zou moeten willen en wat is jouw weg naar je eigen missie, visie en strategie in het leven?

Wat je wil, wat kan je, wat je zou moeten willen en wat is jouw weg naar je eigen missie, visie en strategie in het leven?

Welke weg kies jij zelf, wat is Jouw weg naar  je eigen 'business plan', je missie, visie en strategie?

      • Het is niet voor niets dat vrijwel elk bedrijf en vrijwel elke organisatie veel tijd stopt in het bepalen van de eigen missie, visie & strategie.
      • Het is niet altijd makkelijk en zelfs over de uitleg van termen lijkt niemand het eens te zijn maar eigenlijk doet het niet zoveel ter zake. Bijna alle wegen leiden hier tot meer en soms voldoende zelfinzicht.
      • Dus ook voor jou kan het een handige kapstok zijn om je zelfonderzoek mee af te sluiten.
      • Hier vind je de kapstok waar al miljoenen organisaties gebruik van maken en die nu is toegepast op jou als individu. Misschien niet makkelijk maar ook organisaties doen er soms jaren over en stellen ook regelmatig hun missie of visie bij.

      Log in en lees  hieronder verder

        Welke tests en tools kan je gebruiken voor je zelfkennis, persoonlijkheid en het voorhouden van een spiegel
        Waarom besta je, wie wil je zijn, wat zijn je drijfveren en wat kan je doen?
        Wat kan je doen om je zelfinzicht en zelfkennis te versterken of verbeteren?
        Hoe wordt je positiever en wat kan je doen om je optimisme te versterken?

        Hoe wordt je positiever en wat kan je doen om je optimisme te versterken?

        1. 'Wat als alles goed gaat?'

        • als je iemand bent die altijd van het negatieve scenario uit gaat, als je merkt dat je in de neiging schiet om bij een nieuw project alle beren op de weg te gaan benoemen en op de rem te staan, oefen dan eens in het je inbeelden hoe het zou zijn als alles goed gaat.
          • Wat gebeurd er als iedereen meewerkt, als het geheel soepeltjes verloopt?
          • Hoe voel jij je daarbij?

        Door jezelf actief te trainen in het – ook – visualiseren van de situatie waarin alles goed loopt – kun je ook meer ervaren hoe het is om te vertrouwen op de situatie, jezelf en anderen.

        Als verdieping kun je onderzoeken of er aspecten zijn die belangrijk zijn om te ondervangen:

        • Wat is er nodig om vertrouwen te hebben in een goede afloop van het project?
        • Zijn er bepaalde checks of acties nodig?
        • Is een bepaalde afstemming gewenst?

        2. Lessen uit de positieve psychologie

        • Omring jezelf met positief ingestelde mensen en bronnen. Let niet teveel op 'het nieuws' (dat vaak negatief geladen is)
        • Neem het leven zo licht mogelijk op, neem jezelf en situaties niet te serieus als dat niet nodig is. Probeer de humor ergens van in te zien, of gebruik iets humoristisch om uit een negatieve denkspriraal te komen
        • Probeer je problemen vanuit een ander perspectief te bekijken. Het zogenaamde 'omdenken' is vrijwel in alle situaties wel mogelijk, maar je moet er in het begin wel wat moeite voor doen, daarna gaat het vanzelf
        • Neem de tijd, vecht niet te hard tegen de negatieve gedachten, tijd heelt vaak ook negativiteit
        • Maak contact met anderen, ook al kost dat mentale moeite... laat je direct of indirect helpen
        • Wordt actief, leer iets nieuws
        • Ga naar buiten, de natuur werkt in het algemeen positief en onstpannend op je in; ook natuur dicht bij je in de buurt
        • Dus .. behandel jezelf zoals je een vriend zou behandelen stel je een mooie toekomst voor, focus op de positieve aspecten van ervaringen en situaties, houd een open geest en 'vergeef' jezelf en anderen

        3. Dankbaarheidsoefeningen

        • Wetenschappelijk onderzoek heeft gevonden dat het regelmatig beoefenen van dankbaarheidsoefeningen flink kan bijdragen aan je geluksgevoel.

        4. Gebruik positieve en versterkende gedachten

        • De meeste mensen hebben een sterke, geïnternaliseerde kritische stem. Om hier ook positieve gedachten tegenover te stellen, wordt ook wel gewerkt met positieve versterkende gedachten die je regelmatig moet herhalen. Deze gedachten worden affirmaties genoemd en werken versterkend in situaties waarin je iets graag wilt hebben of wilt zijn

        5. Rationeel Emotieve Therapie (RET) techniek toepassen

        • Je kunt de negatieve associaties die je hebt met studeren bestrijden met de positieve associaties die je oproept door goede studieresultaten te behalen met een gedisciplineerde en gestructureerde studieaanpak. Je kunt ze ook direct aanpakken. Een geschikte methode hiervoor, die zich ook goed leent voor zelfcoaching, is Rationeel Emotieve Therapie (RET), ontwikkeld door Albert Ellis. RET gaat uit van het principe dat niet de situatie de aanleiding is voor een bepaald gevolg, maar de gedachten die jij zelf bij deze situatie hebt. Door deze gedachten te veranderen verander je ook het gevolg. De therapie gaat uit van een ABC methode: Aanleiding, de Bril waardoor je kijkt en de Consequentie.

        Stap 1. De aanleiding (“A”)

        • Waardoor wordt het gedrag of gevoel dat je juist probeert te voorkomen opgeroepen? Probeer dat te omschrijven. Bijvoorbeeld: “Ik moet een essay schrijven.”

        Stap 2. De consequentie (“C”)

        • Wat is de consequentie van deze aanleiding? Benoem het ongewenste gedrag of gevoel dat er wordt opgeroepen. Bijvoorbeeld: “Ik blijf het werk uitstellen en doe uiteindelijk niets”

        Stap 3. De bril (“B”)

        • Wat zijn de gedachten waarmee je C veroorzaakt? Beschrijf de interpretaties, maar vooral ook de evaluaties. Bijvoorbeeld: “Ik kan dat essay toch niet maken, het is veel te moeilijk voor me.”

        Stap 4. De gewenste C

        • Bedenk hoe je graag zou reageren op de aanleiding die je omschreven hebt? Wat voor gevoel wil je dat dit bij je oproept en welk gedrag hoort hierbij? Kies wel een consequentie waarvan je weet dat deze haalbaar is. Bijvoorbeeld: “Ik zou willen dat ik net als de anderen het essay zou maken.”

        Stap 5. Logisch redeneren

        • Stel de huidige consequentie die je ervaart ter discussie en beredeneer waarom deze irreëel zou zijn. Kijk logisch naar je eigen kunnen en hoe dit in verhouding staat met de gevoelens die je ervaart. Kloppen de gedachten die je hebt wel met de werkelijkheid?

        • Bijvoorbeeld: “Waarom zou ik dat niet kunnen? Ik ben al zo ver gekomen in mijn studie, ik heb de middelbare school gehaald en dit is echt niet het eerste essay dat ik moet schrijven. Laat ik mijn eerdere resultaten er eens bij pakken om te zien wat ik kan”

        Stap 6. Vervang je bril

        • Bij de vorige stap heb je beredeneert waarom de bril die je op hebt niet de juiste is, vervang hem dan ook. Formuleer een positievere gedachte die beter overeenkomt met de werkelijkheid.

        • Bijvoorbeeld: “Ik heb al eerder werk van vergelijkbaar niveau moeten doen, toen lukte het, dus met dezelfde inzet kan ik het nu ook.”

        Stap 7. Ervaar

        • Probeer je nieuwe gedachten te ervaren door de bijbehorende situatie op te zoeken (als dat niet kan, doe het dan in je hoofd). Kijk door je nieuwe bril naar de aanleiding en ervaar hoe dit voelt. Bijvoorbeeld: “Hé hé, dat geeft een voldaan gevoel!”

        Stap 8. Oefenen

        • Maak een oefenprogramma en voer het uit om de meer rationele en productieve denkwijze in je gedrag in te voeren.

        • Investeer tijd en moeite in deze oefening: gedachten die je al heel lang hebt gaan niet zomaar weg. Je kunt bijvoorbeeld beginnen met het maken van kleine opdrachten. Als het hierbij lukt om positief naar je werk te kijken, kan het later met een groter essay waarschijnlijk ook wel.

        Wat kan je doen om je zelfvertrouwen en zelfwaardering te versterken?
        Psychologische tests, assessments en intelligentie: uitgelichte chapter- en boeksamenvattingen

        Psychologische tests, assessments en intelligentie: uitgelichte chapter- en boeksamenvattingen

        Welke soorten psychologische testen zijn er?

        Welke soorten psychologische testen zijn er?

        Aannames over testen

        Psychologische trekken en staten bestaan

        Een belangrijke aanname voor psychologische testen is dat wat gemeten wordt, namelijk psychologische trekken en staten, ook daadwerkelijk bestaan. Een trek is een onderscheidbaar, relatief stabiele manier waarop een individu verschilt van een ander. Trekken kunnen geobserveerd worden door een steekproef van gedrag te onderzoeken. Een staat is ook een kenmerk dat mensen van elkaar onderscheidt, maar is in tegenstelling tot een trek tijdelijk van aard. Psychologische trekken zijn psychologische kenmerken die bijvoorbeeld cognitieve capaciteiten, persoonlijkheid of attitudes beschrijven. Er zijn zeer veel woorden die trekken beschrijven en de kans is aanwezig dat er nog nieuwe bij zullen komen. Er bestaat enige controverse over de aard van psychologische kenmerken. Zijn ze fysiek van aard of zijn het slechts constructen? Hier wordt aangenomen dat het constructen zijn, wetenschappelijke concepten die gedrag kunnen beschrijven of uitleggen. Constructen zelf zijn niet observeerbaar, maar ze leiden wel tot overt gedrag; observeerbare acties of het product daarvan. Hieronder vallen ook test gerelateerde responsies. Psychologische trekken zijn relatief stabiel, maar de situatie waarin het gedrag zich voordoet speelt ook een rol. Hoe een bepaalde trek tot uitdrukking komt hangt af van de situatie. Ook is de context belangrijk om vast te stellen hoe een gedraging geïnterpreteerd moet worden; er moet bijvoorbeeld bekeken worden of het gedrag gepast is in de gegeven situatie. Ook de vergelijkingsgroep is belangrijk. Of iemand als verlegen of als erg verlegen wordt gezien, hangt er van af hoe verlegen andere, vergelijkbare mensen in dezelfde situatie zou zijn. Wat als vergelijkingsgroep wordt gebruikt (bijvoorbeeld mensen van dezelfde sekse of mensen van dezelfde leeftijd) is dus belangrijk voor de interpretatie van de mate waarin een trek aanwezig is.

        Psychologische trekken en staten kunnen gemeten worden

        Een tweede aanname is dat deze kenmerken ook meetbaar gemaakt kunnen worden. De eerste stap hierin is het definiëren van de trekken die je wilt meten. Welke gedragingen vind je kenmerkend voor een bepaalde trek, zoals agressie? Als deze gedragingen gedefinieerd zijn, kunnen er testitems uit gecreëerd worden. Naar welke specifieke gedragingen ga je vragen om de trek te meten? Op een intelligentietest kun je bijvoorbeeld iemands kennis meten of zijn sociaal beslissingsvermogen. Welke items neem je, en moeten die allemaal even zwaar wegen? Antwoorden op deze vragen worden gevormd op basis van veel verschillende factoren, waaronder technische en maatschappelijke overwegingen. Na de testafname moeten de responsies gescoord en geïnterpreteerd worden. Dit gebeurt vaak door cumulatieve scoring, waarbij het aantal responsies dat in een bepaalde richting gegeven wordt opgeteld wordt. Het idee is dat als iemand vaak in overeenstemming met een bepaalde trek antwoordt, de kans groot is dat hij die trek bezit.

        Responsies op een test reflecteren gedrag in het dagelijks leven

        Het idee van een test is dat het gedrag dat de testafnemer wil meten nagebootst wordt en op die manier gemeten kan worden. Daarom zouden testresultaten toekomstig gedrag moeten kunnen voorspellen of gedrag uit het verleden kunnen uitleggen (zoals in rechtszaken).

        Testen hebben sterke en zwakke punten

        Het is essentieel dat de testafnemers de testen kennen en op de hoogte zijn van de beperkingen. Ze weten hoe de testen ontwikkeld zijn, in welke omstandigheden ze afgenomen kunnen worden, hoe en bij wie dat moet gebeuren en hoe de resultaten geïnterpreteerd moeten worden. Ze kennen de beperkingen van de test en weten hoe ze die eventueel kunnen compenseren.

        Testen bevatten een bepaalde mate van error

        ‘Error’ is de mate waarin factoren die niet zijn meegenomen in het onderzoek invloed hebben op de resultaten. In iedere test is sprake van error en men moet zich altijd afvragen in welke mate de resultaten erdoor vertekend zijn. Errorvariantie is de component van de resultaten die aan error toe te schrijven zijn. Error kan door veel verschillende factoren veroorzaakt worden. Error kan voortkomen uit de persoon die de test ondergaat, bijvoorbeeld als hij slecht geslapen heeft, of uit de persoon die de test afneemt, bijvoorbeeld of hij zich aan het protocol houdt. Ook de gebruikte instrumenten kunnen error veroorzaken. Volgens de klassieke of de ware scoretheorie heeft iedereen een ware, niet-vertekende score die hij zou krijgen als er geen error was.

        Testen kunnen op eerlijke en niet vertekende wijze afgenomen worden

        Een test moet zo eerlijk mogelijk zijn. Regelmatig ontstaat er discussie over rechtvaardigheid van de test, bijvoorbeeld als de test bij een andere groep wordt afgenomen dan waarvoor hij was ontwikkeld. Controverse is vaak politiek van aard. Men vraagt zich niet zozeer af of de test (het instrument) eerlijk is, maar wat de maatschappij wil bereiken met een test en wat de gedachte erachter precies is.

        Testen is zinvol voor de maatschappij

        Testen is van essentieel belang voor de maatschappij. Zonder zouden we bijvoorbeeld niet kunnen bepalen of iemand geschikt is voor een bepaalde taak en zouden we niet kunnen diagnosticeren.

        Kenmerken van een goede test

        Of een test goed is hangt af van allerlei kenmerken, waaronder de technische criteria van validiteit en betrouwbaarheid.

        Betrouwbaarheid

        Een meetinstrument is betrouwbaar als hij consistent hetzelfde resultaat geeft als je herhaaldelijk hetzelfde meet. Stel dat instrument A voortdurend hetzelfde resultaat krijgt; dat maakt hem betrouwbaar. Instrument C krijgt de hele tijd verschillende resultaten en is dat dus niet. Instrument B krijgt de hele tijd een verkeerd resultaat, maar daarin is hij wel consistent. Hij geeft bijvoorbeeld standaard drie punten te hoog aan. Omdat hij consistent is in zijn meting, is hij niettemin betrouwbaar.

        Validiteit

        Een test is valide als hij meet wat hij moet meten. Instrument B, hoewel consistent, kreeg steeds een verkeerd resultaat en is dus niet valide. Bij controversiële onderwerpen is validiteit meer discutabel. Wanneer is een intelligentietest bijvoorbeeld valide? Welke definitie van intelligentie moet dan aangehouden worden? Bij het meten van validiteit wordt gekeken naar de testitems: dekken zij bijvoorbeeld de gehele lading van het gemeten construct? Ook wordt gekeken naar de interpretatie van de testscores: zeggen zij bijvoorbeeld echt iets over het construct? Vragen over de validiteit van een test worden in het hele proces dat de test ondergaat gesteld. In hoofdstuk 6 wordt het concept validiteit uitvoeriger behandeld.

        Overige criteria

        Een test moet verder makkelijk te gebruiken en van nut zijn voor de persoon die de test afneemt of voor de maatschappij als geheel. Een voor de hand liggend maar belangrijk criterium is dat de test aansluit op wat jij wilt gaan meten en op welke manier je dat wilt doen. Wat is het doel van de test, hoe is het construct gedefinieerd en voor wie is de test bedoeld? Of de test aansluit bij jouw doelen kun je onderzoeken door er standaardwerken, handleidingen of reviews op na te slaan. Een ander criterium is of er richtlijnen gepubliceerd zijn met betrekking tot het gebruik van de test. Soms stellen richtlijnen dat er naast de test in kwestie nog andere testen toegepast moeten worden. Vaak wordt in dergelijke richtlijnen ook vastgesteld of de test voldoet aan vastgestelde standaards, bijvoorbeeld aan de Daubert-standaards in de rechtsgang. Een derde criterium is al eerder genoemd, namelijk betrouwbaarheid. Of een test betrouwbaar is kun je ook weer afleiden uit eerdere publicaties en handleidingen. Ook kun je het meten door test-hertest betrouwbaarheidsmetingen, waarbij je kijkt of je bij herhaaldelijke metingen hetzelfde resultaat krijgt. Dit kan problematisch zijn. In de BPS moet een kind bijvoorbeeld aangeven hoe hij zijn ouders beschouwt. Als je dezelfde test later nog eens afneemt en je krijgt andere resultaten, dan kan dat zijn omdat de test niet betrouwbaar is, maar het kan natuurlijk ook zijn dat de mening van het kind veranderd is. Betrouwbaarheid kan dus niet altijd gemeten worden. Validiteit is ook een criterium. Ook dit kan lastig zijn om vast te stellen. Vaak wordt er gekeken welke combinatie van instrumenten het beste meet wat er gemeten moet worden. Een volgend criterium is hoe kosteneffectief een test is. Is het de moeite waard om een kostbare test af te nemen? In de Tweede Wereldoorlog werd bijvoorbeeld overgegaan op groepsintelligentietesten, omdat individuele testen simpelweg niet zinvol en erg duur waren. Tenslotte is het van belang welke conclusies er uit testen getrokken kunnen worden. Zal het afdoende antwoord geven op de onderzoeksvraag? En zullen de resultaten algemeen geldig zijn? Of resultaten generaliseerbaar zijn, hangt af van de populatie op basis waarvan de test ontwikkeld is, voor welke groepen de test begrijpelijk is en hoe hij afgenomen wordt.

        Evaluatie van testscores: normen

        Testen en assessment met normreferenties kun je definiëren als het evalueren van testscores door die te vergelijken met scores van andere personen die de test gemaakt hebben. Op deze manier wordt er relatieve betekenis toegekend aan een score. Een norm is een standaard, verwachte gedraging. De term normen wordt in de psychometrie gebruikt om de testresultaten aan te geven die gebruikt worden om individuele scores aan af te meten. Normen dienen als vergelijkingsmateriaal. Een normatieve steekproef is de groep mensen wiens testscores worden gebruikt als normen. Dit kan een brede groep zijn (de Nederlandse bevolking) of een heel smalle (vrouwen tussen de 20-25 met een bepaalde vorm van reuma van een ziekenhuisafdeling). De scores van deze groep zijn allemaal typisch en representatief voor de populatie die onderwerp van onderzoek is.

        Normeren

        Normeren is het vaststellen van een norm. Bij rasnormering, wat vroeger legaal was, werden voor verschillende rassen verschillende normen gesteld. Een minderheidsgroep moest bijvoorbeeld beter scoren voordat hij werd aangenomen voor een baan. Het op formele wijze vaststellen van normen kan behoorlijk duur uitpakken. Daarom zijn er gebruikersnormen, ook wel programmanormen genoemd, die bestaan uit descriptieve statistieken (gegevens) over een bepaalde groep mensen. Als er geen gebruik gemaakt wordt van dergelijke normen, moeten normen vastgesteld worden via formele standaardisatie.

        Standaardisatie

        Standaardisatie of test standaardisatie is het afnemen van een test bij een representatieve steekproef teneinde standaard normen vast te stellen aan de hand waarvan latere testscores geëvalueerd kunnen worden. Je kunt ook meeteenheden standaardiseren, zoals vaststellen wanneer iets een ‘een glas’ alcohol genoemd kan worden. Definities kunnen ook gestandaardiseerd worden; bijvoorbeeld bij het vaststellen van de definitie van de term agressie. Dan zijn er nog standaardscores, namelijk z-scores (zie hoofdstuk 3). Deze zijn niet hetzelfde als gestandaardiseerde scores, die naar een schaal met een willekeurig gemiddelde en standaardafwijking overgezet zijn. Een gestandaardiseerde test is volgens de traditionele definitie een test met specifiek geformuleerde gestandaardiseerde test- en scoringsprocedures en gestandaardiseerde normen. Tegenwoordig wordt de term ook wel gebruikt voor een test met alleen gestandaardiseerde normreferenties. Hoe gaat het standaardiseren van normreferenties precies in zijn werk?

        Steekproeftrekken voor standaardiseren

        Om een test te kunnen standaardiseren, moet je dus een normgroep hebben. Die kan bestaan uit de complete populatie van mensen voor wie de test ontwikkeld is. Als die populatie echter groot is, kan het onmogelijk, onpraktisch of te duur zijn om dat te doen. Dan wordt er een steekproef genomen, een deel van een populatie die representatief is voor die populatie. Dit proces wordt steekproeftrekking genoemd. De steekproef is meestal groter dan één persoon, omdat de kans op error afneemt naarmate de steekproef groter wordt. Soms kan het wenselijk zijn om alle subgroepen (strata) in een populatie in gelijke proporties voor te laten komen in de steekproef. Als 80% van de populatie christen is en religie is belangrijk voor het gemeten construct, is het handig om een steekproef te hebben waarvan eveneens 80% christen is. Een op die manier ontstane steekproef wordt een gestratificeerde steekproef genoemd. Als ieder lid van de populatie een even grote kans heeft om in de steekproef terecht te komen, wordt de steekproef een aselecte (willekeurige) gestratificeerde steekproef genoemd. Soms worden bepaalde groepen juist uitgesloten van de steekproef. Bij het nemen van een normatieve steekproef voor een intelligentietest worden bijvoorbeeld mensen uitgesloten die de taal niet volledig meester zijn of die een lichamelijk of ernstig psychiatrisch probleem hebben. Als we willekeurig een steekproef nemen waarvan we denken dat die wel representatief zal zijn, wordt dat een doelgerichte steekproef genoemd. Een voorbeeld is het openen van één winkel, om aan de hand van het functioneren daarvan te bepalen of andere winkels nationaal succes zullen hebben. Bij een incidentele steekproef, ook wel gemakssteekproef genoemd, bestaat de steekproef uit een groep mensen die het gemakkelijkst beschikbaar is. Psychologiestudenten zijn bijvoorbeeld vaak lid van een steekproef omdat zij het eerst voor handen zijn. Het is mogelijk dat een doelgerichte of incidentele steekproef niettemin niet representatief is en dat de resultaten niet generaliseerbaar zijn. Onderzoekers moeten dus altijd een afweging maken tussen wat praktisch is en wat de ideale testsituatie is.

        Vaststellen van normen voor gestandaardiseerde testen

        Nadat de steekproef is getrokken, wordt de test afgenomen. Hierbij wordt een standaard set van instructies vastgesteld betreffende de omstandigheden waaronder de test afgenomen moet worden. Als de test later nog eens afgenomen wordt, worden dezelfde omstandigheden gecreëerd. Op die manier kunnen eventuele verschillen met de normatieve steekproef niet veroorzaakt zijn door de omstandigheden waarin de test afgenomen is. Als de test is afgenomen, beschrijft de onderzoeker in een publicatie op welke manier zijn steekproef representatief was, hoe hij die genomen heeft, welke data verzameld zijn en welke conclusies daaruit getrokken kunnen worden. In de praktijk blijkt dat testontwikkelaars terughoudend zijn in het beschrijven van de tekortkomingen van de normatieve steekproef. Daarom moet een testgebruiker altijd kritisch zijn bij het bepalen of de normatieve steekproef voldoende representatief is om te gebruiken als normgroep. Soms wordt voor een gestandaardiseerde test later opnieuw normatieve informatie verzameld, bijvoorbeeld omdat de oorspronkelijke standaardisatiesteekproef belangrijke subgroepen uitsloot. Een standaardisatiesteekproef is dan de aanvankelijke steekproef die gebruikt wordt om de test te standaardiseren. Een normatieve steekproef kan ook op een later tijdstip genomen worden.

        Verschillende typen normen

        Percentiele normen

        Eén norm aan de hand waarvan je score geëvalueerd kan worden is het percentiel waarop je score viel. Een percentiel is een uitdrukking van het percentage mensen dat onder een bepaalde score vielen op een test. Een score die valt op het 15de percentiel betekent dat 15% van de mensen lager scoorde dan dat punt. Een voordeel van percentiele normen is dat ze makkelijk berekenbaar zijn. Een nadeel is dat de verschillen tussen scores in het midden van de verdeling veel groter lijken dan die aan de uiteinden van de verdeling. Een andere, gerelateerde manier waarop je een score kan evalueren is door te kijken naar het percentage correct, de proportie antwoorden op een test die goed beantwoord werden.

        Ontwikkelingsnormen

        Ontwikkelingsnormen zijn normen die gebaseerd zijn op iedere vaardigheid die verandert over de tijd. Welke kenmerken zou je moeten bezitten in een bepaalde ontwikkelingsfase? Leeftijdsnormen en klasnormen vallen hieronder. Piaget heeft bijvoorbeeld veel normen vastgesteld betreffende de vaardigheden die op bepaalde leeftijden beheerst moeten worden. Bij leeftijdequivalente scores, ook wel leeftijdsnormen genoemd, wordt een prestatie vergeleken met de prestatie die normaal is voor iedere leeftijdsgroep. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de Stanford-Binet intelligentietest. Hierbij wordt de ‘mentale leeftijd’ van een kind berekend: bij welke leeftijdsnormen sluit zijn prestatie het beste aan? Het probleem van dit concept is dat de mentale leeftijd nog niets zegt over andere mentale leeftijden (een kind kan bijvoorbeeld qua intelligentie ouder zijn dan zijn werkelijke leeftijd, maar jonger qua sociale vaardigheden). Het is dus een misleidend concept en wordt niet veel meer gebruikt. Bij klas (grade) normen worden individuele prestaties vergeleken met de prestatie die normaal is voor kinderen in een bepaalde klas. Als iemand op een bepaalde test hetzelfde scoort als de gemiddelde persoon uit groep 6, wil dit nog niet zeggen dat hij dezelfde capaciteiten heeft als de gemiddelde persoon uit groep 6. Je weet niet op welke items hij goed en op welke slecht scoorde. Een ander nadeel van klasnormen is dat ze alleen van toepassing zijn op schoolkinderen.

        Nationale en plaatselijke normen

        Als individuele scores worden vergeleken met die van een normatieve steekproef die op alle belangrijke terreinen representatief is voor het hele land, is er sprake van nationale normen. De normatieve steekproef moet representatief zijn, bijvoorbeeld in termen van etniciteit, leeftijd en locatie. Op welke terreinen de steekproef precies gelijk moet zijn aan de populatie hangt af van het doel van het onderzoek. Als je educatieonderzoek doet moet je normatieve steekproef representatieve scholing hebben. Testontwikkelaars zijn geneigd om snel te beweren dat hun standaardisatie steekproef nationaal representatief was. Testgebruikers doen er goed aan om te bekijken hoe representatief dat is.

        Bij lokale normen wordt een individuele score vergeleken met de scores van een plaatselijke populatie. Dit kan bijvoorbeeld zinvol zijn als een lokale bevolking op een bepaald punt verschilt van de nationale bevolking. Iemand kan in zijn eigen plaats bijvoorbeeld relatief eigenwijs zijn, maar doordat de hele plaats in het algemeen relatief meegaand is, valt dat in het niet bij de nationale normen.

        Nationale ankernormen

        Als je twee verschillende testen die hetzelfde meten met elkaar wilt vergelijken moet je twee testen hebben met dezelfde scoringsprocedure. Je kunt echter ook een equivalentietabel gebruiken, waarin staat welke scores aan elkaar gelijk staan. Dit worden nationale ankernormen genoemd. Vanwege technische overwegingen kunnen de testen niettemin nooit als volledig aan elkaar gelijk worden beschouwd. Om te bepalen welke scores gelijk zijn, wordt gebruik gemaakt van de equipercentiele methode. Hierbij wordt gekeken naar welke scores horen bij welk percentiel. Als het 96ste percentiel op de ene test 5 is en het 96ste percentiel op de andere test 10, dan staan de scores 5 en 10 aan elkaar gelijk. Strikt genomen moet één steekproef beide testen maken om ankernormen vast te kunnen stellen.

        Subgroep normen

        Op basis van de criteria waarop aanvankelijk een normatieve steekproef genomen werd, kan de steekproef in subgroepen verdeeld worden. Voor elk van die subgroepen kunnen dan eigen normen worden berekend; de subgroep normen. Een testgebruiker kan dan zelf bepalen welke normreferentie hij het meest zeggend vindt.

        Vaste referentiegroep scoringssysteem

        Bij een scoringssysteem met vaste referentiegroep vormen de scores van één groep testmakers de basis voor het later berekenen van scores. De beroemde SAT-test maakt gebruik van een dergelijk systeem. De referentiegroep wordt eens in de zoveel tijd vervangen door een nieuwe. De scores worden steeds aangepast aan de moeilijkheid van de test. Ieder nieuw item op een nieuwe versie van de test wordt onderworpen aan een procedure (‘ankering’) om de scores in vaste referentiegroepscores te veranderen. Vaak gebruiken instellingen hun eigen vaste referentiegroepen. Zo vergelijkt een school de SAT-scores van een klas van dit jaar met die de klas van vorig jaar.

        Criteriumreferentie evaluatie

        Een individuele testscore kun je dus evalueren door hem te vergelijken met de resultaten van een normgroep. Een andere manier om scores te evalueren is door ze af te meten aan een bepaald criterium; een standaard waarop een beslissing of beoordeling gebaseerd kan worden. Testen die gebruik maken van dergelijke evaluatiemethoden, vallen onder testen en assessment met criteriumreferentie. Dit wordt ook wel testen en assessment met domein- of inhoudreferentie genoemd. Een criterium is een vaste standaard die onafhankelijk is van de scores van anderen. Je haalt bijvoorbeeld alleen je rijbewijs als je aan alle punten van het CBR voldoet, ongeacht hoe andere mensen gereden hebben. Testen die gebruik maken van criteriumreferenties richten zich vaak op het leren van vaardigheden. Ze zetten een criterium vanaf welk punt iemand de vaardigheden goed genoeg kent. Als die criteriumscore 85% is, maakt het niet uit of iemand een score van 84% of van 20% heeft; hij is in beide gevallen afgewezen. Kritiek op criteriumreferentie is dat belangrijke informatie over hoe iemand scoort ten opzichte van anderen verloren gaat. Ook is deze evaluatiemethode niet geschikt om extreme scorers te identificeren; daarvoor zijn normreferenties zinniger. Criteriumreferentie deelt alle mensen in twee groepen in: mensen die wel voldoen aan het criterium en mensen die dat niet doen. Criteriumreferentie en normreferentie sluiten elkaar overigens niet uit.

        Waar vinden persoonlijkheidstesten hun oorsprong?
        Study guide with Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen by Drenth and Sijtsma

        Study guide with Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen by Drenth and Sijtsma

        Study guide with Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen

        Online summaries and study assistance with Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen on joho.org

        More summaries and study assistance with Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen on worldsupporter.org

        Prints & Pickup with Cognition: Exploring the Science of the Mind

        • Nederlandse printsamenvatting bij Cognition: Exploring the Science of the Mind
        • Pre-order and pickup or use the postal service

        Table of content (Inhoudsopgave)

        • Hoofdstuk 1 - Hoe verloopt de historische testontwikkeling van het testen?
        • Hoofdstuk 2 - Wat zijn de definitie, kenmerken en toepassingen van de test?
        • Hoofdstuk 3 - Welke indelingen, onderscheidingen en begrippen zijn er omtrent testtheorie?
        • Hoofdstuk 4 - Hoe worden items opgebouwd en reacties gekwantificeerd in tests en vragenlijsten?
        • Hoofdstuk 5 - Hoe worden tests afgenomen en verwerkt?
        • Hoofdstuk 6 - Wat is betrouwbaarheid?
        • Hoofdstuk 7 - Welke nieuwe ontwikkelingen zijn er in de testtheorie en constructie?
        • Hoofdstuk 8 - Wat is de validiteit en betekenis van een test?
        • Hoofdstuk 9 - Welke bijdrage levert de test in het beslissingsproces?
        • Hoofdstuk 10 - Welke ethische kwesties zijn belangrijk bij het testen?
        • Begrippenlijst bij de 4e druk van Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test van Drenth & Sijtsma

        Related content on joho.org

        Wat zijn probleemoplossingsstrategieën en wat is intelligentie? - Chapter 13
        Wat is intelligentie? - Chapter 8

        Wat is intelligentie? - Chapter 8


        Hoe wordt intelligentie gemeten?

        Intelligentie bestaat uit abstract denken en redeneren, problemen oplossen en de capaciteit om kennis te verwerven. Intelligentietesten bevatten niet al deze factoren, waardoor de uitslag ervan vaak niet goed wordt gekeurd door experts. Anderen zeggen dat de testen te breed maken ervoor zorgt dat ze betekenisloos worden.

        Hoe ziet de geschiedenis van intelligentietesten eruit?

        Alfred Binet ontwikkelde een aantal testitems over redeneren, denken en problemen oplossen. Dit is tegenwoordig de basis voor intelligentietesten. Binet nam aan dat de vaardigheden van kinderen toenamen met hun leeftijd, dus stemde hij de items af op de leeftijd van het kind. Dit is nu bekend als de mentale leeftijd.

        Samen met een andere onderzoeker ontwikkelde Binet de Stanford-Binet Intelligence Scale. De mentale leeftijd werd gedeeld door de chronologische leeftijd en dit werd vermenigvuldigd met 100. Het resultaat was de intelligentie quotiënt (IQ). Op deze manier kunnen IQ scores van mensen met elkaar vergeleken worden.

        Later ontwikkelde David Wechsler een nieuwe test als verbetering op oudere testen. Ten eerste bevatte deze test zowel verbale als non-verbale subtesten. Ten tweede werd elke subtest apart gescoord en ten derde werd het bij deze test minder belangrijk of je wel of geen scholing had gehad.

        Hoe zijn de intelligentietesten van nu?

        De Wechsler en Stanford-Binet worden het meest gebruikt. De Wechsler is er in een volwassenen variant en een voor kinderen. De volwassenen variant bestaat uit vijftien subtesten. Er zijn taken als het onthouden van series, oplossen van rekenkundige problemen, vocabulaire omschrijven en algemene kennis vragen.

        De Stanford-Binet bestaat uit tien subtesten die vijf verschillende vaardigheden meten.

        • Vloeiend redeneren, dus het afmaken van verbale analogieën
        • Kennis, waarbij men woorden moet definiëren
        • Kwantitatief redeneren door het oplossen van wiskundige problemen
        • Visueel-ruimtelijk verwerken door het maken van een puzzel
        • Werkgeheugen door het herhalen van een zin

        Hoe wordt het IQ berekend?

        Tegenwoordig wordt niet meer dezelfde formule gebruikt als vroeger bij het berekenen van IQ. Nu worden alle punten van de subtesten bij elkaar opgeteld en die totale score wordt vergeleken met de score van andere mensen. Voor elke leeftijd is er een IQ score van 100, wat het gemiddelde is in vergelijking met anderen. Hierdoor ontstaat er een normaalverdeling wanneer je de scores van mensen in een grafiek zou zetten.

        Hoe worden intelligentietesten geëvalueerd?

        Een test is een systematische procedure om gedrag te observeren in een standaard situatie en met behulp van een numerieke schaal kan dit beschreven worden. Testen die gestandaardiseerd zijn, bevatten dezelfde taken onder dezelfde omstandigheden voor iedereen. Als een test gestandaardiseerd is, zal de score niet beïnvloedt worden door wie de test afneemt. Scores kunnen gebruikt worden om normen te berekenen. Dit is de beschrijving van hoe vaak bepaalde scores voorkomen.

        Wat is statistische betrouwbaarheid?

        Statistische betrouwbaarheid betekent dat de resultaten van een test herhaald moeten kunnen worden en dus stabiel zijn. Een goede test heeft dit.

        Wat is statistische validiteit?

        Statistische validiteit is de mate waarin testscores juist geïnterpreteerd en gebruikt worden. In andere woorden: meet de test wat er beoogt wordt te meten?

        Hoe zit het met de betrouwbaarheid en validiteit van intelligentietesten?

        Hoe betrouwbaar zijn intelligentietesten?

        IQ scores die bepaald zijn voor de leeftijd van zeven jaar zijn vaak niet heel erg gecorreleerd met scores later in het leven. Hiervoor zijn twee redenen. De eerste is dat de testen voor kinderen en volwassenen erg verschillen. Ten tweede veranderen cognitieve vaardigheden snel wanneer een kind jong is.

        Hoe valide zijn intelligentietesten?

        Aangezien psychologen niet een enkele definitie hebben van intelligentie, is het moeilijk om de score te vergelijken met een standaard. Dit is de reden dat de validiteit berekend wordt door de IQ score te correleren met andere prestatiescores.

        Hoe eerlijk zijn intelligentietesten?

        IQ is niet de perfecte maat om te berekenen hoe slim iemand is. Dit komt ook omdat er maar een gedeelte getest wordt. Het omvat namelijk niet alle cognitieve vaardigheden die er zijn. Daarnaast zijn er ook factoren buiten cognitieve vaardigheden die de prestatie kunnen beïnvloeden, zoals faalangst.

        Is IQ een maat van geërfde bekwaamheid?

        Een goede IQ test zou door de culturele achtergrond, ervaring en motivatie van iemand heen moeten prikken om de daadwerkelijke cognitieve vaardigheid te meten. Intelligentie is echter een ontwikkelde vaardigheid, dus factoren als cultuur hebben dragen weldegelijk bij aan de cognitieve vaardigheid. IQ is deels erfelijke en deels afhankelijk van de omgeving waarin je opgroeit. Onderzoekers vonden dat de invloed van beide factoren nagenoeg gelijk is. De wisselwerking tussen deze twee is echter complex.

        Welke verschillen in IQ zijn er tussen groepen?

        Het gemiddelde IQ van Aziatisch Amerikanen is het hoogst in vergelijking met andere etniciteiten. Daarnaast is het gemiddelde IQ van mensen met een hoog inkomen hoger dan mensen met een laag inkomen als het gaat om mensen met dezelfde etniciteit.

        Hierbij moeten we twee dingen onthouden. Groepsscores zijn groepsscores en beschrijven geen individuen. Daarnaast tonen toenames in IQ door de eeuwen heen dat geërfde kenmerken niet per se vast staan. Opgroeien in een verrijkte omgeving met veel uitdaging zorgt voor een beter IQ dan opgroeien in een arme, niet-uitdagende omgeving.

        Welke sociaaleconomische verschillen zijn er?

        Waarom is er een positieve relatie tussen sociaaleconomische status (SES) en IQ scores? Ten eerste is het werk van de ouders en hun status afhankelijk van hun eigen intelligentie. Dit is deels bepaald door erfelijkheid, wat zij dus ook overdragen op hun kinderen. Ten tweede is het inkomen van ouders van invloed op de omgeving waarin hun kinderen opgroeien, wat ook deels het IQ bepaalt. Ten derde spelen verschillen in motivatie mee. Ouders in hogere klassen geven kinderen meer steun op financieel en psychologisch gebied. Ten vierde hebben mensen met een hoger IQ meer kansen omdat zij eerder worden uitgekozen door universiteiten bijvoorbeeld.

        Welke etnische verschillen zijn er?

        In de ene cultuur worden kinderen meer gesteund dan in de andere cultuur. Verder zijn er nog meer culturele verschillen die bijdragen aan de ontwikkeling van het IQ. Dit is de reden dat er verschillen in IQ zijn tussen etnische groepen.

        Welke omstandigheden kunnen het IQ verbeteren?

        Lage IQ scores kunnen komen door armoede, rumoerige thuissituatie, slechte scholen, verkeerde voeding en slechte gezondheidszorg. Maar ook kinderen die een goede omgeving hebben om op te groeien kunnen een laag IQ hebben.

        Hoe zit het met de ondergrens van IQ testen?

        Een IQ score zien alsof dit een persoon samenvat kan zorgen voor het versimpelen van de werkelijkheid en dus voor het maken van fouten. Aan de andere kant kunnen IQ testen ook fouten voorkomen. Zo kunnen ze de kans op het maken van inaccurate stereotypen verminderen.

        Is er sprake van diversiteit in intelligentie?

        Wat zegt de psychometrische benadering hierover?

        Psychometrie bestudeert het meten van kennis, vaardigheden, houdingen, persoonlijkheid en andere psychologische kenmerken. De psychometrische benadering richt zich op de producten van intelligentie, zoals IQ scores.

        Charles Spearman merkte dat scores op bijna alle cognitieve testen positief gecorreleerd waren. Hij zei dat deze correlaties kwamen door algemene cognitieve vaardigheid, wat hij algemene intelligentie (g) noemde. Daarnaast kwam het door een aantal speciale intelligenties die hij de factor s noemde.

        Raymond B. Cattell was het met hem eens, maar hij suggereerde dat de g bestond uit vloeiende intelligentie en gekristalliseerde intelligentie. Vloeiende intelligentie is de basiskracht van redeneren en problemen oplossen. Gekristalliseerde intelligentie is specifieke kennis wat voortkomt uit het toepassen van vloeiende intelligentie.

        Kan intelligentie gebruikt worden voor het verwerken van informatie?

        Mensen met meer intelligentie hebben meer aandachtsbronnen tot hun beschikking. Zij kunnen lastigere taken uitvoeren omdat je meer bronnen hiervoor nodig hebt. Ook hebben intelligentere mensen een snellere verwerkingssnelheid waardoor zij meer kunnen verwerken in een bepaalde periode.

        Hoe luidt de triarchische theorie van intelligentie?

        De triarchische theorie van intelligentie stelt dat er drie soorten intelligentie zijn, namelijk analytisch, creatief en praktisch. Analytische intelligentie is dat wat wordt gemeten met traditionele intelligentietesten. Creatieve intelligentie gebruikt je bij het maken van muziek. Praktische intelligentie gebruikt je om te bedenken wat je gaat doen als je je in een lastige situatie bevindt.

        Deze theorie is belangrijk omdat het het concept van intelligentie uitbreidt naar andere gebieden en benadrukt dat intelligentie gebruikt wordt in het dagelijks leven. Omdat hij zo groot is, is de theorie ook lastiger te testen.

        Hoe luidt de theorie van meerdere intelligenties?

        De theorie van meerdere intelligenties houdt in dat mensen een aantal intelligenties bevatten welke allemaal betrekking hebben op een groep verschillende vaardigheden. Deze vaardigheden hebben normaal gesproken interactie met elkaar, maar kunnen enigszins gescheiden getest worden. Het gaat om de volgende intelligenties die Gardner ontdekte.

        • Linguïstische intelligentie
        • Logisch-wiskundige intelligentie
        • Ruimtelijke intelligentie
        • Muzikale intelligentie
        • Lichamelijk-kinesthetische intelligentie
        • Intrapersoonlijke intelligentie (zelfbegrip)
        • Interpersoonlijke intelligentie (interactie met anderen)
        • Naturalistische intelligentie (patronen zien in natuur)

        Er zijn mensen die ook denken dat er sprake is van een emotionele intelligentie, wat gaat over de vaardigheid om met emoties om te gaan.

        Gardner suggereert dat alleen de eerste drie werden getest met traditionele intelligentietesten. Zijn theorie zorgt ervoor dat iedereen wel op een bepaald gebied hoog intelligent is. Als je geen muziek kunt maken, ben je misschien wel goed in sporten bijvoorbeeld.

        Wat is ongebruikelijke intelligentie?

        Veel ontdekkingen over intelligentie komen van het onderzoeken van mensen die geen normale intelligentie hebben.

        Wat is begaafdheid?

        Begaafdheid houdt in dat iemand heel hoog scoort op verschillende gebieden van intelligentie. Uit onderzoek blijkt dat mensen met een hoog IQ zowel fysiek als mentaal gezonder zijn dan de rest van de populatie. Daarnaast lijken zij een gelukkiger leven te leiden. Hogere IQ’s zorgen dus voor meer succes in het leven. Maar wanneer iemand een extreem hoog IQ heeft, zoals bij begaafdheid, is dit niet altijd het geval. Kinderen die dit hebben, beschikken over dezelfde cognitieve basisvaardigheden als andere kinderen. Ander onderzoek wijst uit dat begaafden meer motivatie en nieuwsgierigheid hebben om nieuwe dingen te ontdekken en te leren. Er is dus bewijs voor het idee dat begaafdheid kan worden aangemoedigd en ontwikkeld.

        Wat is intellectuele onbekwaamheid?

        Mensen met een heel laag IQ, onder de 70, hebben problemen met het dagelijks leven. In de DSM-5 wordt gezegd dat zij een intellectuele ontwikkelingsstoornis hebben. Deze diagnose wordt niet gebaseerd op IQ alleen, maar ook op een IQ meting van de kindertijd en in welke mate iemand moeite heeft met dagelijks functioneren.

        Sommige intellectuele stoornissen hebben een duidelijke oorzaak, zoals het down syndroom. Hierbij is er een extra kopie van chromosoom 21. Mensen met het down syndroom hebben een extreem laag IQ. Een erfelijke intellectuele stoornis is het fragiele X chromosoom, waarbij chromosoom 23 kapot is.

        Psychosociale intellectuele onbekwaamheid gaat over de 30 tot 40 proces van de gevallen met milde intellectuele stoornissen zonder genetische of omgevingsafhankelijke oorzaak. Mensen met een milde intellectuele stoornis verschillen in drie manieren van andere mensen.

        • Ze voeren mentale taken minder snel uit, zoals het ophalen van een herinnering.
        • Ze hebben minder algemene kennis.
        • Ze zijn niet goed in het gebruiken van mentale strategieën voor het oplossen van problemen bijvoorbeeld.

        Mensen met een intellectuele stoornis kunnen echter wel hun intelligentie verbeteren, hoewel dit gelimiteerd is.

        Hoe kan intelligentie worden gemeten? - Chapter 9

        Hoe kan intelligentie worden gemeten? - Chapter 9


        Welke verschillende tests zijn er?

        In hoofdstuk 1 werd al gezegd dat maximale prestatietests worden ingedeeld in prestatietests en begaafdheidstests. Simpelweg meten prestatietests de kennis van een student in een specifiek domein en meten begaafdheidstests kennis die een student in zijn totale leven heeft opgedaan. Om algemene intelligentie te meten zijn begaafdheidstests (“aptitude” tests) breder dan prestatietests. Tegenwoordig worden begaafdheidstests en intelligentietests door elkaar heen gebruikt, maar intelligentietests zijn niet de enige soort begaafdheidstests. Begaafdheidstests laten de cumulatieve impact van levenservaringen op vaardigheden zien. Begaafdheidsscores laten zien hoe goed een persoon op een specifiek moment in de tijd scoort op een bepaalde vaardigheid. Deze scores kunnen toekomstige prestaties voorspellen, maar deze voorspellingen zijn zeker niet perfect.

        Veel testexperts zien zowel intelligentie- al begaafdheidstests als tests die de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden meten op een continuüm, en niet zozeer als twee aparte soorten tests. Dit continuüm laat de mate zien in hoeverre de gemeten vaardigheden afhankelijk is van de vaardigheden die we op school geleerd hebben. Links op het continuüm liggen de zeer specifieke tests en rechts op het continuüm liggen de zeer algemene tests. Extreem links zijn de tests te vinden die door leraren voor een klas gemaakt worden. Extreem rechts zijn de intelligentietests te vinden die non-verbaal en cross-cultureel worden gemeten. Algemene intelligentietests zijn de meest populaire en gebruikte tests in de psychologie.

        Een korte geschiedenis

        Het is moeilijk om een definitie te vinden voor intelligentie waar iedereen zich in kan vinden. De vaardigheden probleemoplossend vermogen, abstract redeneren en de vaardigheid om kennis te verwerven zijn in elke definitie wel te vinden, maar over verdere invulling van de definitie van intelligentie bestaat nog geen consensus. In het onderzoek naar intelligentie wordt een IQ score verkregen. Dit is de meest gebruikte operationele definitie van intelligentie in onderzoek.

        Intelligentietests begonnen in school. Aan het begin van 1900 wilde Frankrijk leerprogramma’s ontwikkelen voor kinderen die niet over de cognitieve vaardigheden beschikten waar de meeste kinderen wel over beschikten. In 1905 werd de Binet-Simon schaal ontwikkeld op verzoek van de Franse overheid. De nadruk van deze schaal lag op verbale items, waarmee begrip, redenatie en korte-termijn geheugen kon worden gemeten. De Binet-Simon schaal werd een aantal keer herzien, waarna uiteindelijk de Stanford-Binet Intelligentie Schaal ontstond. De SB5 wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt, maar heeft aan populariteit moeten inleveren vanwege problemen en ontevredenheid met de herziene versies. IQ wordt in deze schaal op een ordinaal niveau gemeten. Het ontwikkelen van de SB5 zorgde ervoor dat meer testexperts hun eigen intelligentietests ontwikkelden. De ene test legde meer nadruk op verbale en kwantitatieve vaardigheden, terwijl de andere test meer nadruk legde op visuele en oplossend vermogen vaardigheden.

        Na de Eerste Wereldoorlog ontwikkelde vaardigheidstests zich in rap tempo in de Verenigde Staten. Het leger had een manier nodig om mensen als geschikt of ongeschikt in te delen. De begaafdheidstests “Army Alpha” (verbaal) en “Army Beta” (nonverbaal) resulteerde uiteindelijk in de Scholastic Assessment Test (SAT). De SAT geeft objectieve criteria voor het toekennen van plekken op onder andere scholen.

        In de jaren ’30 ontwikkelde Wechsler een intelligentietest die verbale en non-verbale vaardigheden in dezelfde test mat. Voor deze tijd bestonden alleen tests die ofwel verbale ofwel non-verbale vaardigheden maten. Wechsler mat intelligentie op een interval schaal. Wechsler heeft versies ontwikkeld voor verschillende leeftijdsgroepen die na Wechsler’s dood meerdere keren zijn herzien. Wecshler’s intelligentietests zijn tegenwoordig de meest gebruikte intelligentietests.

        Hoe worden begaafdheids- en intelligentietests op scholen gebruikt?

        Intelligentie- en begaafdheidstests hebben verschillende toepassingen. Zo laten deze tests de zwakke en sterke kanten van een student zien. Studenten die laag scoren op deze tests hebben misschien een cognitieve stoornis. Verder kunnen intelligentie- en begaafdheidstests o.a. helpen in het selecteren van studenten voor moeilijkere schoolprogramma’s.

        De discrepantie tussen begaafdheid en prestatie

        De discrepantie tussen begaafdheid en prestatie vergelijkt de prestatie van een persoon op een begaafdheidstest met de prestatie op een prestatietest. Deze discrepantie kan leerproblemen aanduiden bij een persoon. Als de prestatiescores significant hoger zijn dan de begaafdheidsscores, suggereert dit dat de persoon moeite heeft met het oplossen van nieuwe problemen en het toepassen van vaardigheden in nieuwe situaties. Deze persoon kan profijt hebben van activiteiten die nadruk leggen op creativiteit en veralgemenisering. Als de prestatiescores significant lager zijn dan de begaafdheidsscores, kan dit op academische onderprestatie duiden. Te weinig motivatie of inadequate mogelijkheden om te leren zijn factoren die kunnen leiden tot academische onderprestatie. Ook kunnen medische factoren zoals een verminderd zicht en psychologische factoren zoals ADHD een rol spelen.

        Maar wanneer is er sprake van een significante discrepantie tussen begaafdheid en prestatie? Om deze vraag te kunnen beantwoorden worden prestatie- en begaafdheidstests gekoppeld of geconformeerd aan een gestandaardiseerde prestatietest. Hoewel veel gebruik wordt gemaakt van begaafdheid-prestatie vergelijkingen, zijn veel testexperts het hier niet mee eens. Zij stellen namelijk dat deze discrepantie vaak komt door meetfouten, verschillen in de gemeten inhoud en variaties in de attitude en motivatie van de student bij de verschillende tests. Hoewel de psychometrische problemen makkelijk(er) zijn op te lossen, kunnen de non-cognitieve factoren moeilijker gecontroleerd worden.

        Respons op interventie (RTI)

        Er ontstaat meer en meer kritiek op de afhankelijkheid van het begaafdheid-prestatie verschil om leerproblemen te diagnosticeren. De RTI is een betere manier om specifieke leerbelemmeringen te meten. Bij de RTI krijgen studenten eerst een algemene instructie over de test van hun leraar. Daarna wordt toezicht gehouden op de vooruitgang van de studenten. Degenen die niet reageren krijgen iets anders of meer van een leraar of iemand anders. Daarna wordt weer toezicht gehouden op de vooruitgang. Degenen die weer niet reageren krijgen speciale leerprogramma’s toegewezen. De RTI identificeert studenten met leerbelemmeringen eerder dan dat deze worden geïdentificeerd door de discrepantie tussen begaafdheid en prestatie. Verder maakt de RTI ook onderscheid tussen studenten met ware belemmeringen en studenten die de instructie simpelweg niet begrepen hebben.

        Er bestaat discussie of de RTI gebruikt mag worden voor het vaststellen van diagnoses. Het is namelijk moeilijk om objectief vast te stellen hoe een persoon heeft gereageerd op een instructie. Verschillende methoden om een respons vast te stellen resulteren in de identificatie van verschillende leerproblemen. Het is belangrijk om hier voorzichtig mee om te gaan. Daarom wordt de RTI tegenwoordig alleen nog gebruikt om leesbelemmeringen bij studenten vast te stellen. Tegenwoordig kan RTI wel in combinatie met psychometrische metingen gebruikt worden, maar niet als zelfstandig meetinstrument, behalve in het geval van leesproblematiek.

        Diagnose van mentale retardatie/intellectuele onbekwaamheid

        Mentale retardatie wordt vooral gediagnosticeerd op scholen. Een IQ van tussen de 55 en 70 duidt op milde mentale retardatie. Milde mentale retardatie wordt soms pas duidelijk als een kind naar school gaat en moeite heeft met leren en contact maken met leeftijdsgenoten. Zwaardere vormen van mentale retardatie worden vaker rond de leeftijd van 5 á 6 jaar gediagnosticeerd. De diagnose van mentale retardatie kent drie voornaamste kenmerken:

        1. Een IQ score van minstens twee standaarddeviatie onder het gemiddelde
        2. Significante beperkingen in aangepast gedrag (waaronder communiceren met anderen, functioneren in een sociaal systeem)
        3. Bewijs dat dergelijke tekortkomingen aanwezig waren tijdens de ontwikkeling, dus voor het achttiende levensjaar.

        Hoewel intelligentie dus niet de enige factor is die mentale retardatie bepaalt, moet de diagnose niet worden gesteld zonder dat een intelligentietest is afgenomen. De terminologie voor mentale retardatie wordt tegenwoordig herzien. Het is voorgesteld om mentale retardatie voortaan intellectuele onbekwaamheid te noemen.

        Hoe worden begaafdheids- en intelligentietests in een klinische omgeving gebruikt?

        Begaafdheids- en intelligentietests hebben meerdere toepassingen in een klinische omgeving. Zo kunnen de tests evalueren of een bepaalde vorm van psychologische interventie past bij een patiënt, hoe het herstel na een hersenoperatie verloopt en wat de juiste zorgprogramma’s zijn bij intellectuele afname. Intelligentietests kunnen ook worden gebruikt bij phenylketonuria. Bij deze stoornis is een phenylalanine-vrij dieet verplicht. Als niet aan het dieet wordt gehouden, kan intelligentie sterk afnemen. Door middel van herhaalde intelligentietests wordt in de gaten gehouden of intelligentie afneemt.

        Wat zijn de grote begaafdheids- en intelligentietests?

        Begaafdheids- en intelligentietests voor groepen

        Groepstests worden vooral afgenomen in scholen, maar ook in andere grote instituties zoals gevangenissen en jeugdfaciliteiten. Hieronder worden enkele vaak gebruikte begaafdheids- en intelligentietests voor groepen genoemd:

        • De Tests of Cognitive Skills – Tweede editie (TCS/2) meet verbale, non-verbale en geheugenvaardigheden die belangrijk geacht worden in academisch succes.
        • De Primary Test of Cognitive Skills (PTCS) heeft vier subtests, namelijk Verbaal, Ruimtelijke Oriëntatie, Geheugen en Concepten.
        • De InView is de nieuwe versie van de PTCS en meet cognitieve vaardigheden op verbaal, non-verbaal en kwantitatief gebied.
        • De Otins-Lennon School Ability Test – Achtste editie (OLSAT-8) meet verbale en non-verbale processen die gerelateerd zijn aan schoolsucces. Voorbeelden van taken uit de OLSAT-8 zijn het definiëren en herinneren van woorden, het oplossen van wiskundige problemen en het groeperen van woorden.
        • De Cognitive Abilities Test (CogAT) meet ook verbale en non-verbale processen die gerelateerd zijn aan schoolsucces. Jongere kinderen krijgen echter andere subtests dan oudere kinderen.
        • College admission tests voorspellen de academische prestatie van een persoon. Toelatingen voor scholen in het hoger onderwijs worden bepaald aan de hand van college admission tests. Voorbeelden van college admission tests zijn de Scholastic Assessment Test (SAT) en American College Test (ACT). Voordat deze tests bestonden, was toelating tot veel scholen een subjectief proces waarbij status en achtergrond belangrijk was.

        Begaafdheids- en intelligentietests voor individuen

        Individuele tests worden vaak herzien, waardoor onderstaande lijst intussen al veranderd kan zijn. De informatie is echter gebaseerd op de meest recente informatie over de tests:

        • De Wechsler Intelligence Scale for Children – Vierde editie (WISC-IV) is de meest populaire individuele test voor intellectuele vaardigheden van kinderen. De WISC-IV wordt zowel op scholen als in klinische omgevingen toegepast. Wechsler schalen worden elke tien tot twaalf jaar herzien. Ze nemen ongeveer twee tot drie uur in beslag en kunnen worden gebruikt bij kinderen tussen de zes en zestien jaar. Er zijn totaal vijftien subtests, waaronder bijvoorbeeld Woord redenatie en Rekenen. De WISC-IV geeft vier scores, namelijk de Verbal Comprehension Index, Perceptual Reasoning Index, Working Memory Index en Processing Speed Index.Op basis van deze scores kan er veel gezegd worden over het intellect van een kind.
        • De Stanford-Binet Intelligence Scale – Vijfde editie (SB5) is een ander voorbeeld van een individuele test. De SB5 kan gebruikt worden door participanten van 2 tot 85 jaar oud. De SB5 bestaat uit tien subschalen, die gecombineerd worden in vijf scores. Deze vijf scores zijn Vloeiende redenatie, Kennis, Kwantitatieve redenatie, Visueel-Ruimtelijke verwerking en Werkgeheugen. Verder volgt uit de SB5 een IQ score. Het voordeel van de SB5 is dat het door een uitgebreidere scoringsschaal ook mogelijk is om IQ scores hoger dan 160 te berekenen.
        • De Woodcock-Johnson III Test of Cognitive Abilities (WJ III COG) is gebaseerd op de Cattell-Horn-Carroll (CHC) theorie van cognitieve vaardigheden en kan gebruikt worden bij individuen tussen de 2 en 90 jaar oud. Een unieke vaardigheid is dat de WJ III COG een heel breed spectrum aan vaardigheden representeert.
        • De Reynolds Intellectual Assessment Scales (RIAS) is relatief nieuw onder de intelligentietests. De RIAS kan worden gebruikt door participanten tussen de 3 en 94 jaar. De RIAS maakt het mogelijk om in een (relatief) heel korte periode – 20 tot 25 minuten – een betrouwbare en valide meting te krijgen van het IQ, waarin zowel de verbale als de non-verbale vaardigheden worden meegenomen. De meeste andere intelligentietests kosten meer tijd.

        Hoe worden begaafdheids- of intelligentietests geselecteerd?

        Ook voor het selecteren van een begaafdheids- of intelligentietest is het belangrijk om te kijken naar de manier waarop de informatie gebruikt gaat worden. Ook speelt de beschikbare tijd een rol. Verder vragen sommige situaties om een groepsafname, terwijl een individuele afname in een andere situatie meer geschikt is.

        Wat is de rol van intelligentie in persoonlijkheid? - Chapter 12

        Wat is de rol van intelligentie in persoonlijkheid? - Chapter 12


        Hoe kunnen we intelligentie definiëren?

        Er zijn verschillende manieren om intelligentie te definiëren. Oordelen over iemand zijn intelligentieniveau worden vaak gebaseerd op het soort gedrag dat wordt waargenomen bij individuen. Een intelligent persoon zou bijvoorbeeld efficiënter werken of complexer denken over onderwerpen. Deze oordelen over het niveau van intelligentie die worden gebaseerd op het gedrag en uiterlijk van een persoon worden impliciete theorieën over intelligentie genoemd. Expliciete theorieën over intelligentie zijn oordelen die zijn gebaseerd op conclusies uit onderzoeken over intelligentieverschillen tussen individuen.

        Een impliciete theorie gaat over hoe intelligentie een vast of kneedbaar concept is. De incremental theorie stelt dat intelligentie een kneedbaar construct is, de entity theorie stelt juist dat intelligentie een vaststaand concept is. Impliciete theorieën van intelligentie kunnen zich ook focussen op de invloed van intelligentie op emotie en zelf-regulatie. Binnen culturen verschilt het begrip intelligentie sterk, in Westerse culturen wordt het gezien als problemen kunnen oplossen en het opnemen van nieuwe kennis, terwijl in Afrikaanse culturen intelligentie gaat over het hebben van sociale skills en volwassenheid. 

        Wat is er te zeggen over de geschiedenis van intelligentie-onderzoek?

        Wat zijn de multifactoriële theorieën?

        James Cattell was zeer geïnteresseerd in het testen van het psychologisch functioneren van het individu. Hij ontwikkelde een 'mental test waar dit psychologisch functioneren van de mens kon worden onderzocht op gebied van zintuigen, snelheid, tijd perceptie, en geheugen.

        Later kwam Alfred Binet met zijn Binet – Simon Scale of Intelligence die bestond uit 30 taken. Deze taken waren gerelateerd aan dagelijkse levenstaken en werden geordend op moeilijkheidsgraad. De uitkomst van deze test gaf de 'mentale leeftijd' van een kind weer en deze uitkomst kond ook vergeleken worden met prestaties van andere kinderen met dezelfde leeftijd. Voor volwassenen is de Binet-Simon scale een minder goede maat, omdat de cognitieve ontwikkeling van een volwassene niet met dezelfde mate toeneemt als de cognitieve ontwikkeling van een kind.

        Wilhelm Stern introduceerde het concept van de Intelligence Quotient (IQ) in 1912. IQ wordt omgerekend door de mentale leeftijd van de persoon te delen door de chronische leeftijd en te vermenigvuldigen met 100:

        Intelligence Quotient (IQ) = Mentale leeftijd / Chronische leeftijd x 100

        Charles Spearman introduceerde zijn theorie over 'general intelligence = factor g'. Hij gebruikte een factor analyse als methode om de relaties tussen intellectuele prestatietaken te onderzoeken. Factor analyse is een statische methode die een complexe groep variabelen kan samenvatten of verminderen, in dit geval bestond deze groep uit intellectuele taken. Taken die hoog correleren met elkaar worden gegroepeerd en zo ontstaan er minder taken, oftewel minder factoren door deze factor analyse.

        Raymond Cattell (1963) kwam met een 2 factor theorie die de 'g' opsplitst in 2 intelligentie factoren:
        Gekristalliseerde intelligentie (crystallized intelligence): bevat feitelijke kennis die verkregen is op school en door het leven zelf.
        Vloeiende intelligentie (fluid intelligence): bevat het vermogen om relaties te zien tussen ideeën en objecten zonder hiervoor geleerd te hebben.

        Wat zijn de hiërarchische theorieën?

        De vorige theorieën zijn allemaal multifactoriële theorieën. Deze theorieën focussen zich op factoren, bij nummer en content. Maar er zijn ook andere manieren om theorieën te classificeren, zoals kijken naar de hiërarchische organisatie van de componenten. Dit wordt de hiërarchische theorie genoemd, in het leven geroepen door Vernon. Hij stelde dat intelligentie georganiseerd kan worden in een hiërarchie met meerdere levels van kunnen. 

        Carroll kwam ook met een hiërarchisch model van intelligentie, genaamd het Three-stratum model van cognitieve vermogen. Waarin in stratum I er 69 verschillende begaafdheden zijn, die in stratum II samengevat kunnen worden in 8 brede factoren, die in stratum III samenvallen in één factor g.

        Wat is de meervoudige intelligentietheorie?

        Gardner kwam op met het idee dat, in plaats van te focussen op één concept van IQ, dat er een breder perspectief van intelligentie gebruikt moest worden. Volgens de meervoudige intelligentietheorie bestaan de hersenen uit 7 of meer intelligenties die allemaal onfhankelijk van elkaar zijn. Doordat deze intelligenties onafhankelijk van elkaar zijn, kan een persoon hoog scoren in verbale intelligentie, maar laag schoren in musicale intelligentie.

        Wat is de succesvolle intelligentie theorie?

        Sternberg vond dat een individu zijn mogelijkheid om zo goed mogelijk aan te kunnen passen aan de omgeving ook gezien moest worden als een onderdeel van intelligentie. Hij kwam met de triarchic theory of intelligence, wat zich meer focust op succesvolle intelligentie, wat gaat over de omgevingsmoeilijkheden die een individu kan tegenkomen in hun weg naar aanpassingsvermogen. De theorie gat over analytische, creatieve en praktische intelligentie

        Welke intelligentietests zijn er?

        Wat zijn de Stanford-Binet test en de Wechsler Schalen?

        Deze testen worden gezien als de gouden standaard van intelligentietesten. Ze zijn in eerste instantie gemaakt om praktische benodigdheden van individuen te meten, maar na meerdere factoranalyses is de structuur steeds verder aangepast. Bij de Stanford-Binet test krijgt een participant taakjes op zijn eigen niveau voorgelegd. Te makkelijke en te moeilijke taken worden hiermee vermeden. Wechsler intelligentie schalen kunnen bij mensen tussen de 16 en 90 jaar worden afgenomen. Beide testen geven uitstekende informatie over de cognitieve prestatie van een individu. Andere psychologische testen worden vaak in combinatie met deze intelligentietests afgenomen.

        Wat houdt Raven’s Progressive Matrices in?

        Bij deze test moet de participant een matrix steeds aanvullen met een missend onderdeel. De items lopen op qua moeilijkheid. Deze test wordt gezien als cultuuronafhankelijk en is tevens onafhankelijk van verbale capaciteiten.

        Welke andere benaderingen voor intelligentietests zijn er te noemen?

        Wat zijn psychofysische meetmethoden?

        Er wordt steeds meer onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van psychofysische meetmethoden voor intelligentie omdat er dan geen sprake is van een culturele bias. Een voorbeeld is mentale snelheid, wat nodig is voor het uitvoeren van complexe taken. Manieren om mentale snelheid te meten zijn keuze reactietijd en inspectietijd.

        Welke biologische meetmethoden zijn er?

        Electroencephalography (EEG) en event-related potentials (ERP) zijn manieren om elektrische signalen in de hersenen te lokaliseren. Deze methoden zijn beter in het traceren van breinactiviteit in milliseconden, wanneer je deze methoden vergelijkt met fRMI en PET-technieken. Door deze biologische meetmethoden is gebleken dat frontale en occipitale hersengebieden actief waren in makkelijke taken van de Raven’s Progressive Matrices. Verder bleek dat een hoog IQ geassocieerd is met hoge activatie in selectieve hersengebieden.

        Wat is het verband tussen intelligentie en genetica?

        Er is veel discussie over de erfelijkheid van intelligentie. De correlaties die uit onderzoeken komen lopen uiteen tussen de 0.4 en 0.7. Wel is vastgesteld dat de erfelijkheid van cognitieve vaardigheden minder is bij individuen met een lage sociaaleconomische status (SES), vergeleken met de erfelijkheid bij individuen met een hoge SES. Deze interactie tussen genen en SES komt in meerdere studies naar voren, maar is niet altijd consistent. In families met een lage SES lijken gedeelde omgevingsgebeurtenissen een grotere invloed te hebben op intelligentie dan de genen.

        Wat is het verband tussen intelligentie en omgeving?

        De omgeving van een individu heeft een grote invloed op intelligentie. Een kind dat borstvoeding krijgt, zal 6-8 punten hoger scoren op IQ dan een kind dat geen borstvoeding krijgt. Sommige omgevingsfactoren hebben een invloed op intelligentie, hoewel de precieze mechanismen en hun invloeden niet compleet bekend zijn. Dit is nog onbekend omdat het moeilijk is alle factoren los van elkaar te onderzoeken.

        Wanneer we het hebben over beïnvloedingen door de omgeving, komt het Flynn effect naar voren. Dit houdt in dat IQ in een populatie toeneemt bij elke succesvolle generatie. Als we kijken naar het gemiddelde intelligentie niveau over de jaren heen, neemt deze lijn inderdaad toe. Sommigen zeggen dat deze trend komt door een toename aan voeding. Mensen aan de lagere kant van de IQ spectrum zouden meer profiteren van voeding dan mensen aan de hogere kant, maar dit wordt niet in alle onderzoeken bevestigd.

        Wat is het verband tussen intelligentie en ras?

        Conclusies over rassenverschillen in IQ zijn vaak gebaseerd op testen die in het Westen werden gemaakt. Cultuur speelt een grote rol in het afnemen van IQ testen. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk bij de Chitling Test of Intelligence, die vragen heeft als 'A “handkerchief head” is...'. Handkerchief head verwijst naar de bandana’s die slaven op plantages droegen en is een term die gebruikt wordt onder Afro-Amerikanen om een donker persoon als onderdanig aan blanke aan te duiden. Deze test wordt heel slecht gemaakt door blanke mensen.
        In sommige onderzoeken wordt een verschil in IQ scores tussen blanke en donkere mensen gevonden, maar deze is relatief klein. Als er al een verschil was, dan is hier in ieder geval geen genetische basis voor. Dat roept de vraag op: is ras eigenlijk wel een nuttige classificeerder als we het hebben over IQ? Ras heeft geen biologische basis, maar is een sociaal geconstrueerd concept. Een groep wetenschappers was bezorgd over ras in onderzoek dat er richtlijnen zijn opgesteld.

        Samenvattingen per hoofdstuk bij de 1e druk van Mastering Modern Psychological Testing van Reynolds & Livingston - Bundel

        Samenvattingen per hoofdstuk bij de 1e druk van Mastering Modern Psychological Testing van Reynolds & Livingston - Bundel

        Hoe werkt het leerproces, het geheugen en intelligentie? - Chapter 12

           

        Partnerselectie: Stage in het buitenland I

        Partnerselectie: Stage in het buitenland I

        JoHo toolshops voor werk, stage, vrijwilligerswerk in het buitenland met vacatures en organisaties

        JoHo toolshops voor werk, stage, vrijwilligerswerk in het buitenland met vacatures en organisaties

        Werken in binnen- en buitenland per activiteit en functie: startpagina's

        JoHo zoekt medewerkers die willen meebouwen aan een tolerantere wereld

        Werken, jezelf ontwikkelen en een ander helpen?

        JoHo zoekt medewerkers, op verschillend niveau, die willen meebouwen aan een betere wereld en aan een zichzelf vernieuwende organisatie

        Vacatures en mogelijkheden voor vast werk en open sollicitaties

        Vacatures en mogelijkheden voor tijdelijk werk en bijbanen

        Vacatures en mogelijkheden voor stages en ervaringsplaatsen

        Aanmelden bij JoHo om gebruik te maken van alle teksten en tools
         

        Aansluiten bij JoHo als abonnee of donateur

        The world of JoHo footer met landenkaart

        JoHo: crossroads uit de bundels
        JoHo: paginawijzer

        Thema's

        Wat vind je op een JoHo Themapagina?

        • Geselecteerde informatie en toegang tot de JoHo tools rond een of meerdere onderwerpen
        • Geautomatiseerde infomatie die aan het thema is gekoppeld

        Crossroad: volgen

        • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

        Crossroad: kiezen

        • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

        Footprints: bewaren

        • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage.
        • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

        Abonnement: nemen

        • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zo zelf en volledig gebruik maken van alle teksten en tools.

        Hoe is de pagina op gebouwd

        • Een JoHo Themapagina pagina is opgezet aan de hand van 10 fases rond een bepaalde thema: statussen
        • De status van een thema kan je inzetten bij de belangrijke en minder belangrijke processen rond het thema van de pagina. Zoals keuzes maken, orienteren, voorbereiden, vaardigheden verbeteren, kennis vergroten, gerelateerd werk zoeken of zin geven.
        • Bij elke status vind je unieke of gerelateerde informatie van de JoHo website, die geautomatiseerd of handmatig wordt geplaatst.
        • Een belangrijk deel van de informatie is exclusief beschikbaar voor abonnees. Door in te loggen als abonnee wordt de informatie automatisch zichtbaar. Let wel, niet elke status zal evenveel content bevatten, en de content zal in beweging blijven.
        • De statussen:
        1. Start
        2. Oriëntatie : startpunt bepalen ->bijvoorbeeld: wat is je vraag of wat is het proces dat je gaat starten
        3. Selectie: verkennen en verzamelen van info en keuzehulp
        4. Afweging: opties bekijken en vergelijken -> bijvoorbeeld: alternatieven zoeken
        5. Competentie: verbeteren en competenties -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te slagen?
        6. Voorbereiding: voorbereiden & oefeningen -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te oefenen of je voor te bereiden?
        7. Inspiratie: vastleggen &  lessen -> bijvoorbeeld: wat leer je en heb je geleerd?
        8. Ervaring: vooruithelpen & hulp -> hoe kan je jezelf nuttig maken?
        9. Beslissing: Uitvoeren en tot resultaat brengen -> bijvoorbeeld wat ga je kopen of kiezen?
        10. Evaluatie: Terugkijken en verder gaan -> bijvoorbeeld: wat komt hierna?
          JoHo: footprints achterlaten
          JoHo: pagina delen