Opleiding & Kennisgebied: startpagina

 

Studeren en kennis opdoen voor opleiding, ontplooiing of werkzaamheden

 

Communicatie & Marketing - Gezondheid & Zorg - Maatschappij & Cultuur

Mens & Gedrag - Natuur & Milieu - Onderwijs & Opvoeding - Organisatie & Economie

Politiek & Internationaal - Recht & Bestuur - Techniek & Exact

Toerisme & Vrije Tijd - Wetenschap & Statistiek

JoHo: crossroads uit bundel
Inloggen of aansluiten om alle teksten te kunnen zien en alle tools te kunnen gebruiken

Ben je ingelogd als JoHo donateur dan krijg je op deze pagina toegang tot meer gerelateerde informatie.

Ben je ingelogd als abonnee dan zie je alle gerelateerde informatie.

Log in als je nog niet bent ingelogd.

  Themapagina

1 - Start

Proces: starten en beseffen

  • Wat: Wat is je hoofdvraag, welk keuzezeproces wil je starten?
  • Hoe: Keuzebesef, het besef dat je een beslissing moet gaan maken
  • Actie: Verkennen, Vergelijken, Verdiepen, Voorbereiden, Vervolgen

 

1 - Start & Besef 6 - Voorbereiding & Controle           
2 - Inhoud & Oriëntatie 7 - Inspiratie & Samenwerking
3 - Verkenning & Selectie  8 - Ervaring & Oefening      
4 - Vergelijking & Afweging    9 - Beslissing & Tevredenheid    
5 - Verdieping & Verbetering  10 - Evaluatie & Vervolg 

 

2 - Oriëntatie & Introductie

Proces 2 : Oriënteren & Introduceren

  • Wat: je inlezen in je onderwerp, vraag of proces
  • Hoe: keuze-acceptatie, de acceptatie van de onzekerheid dat je nog niet kunt kiezen
  • Waarmee: definities en betekenis van het onderwerp doorgronden , feitelijke kennis opdoen, omgevingsinformatie lezen

Wat betekent kennis en wat is de waarheid?

Wat betekent kennis en wat is de waarheid?


Wat is kennis?

  • Er zijn allerlei soorten kennis. Alles wat wij weten, of denken te weten is een vorm van kennis. De studie die zich bezighoudt met de verschillen en overeenkomsten tussen deze vormen van kennis noemen wij epistemologie, de kennis-theorie. Dit is een tak van de filosofie die de aard, oorsprong, beperkingen en geldigheid van menselijke kennis bestudeert. De twee meest voorkomende vormen van kennis zijn propositionele kennis en toepasbare kennis, oftewel know-how.
  • Propositionele kennis is kennis gebaseerd op feiten, bijvoorbeeld twee plus twee is vier, of de wereld is rond.
  • Toepasbare kennis, of procedurele kennis, daarentegen is de praktische kennis en de vaardigheden die iemand in staat stellen om met bepaalde situaties om te gaan. Iemand weet hoe hij moet zwemmen, dit betekent echter niet dat diegene feitelijk in staat is uit te leggen hoe dit moet.
  • Een groot verschil tussen propositionele kennis en toepasbare kennis is dat toepasbare kennis toegankelijk lijkt voor de meeste wezens, terwijl propositionele kennis bepaalde intellectuele capaciteiten vereist, menselijke capaciteiten.

Wat is propositionele kennis? 

  • Voordat we over kennis kunnen spreken zijn er eerst twee vereisten. Ten eerste moet de kennis 'waar zijn', je kunt niet spreken van kennis als het niet klopt (truth requirement). Wanneer we over iemand spreken die over kennis beschikt dan gaan we er vanuit dat deze persoon het bij het juiste eind heeft. De kennis dient dus wel te kloppen.
  • Ten tweede dient de kennis geloofd te worden, wanneer iemand aangeeft over bepaalde kennis te beschikken maar zelf gelooft dat het anders zit wordt het lastig om te geloven dat het echte kennis is (belief requirement). Kennis is aanzien, kennis wordt gezien als een soort van succes. Maar om het als succes te zien moet het wel geloofd worden, ook door die persoon zelf. Vandaar dat kennis bestaat uit een combinatie van het beschikken over kennis, het weten dat iets waar is, en het geloof in de juistheid en het belang van deze kennis.

Wat is ware kennis? 

  • Kennis is iets anders dan ervan uitgaan dat iets klopt. Om over ware kennis te spreken moet kennis het resultaat zijn van iemands inspanningen, in plaats van toeval. Zo zal een getrainde boogschutter over het algemeen, als de omstandigheden juist zijn, de roos raken. Een ongetraind iemand daarentegen kan toevallig ook een keer geluk hebben en de roos raken. Dit succes kan echter niet herhaald worden, het is een succes gebaseerd op toeval en kan daarom niet gezien worden als echte kennis.
  • De epistemologische vraag is dan wat er toegevoegd moet worden aan een geloof om het als kennis te kunnen zien. Wat moet er gebeuren om het succes aan de persoon toe te rekenen in plaats van aan het toeval? Maar is het wel mogelijk om een formule voor kennis vast te stellen, is er wel een factor die alle vormen van kennis verbindt? Of misschien is er wel een formule waar alle kennis aan voldoet maar is die zo complex dat het eigenlijk niet eens nut heeft om er achter te komen hoe die in elkaar zit. Ook al blijkt uiteindelijk dat een definitie van kennis te hoog gegrepen is dan nog geeft deze zoektocht ons een goed beeld van wat kennis nou eigenlijk is.

Wat is objectieve waarheid? 

  • Deze vorm van de waarheid is intuïtief, we gaan er eigenlijk automatisch al vanuit dat de waarheid losstaat van onze mening over het betreffende onderwerp. Denken dat iets waar is maakt het niet waar. Of de wereld rond is ja of nee heeft niks te maken met wat mensen denken, of voor waar houden. De vorm van de aarde is geheel afhankelijk van de vorm van de aarde. Waarheid is dus gebaseerd op feiten en niet op meningen.

Meer lezen?

3 - Verzameling & Selectie

Proces 3 - Verzamelen & Selecteren

  • Wat: Selecteren van de basisinformatie om je keuzes te kunnen maken.
  • Hoe: Keuzestress, het inzicht in de verschillende keuzes.
  • Waarmee: Belangrijke vragen en antwoorden zoeken, productoverzichten bekijken, advies inwinnen.

 

Studie & Kennisgebied: betrokken thema's

Studie & Kennisgebied: betrokken thema's

4 - Vergelijking & Afweging

Proces 4 - Vergelijken & Afwegen

  • Wat: Je keuzeproces starten
  • Hoe: Keuzevergelijking, alternatieven afwegen
  • Waarmee: Vergelijkbare en alternatieve onderwerpen bekijken, aanverwante producten en services zoeken
Samenvattingen shops: per studie en kennisgebied -Toolbundel

Samenvattingen shops: per studie en kennisgebied -Toolbundel

  

5 - Verdieping & Versterking

Proces 5 - Verdiepen & Versterken

  • Wat: Meer kennis en vaardigheden in huis halen
  • Hoe: Verdiepen in de achtergronden of de benodigde vaardigheden om je keuzes te maken
  • Waarmee: Meer kennis opdoen en achtergronden opzoeken
Tools voor JoHo abonnees: uitgelichte chaptersamenvattingen uit standaardwerken - Toolbundel

Tools voor JoHo abonnees: uitgelichte chaptersamenvattingen uit standaardwerken - Toolbundel

JoHo tools: chapter- en boeksamenvattingen over studie en kennis

JoHo tools: chapter- en boeksamenvattingen over studie en kennis

Wat is kennis? - Chapter 9
Wat is kennis nou eigenlijk? - Chapter 1
Wat is wetenschap? - Chapter 1

Wat is wetenschap? - Chapter 1

We weten dat bijvoorbeeld biologie en natuurkunde wetenschappen zijn. Maar wat maakt iets wetenschappelijk? Wetenschap lijkt te willen begrijpen, verklaren en voorspellen. Maar dit is niet genoeg, omdat dit bijvoorbeeld niet uitsluit dat religie of astrologie een wetenschap is. Wat de wetenschap echt onderscheidt, heeft mogelijk te maken met de gebruikte methoden (zoals experimenteren en observeren) en het feit dat naar een algemene theorie wordt gezocht. 


Wat is de oorsprong van de moderne wetenschap?

Tussen 1500 en 1750 was er de wetenschappelijke revolutie in Europa. In de perioden daarvoor was het dominante wereldbeeld het aristotelisme, gebaseerd op de ideeën van Aristoteles.    

De Copernicaanse revolutie was de eerste stap in de ontwikkeling van het moderne wetenschappelijke wereldbeeld. Copernicus begon het geocentrische model van het universum aan te vallen (stationaire aarde met de planeten en de zon eromheen), algemeen aangenomen toen, in 1542. Copernicus kwam met het heliocentrische model en zei dat de zon het centrum was, en de planeten en de aarde was in een baan eromheen.      

Indirect leidde het Copernicanisme tot de ontwikkeling van de natuurkunde, door het werk van Kepler en Galileo. Kepler ontdekte dat de planeten niet in cirkelvormige banen bewegen, maar in ellipsen. Dit was zijn eerste wet van planetaire beweging, zijn tweede en derde gingen over de snelheid. Galileo was een van de eerste gebruikers van een telescoop en ontdekte er veel mee, waardoor de aandacht van het aristotelisme naar het copernicanisme werd gevestigd. 

Galileo kwam ook met het idee dat alle vrij vallende dingen in hetzelfde tempo zullen vallen, ongeacht het gewicht (maar alleen in een vacuüm, omdat luchtweerstand een rol speelt). Hij was dus tegen de aristotelische theorie dat zwaardere dingen sneller vallen. Hij kwam met de wet van vrije val en zei dat vrij vallende dingen uniform versnellen. Hij wordt vaak gezien als de eerste moderne natuurkundige, hij was ook de eerste die wiskundige taal begon te gebruiken om de fysieke realiteit te beschrijven, en hij was belangrijk in het benadrukken van experimenteel testen.    

Descartes bedacht een nieuwe mechanische filosofie en zei dat de wereld bestaat uit inerte materiedeeltjes die met elkaar in wisselwerking staan. Hij geloofde dat de wetten die deze beweging beheersen de sleutel waren om de structuur van het universum te begrijpen. Dit werd de dominante wetenschappelijke visie aan het einde van de 17e eeuw en versloeg het aristotelisme.  

De wetenschappelijke revolutie bereikte zijn hoogtepunt in het precieze werk van Isaac Newton. Hij verbeterde het werk van Descartes en bedacht een dynamische, mechanische theorie van grote kracht, die gebaseerd was op zijn drie bewegingswetten en zijn principe van universele zwaartekracht, dus zwaartekracht. Newton vond ook de wiskundige techniek van calculus uit. Het wetenschappelijke vertrouwen groeide door het werk van Newton, waarvan werd aangenomen dat het in feite laat zien hoe de natuur werkt.  

Aan het begin van de 20e eeuw werd dit vertrouwen aangetast door twee nieuwe ontwikkelingen: de relativiteitstheorie en kwantummechanica. De relativiteitstheorie van Einstein toonde aan dat de ideeën van Newton niet werken wanneer ze worden toegepast op zeer massieve objecten of objecten die met zeer hoge snelheid bewegen. En kwantummechanica laat zien dat Newton's ideeën niet werken wanneer ze op zeer kleine schaal worden toegepast op subatomaire deeltjes. Deze twee theorieën zijn in strijd met gezond verstand en met het begrip van mensen, en ze veroorzaakten een soort verwarring en wending in de natuurkunde.

In de biologie is Darwin's evolutietheorie en natuurlijke selectie de grote gebeurtenis. Een andere belangrijke revolutie is de opkomst van moleculaire biologie en genetica, die nog niet compleet is. Het begon met de ontdekking van DNA door Watson en Crick. Uiteindelijk veranderde deze revolutie ons begrip van erfelijkheid en ontwikkeling, maar er zullen waarschijnlijk nog veel opwindende ontwikkelingen op dit gebied komen.

Er zijn veel nieuwe wetenschappelijke disciplines zoals informatica en kunstmatige intelligentie. Ook zijn de cognitieve wetenschap en de neurowetenschappen sterk ontwikkeld. Verder floreerden sociale wetenschappen zoals economie en sociologie in de 20e eeuw, hoewel sommigen zeggen dat ze nog steeds achter de natuurwetenschappen staan. 

Wat is wetenschapsfilosofie? 

De belangrijkste taak in de wetenschapsfilosofie is het analyseren van de onderzoeksmethoden die in de wetenschap worden gebruikt. Filosofen willen aannames in twijfel trekken die wetenschappers soms als vanzelfsprekend beschouwen. Sommige wetenschappers, zoals Newton en Einstein, waren echter ook bezig met filosofie. Moderne wetenschappers lijken niet echt geïnteresseerd, waarschijnlijk vanwege het toegenomen gespecialiseerde karakter van de wetenschap en de toegenomen scheiding tussen wetenschappen en geesteswetenschappen. 

Wat is het verschil tussen wetenschap en pseudowetenschap?

Popper, een 20e-eeuwse wetenschapsfilosoof, dacht dat het fundamentele kenmerk van wetenschap falsifieerbaarheid is: een wetenschappelijke theorie moet voorspellingen doen die kunnen worden getest, en als ze verkeerd blijken te zijn, is de theorie vervalst. Als aan dit criterium niet wordt voldaan, is het pseudowetenschap, aldus Popper. Popper geloofde dat Freuds psychoanalytische theorie pseudowetenschap was, omdat deze theorie alle resultaten zou kunnen hebben en nooit echt vals zou blijken. Hij dacht ook hetzelfde over de geschiedenistheorie van Marx, die beweerde dat het kapitalisme in geïndustrialiseerde samenlevingen plaats zou maken voor het socialisme en vervolgens voor het communisme. Toen dit niet gebeurde, bedachten marxisten er een nieuwe verklaring voor en geloofden ze nog steeds in hun theorie, dus beschouwde Popper het als pseudowetenschap.  

De algemene relativiteitstheorie van Einstein (over sterrenlicht dat door de zon wordt afgebogen) was volgens Popper echte wetenschap, omdat het een zeer duidelijke voorspelling is die kan worden getest, en wanneer het onjuist zou zijn gebleken, zou de theorie zijn vervalst.    

Veel filosofen beschouwen het criterium van Popper als te simplistisch en niet altijd accuraat: sommige gevestigde wetenschappers komen ook met nieuwe verklaringen om hun theorie bij te houden, wat soms tot wetenschappelijke verbetering leidt. 

Heeft de wetenschap een essentieel kenmerk dat het wetenschap maakt? Dit is een moeilijke vraag, omdat wetenschap zo heterogeen is. 

Wat is wetenschappelijk onderzoek? - Chapter 2

Wat is wetenschappelijk onderzoek? - Chapter 2


Wetenschap is een benadering die gaat over de begrijpen en voorspellen en controleren van een fenomeen. Elke wetenschap heeft haar eigen interessante fenomenen. Wetenschap gaat gebruikelijk op basis van een theorie een interessant fenomeen onderzoeken. Op basis van een theorie stellen ze hypotheses op die ze gaan testen. Wetenschap probeert deze hypotheses niet te bevestigen, maar te ontkrachten. Het is de bedoeling om alle mogelijke verklaringen te elimineren, behalve de ware verklaring. Wetenschap is afhankelijk van data. Deze data moet worden verzameld in een context die afhangt van het doel van het onderzoek. Daarnaast moet wetenschap communiceerbaar, open en publiek toegankelijk zijn. Ook moeten wetenschappers objectief en onbevooroordeeld zijn.

Het verschil tussen wetenschappers en niet-wetenschappers zit hem in de methoden die ze gebruiken. De kracht van de gebruikte wetenschappelijke methoden bepalen voor een groot deel de kracht van de conclusies die uit het onderzoek getrokken kunnen worden. Een geloofwaardige theorie moet aan verschillende eisen voldoen. Zo moet een theorie onderworpen zijn aan de kritieken van andere onderzoekers in het vakgebied, de resultaten van onderzoek dat de theorie bevestigd moeten gerepliceerd kunnen worden, ook door andere onderzoekers. De theorie moet bovendien erkend worden door het vakgebied als de moeite waard en de nauwkeurigheid van de theorie moet geëvalueerd worden door onderzoeksgegevens.

Onderzoek

Er bestaan verschillende onderzoeksdesigns. Met de keuze van een onderzoeksdesign maakt een onderzoeker ook keuzes over de plek waar het onderzoek uitgevoerd gaat worden, de gebruikte populatie en de variabelen die hij gaat meten. Grofweg gesteld kun je onderzoek in drie categorieën indelen: experimenteel onderzoek, quasi-experimenteel onderzoek en niet-experimenteel onderzoek. Een belangrijk kenmerk van experimenteel onderzoek is dat de deelnemers random worden toegewezen aan de verschillende condities. Random toewijzing is nodig om zo veel mogelijk de individuele verschillen tussen individuen te middelen over de condities. Soms is het echter niet mogelijk om de deelnemers random toe te wijzen aan verschillende condities. Als ze wel worden verdeeld over verschillende condities, maar dit niet op random wijze gebeurt, dan spreken we van quasi-experimenteel onderzoek. Bij niet experimenteel worden deelnemers niet verdeeld over verschillende condities. Experimenteel onderzoek klinkt alsof het in een laboratorium wordt uitgevoerd. En hoewel dit zeker soms het geval, is dit lang niet altijd zo. Vooral in organisatiepsychologisch onderzoek worden er ook veel experimenten uitgevoerd in het veld.

De conditie of de behandeling wordt ook wel de onafhankelijke variabele genoemd. Het gedrag dat de deelnemer vertoont naar aanleiding van de conditie of behandeling noemen we ook wel de afhankelijke variabelen. Dit is de variabele die gemeten wordt. Twee veel voorkomende vormen van niet-experimenteel onderzoek zijn observationeel onderzoek en vragenlijst onderzoek.

Bij observationeel onderzoek wordt gedrag systematisch geobserveerd en vastgelegd. Vragenlijst onderzoek kan zowel gaan om pen en papier vragenlijsten als om internetvragenlijsten. Elk onderzoeksdesign heeft zijn voor en nadelen.

Ook bestaan er verschillende methoden voor het verzamelen van data. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden is dat tussen kwantitatieve en kwalitatieve methoden. Onder kwantitatieve methoden vallen tests, beoordelingsschalen, vragenlijsten en dergelijke. Het komt erop neer dat de uitkomsten als cijfers gescoord kunnen worden. Kwalitatieve methoden zijn bijvoorbeeld interviews, observaties, case studies en analyses van persoonlijke documenten zoals dagboeken. De uitkomsten van kwalitatieve methoden zijn beschrijvend. Vaak gaat de voorkeur uit naar kwantitatieve methoden omdat deze gegevens makkelijker te verwerken zouden zijn. Kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden sluiten elkaar echter niet uit en kunnen soms goed gecombineerd worden. Vaak wordt als groot nadeel van kwalitatief onderzoek gezien dat het subjectief zou zijn. Dit is echter niet helemaal juist. Want of het nu gaat om kwalitatief of kwantitatief onderzoek gaat, er is altijd een behoorlijke rol weggelegd voor de interpretatie van de onderzoeker. In de vroege jaren van de psychologie werd introspectie gezien als het experimentele methode. De onderzoekers was ook de proefpersoon en hij of zij voerde een experimentele handeling uit en schreef zijn of haar ervaringen op. Tegenwoordig wordt dit niet als een goede methode gezien. Triangulatie wordt gezien als een goede methode voor het verzamelen van onderzoeksgegevens. Bij triangulatie komt het er op neer dat de onderzoeker gegevens uit verschillende bronnen samenbrengt om op die manier een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het onderzochte fenomeen.

Kwalitatief onderzoek heeft ook een belangrijk voordeel, namelijk dat het de onderzoeker helpt om de onderzoeksgegevens te zien in de context waarin het bestudeerde fenomeen plaatsvindt. Bij gedrag is het namelijk erg belangrijk om dit te zien in de context waarin het gedrag voorkomt. Om gedrag als geïsoleerd fenomeen te zien, maakt het onderzoek kunstmatig en daardoor vaak minder relevant. Bovendien kunnen de resultaten van een onderzoek een vertekend beeld geven als de context niet wordt meegenomen in de interpretatie.

Niet alle onderzoeksresultaten zijn generaliseerbaar naar andere settingen. De generaliseerbaarheid van een onderzoek is dan ook een belangrijke graadmeter voor de bruikbaarheid van een onderzoek. Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op de generaliseerbaarheid. Een van deze factoren is de onderzoekspopulatie. Hoe representatiever de onderzoeksgroep is voor de algehele populatie die interessant is voor de onderzoekers, hoe meer kun conclusies gegeneraliseerd kunnen worden naar deze populatie. Als de gegevens verzameld worden op meerdere momenten in de tijd, vergroot dit de generaliseerbaarheid. Een andere mogelijkheid om resultaten meer generaliseerbaar te maken is om gegevens te verzamelen in verschillende representatieve settingen. Vaak moeten er echter compromissen gesloten worden als het gaat om generaliseerbaarheid omdat een onderzoek anders te lang duurt en teveel geld kost.

Veel mensen vragen zich ook af of de onderzoeken die studenten als deelnemers gebruikten wel goed generaliseerbaar zijn. Vooral studies die te maken hebben met stereotypering en werk. De sociale psychologie heeft uitgewezen dat vrouwen, ouderen en etnische minderheden strenger worden behandeld als het gaat om promoties. De meeste onderzoeken hiernaar hadden echter studenten als proefpersonen. Deze proefpersonen moesten beslissingen maken over fictieve werknemers. Sommige onderzoekers denken dat er andere uitkomsten uit zouden zijn gekomen als de onderzoekers echte managers en echte situaties bestudeerd hadden. De beslissingen van studenten hebben geen effect op de personen waar het over gaat (het zijn toch allemaal fictieve personen), hun beslissingen worden niet openbaar gemaakt en ze hoeven zich geen zorgen te maken over de consequenties van hun beslissingen. Managers moeten dit wel. Het is makkelijker om onderzoeken uit te voeren met studenten, maar het is maar de vraag of deze onderzoeker te ver van de werkelijkheid staan.

Er zijn vaak veel variabelen die invloed hebben op de afhankelijke variabele. Om deze invloed te verminderen, en dus er meer zeker van te zijn dat de veranderingen in de afhankelijke variabelen veroorzaakt worden door de manipulaties van de onafhankelijke variabele, worden deze variabelen vaak onder experimentele controle geplaatst. Dit geeft een zuiverder beeld van de veranderingen in de afhankelijke variabelen en waar deze door veroorzaakt worden, maar het geeft ook een kunstmatig beeld omdat in de echte wereld deze verstorende variabelen wel aanwezig zijn. Een andere vorm van controle is statistische controle, door het gebruik van bepaalde statistische methoden kun je namelijk ook controleren voor de invloed van bepaalde variabelen, zoals geslacht en leeftijd.

Zoals alle professies heeft ook de organisatiepsychologie haar eigen ethische richtlijnen. Het is moeilijk om richtlijnen op te stellen voor een vak dat zo divers is als organisatiepsychologie. Toch zijn er bepaalde richtlijnen die voor elke organisatiepsycholoog gelden. Hierbij kun je denken aan richtlijnen voor het gebruiken van testen, seksuele intimidatie en vertrouwelijkheid. Bovendien zijn er voor de verschillende beroepen binnen de organisatiepsychologie aparte richtlijnen die op hen van toepassing zijn. Een complicerende factor voor het opstellen van ethische richtlijnen is het feit dat ondernemingen steeds meer multicultureel worden en steeds meer ondernemingen vestigingen open in andere landen. Wat in een bepaalde cultuur een teken is van beleefdheid kan in een andere cultuur een belediging zijn, dit soort problemen maken het moeilijk een eenduidig beleid te maken.

Statistiek

Na het verzamelen van de data is het tijd voor de analyse hiervan. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van statistiek. Bij beschrijvende statistiek worden de onderzoeksdata samengevat en georganiseerd. Op deze manier wordt de verdeling van scores beschreven. Scores kunnen normaal verdeeld zijn of scheef verdeeld zijn. Bij een normale verdeling liggen de meeste scores rond de gemiddelde score met een gelijkmatige spreiding van de scores naar de extremen.

Bij een scheve verdeling liggen de scores dan wel meer naar het hoge extreem dan wel naar het lage extreem qua scores. Variatie van de scores gaat over de mate waarin de scores verdeeld zijn over de mogelijke scores. Een aantal andere belangrijke begrippen zijn het gemiddelde (de som van alle scores gedeeld door het aantal scores), de mediaan (de middelste score in de verdeling) en de modus (de meest voorkomende score). De standaard deviatie is een maat die de mate waarin een score afwijkt van het gemiddeld aangeeft.

Statistiek wordt niet allen gebruikt om gegevens te beschrijven, maar ook om conclusies te trekken uit deze gegevens. Deze statistiek noemen we ook wel inferentiële statistiek. Inferentiële statistiek kan gebruikt worden om te onderzoek of groepen deelnemers van elkaar verschillen op de variabele van interesse, in sterkere mate dan op basis van toeval verwacht mag worden. De kans dat een verschil slechts gebaseerd is op toeval wordt van tevoren op een bepaalde waarde gesteld. Als na het onderzoek blijkt dat het verschil groter is dan die waarde, dan noemen we het verschil statistisch significant. Vaak wordt het significantieniveau op .01 of .05 gesteld. Dat betekent dat respectievelijk 1 op de 100 of 5 op de 100 keren het gevonden verschil slechts gebaseerd is op toeval. Hoe lager het significatieniveau, hoe groter de kans dat het gevonden verschil een werkelijk verschil is.

Let wel, ook onderzoeken die geen statistisch significante verschillen vinden kunnen voor de praktijk significant zijn. Statistische kracht, ook wel power genoemd, is de kans dat er statistisch significant verschil gevonden wordt als deze ook werkelijk bestaat. De vuistregel is dat hoe groter de steekproef, hoe sterker de power. Binnen psychologie kan dat een probleem zijn, omdat er vaak met relatief kleine steekproeven gewerkt wordt. Hierdoor wordt een verschil dat wel degelijk bestaat soms niet gevonden. Het is mogelijk om van tevoren een power niveau vast te stellen en vervolgens hierop de steekproefgrootte te baseren.

Correlatie

Tijdens metingen worden volgens van tevoren opgestelde regels getallen toegewezen aan de eigenschappen van individuen of objecten. Deze getallen geven weer in hoeverre de persoon of het object de eigenschap bezit. Denk bijvoorbeeld maar aan IQ-scores of scores op een vragenlijst. Met behulp van deze cijfers kunnen verbanden tussen twee variabelen berekend worden. Deze verbanden kunnen ons helpen de score op de ene variabele te voorspellen aan de hand van de andere variabele. De sterkte van het verband geven we aan met de correlatie coëfficiënt. Dit is een maat om de onderlinge, lineaire samenhang tussen twee variabelen weer te geven. Bovendien geeft de correlatie coëfficiënt informatie over de richting van het verband. De correlatie coëfficiënt heeft altijd een waarde tussen –1 en 1. Bij een coëfficiënt dicht bij de –1 spreken we van een sterk negatief verband, bij een score rond de 0 is er geen verband tussen de variabelen gevonden en een score rond +1 geeft een sterk positief verband weer.

De correlatie wordt vaak het makkelijkst duidelijk als deze grafisch wordt weergeven, dit gebeurt meestal in een scatterplot. In een scatterplot staat een regressielijn, dit is een rechte lijn die het beste past in het scatterplot (dat alle punten in het plot op of zo dicht mogelijk bij de lijn liggen. Een verband tussen twee variabelen hoeft niet perse lineair te zijn. Bij een niet-lineair verband is de correlatie coëfficiënt vaak erg laag, terwijl er zeker een verband is. Dit verband zal dan ook naar voren komen in een scatterplot. Veel variabelen kunnen niet voorspeld worden uit een enkele andere variabelen, maar hebben meerdere voorspellers. Daarvoor kunnen we de multipele correlatie coëfficiënt gebruikt. Deze maat geeft een algeheel lineair verband aan tussen verschillende variabelen en een andere variabele. Correlatie toont een samenhang aan tussen variabelen. Het zegt echter niets over oorzaak en gevolg relaties.

Vaak zijn er over een onderwerp veel verschillende onderzoeken beschikbaar die allemaal (net iets) andere resultaten gevonden hebben. Meta-analyse is een statistische methode om de resultaten van meerdere verschillende onderzoeken te combineren en te analyseren om uit dit (enorme) gegevensbestand conclusies te trekken. Meta-analyse gaat er vanuit dat gevonden scores op een variabele beïnvloed zijn door statistische artefacten. Dit zijn kenmerken van een bepaald onderzoek die de resultaten vertekenen. Omdat een meta-analyse verschillende onderzoeken met elk hun eigen artefacten combineert, kan deze controleren voor deze artefacten. Een duidelijk voorbeeld van een statistisch artefact is de steekproefgrootte. Tegenwoordig worden er steeds vaker meta-analyses uitgevoerd. Micro-onderzoek gaat over individueel gedrag, macro-onderzoek over collectief gedrag. Meso-onderzoek is er op gericht micro en macro onderzoek te combineren. Meso-onderzoek wordt ook wel multi-level of cross-level onderzoek genoemd.

Interpretatie van onderzoek

De interpretatie van de onderzoeksresultaten is vaak het belangrijkste gedeelte van het onderzoek. De data vertellen een verhaal en het is de taak van de onderzoeker om dit verhaal te vertalen en te vertellen. Metingen zijn nooit volledig en nooit perfect, het is immers niet mogelijk om perfecte omstandigheden te creëren en werkelijk iedereen te testen. Wel moeten de gegevens compleet en goed genoeg zijn om er waardevolle conclusies uit te trekken.

Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid is hiervoor een belangrijke maat, de betrouwbaarheid geeft de consistentie van een meting aan. Daar wordt mee bedoeld dat als gegevens betrouwbaar zijn, de gegevens ongeveer hetzelfde zouden zijn als het onderzoek op een ander moment opnieuw zou worden uitgevoerd, net als wanneer het onderzoek door iemand anders zou worden uitgevoerd. Consistentie over tijd (dus over verschillende meetmomenten) wordt weergegeven door de test-hertest betrouwbaarheid. Een andere vorm van betrouwbaarheid is de parallelle test betrouwbaarheid. Deze vorm van betrouwbaarheid kan berekend worden door een de scores van individuen op twee parallelle tests met elkaar te correleren.

De interne consistentie van een test geeft de mate weer waarin alle items van een test hetzelfde construct meten. De interne consistentie wordt weergegeven door de Cronbach’s alfa. Nog een andere vorm van betrouwbaarheid is de interbeoordelaar betrouwbaarheid. Hierbij gaat het om de mate van overeenstemming van verschillende beoordelaars, die allen hetzelfde gedrag beoordelen. Hoe hoger de overeenstemming tussen verschillende beoordelaars, hoe betrouwbaarder. Betrouwbare resultaten zijn generaliseerbaarder dan niet betrouwbare resultaten. Een test is nooit 100% betrouwbaar, dus een score van 1.00 zal eigenlijk nooit voorkomen. Afhankelijk van het onderzoek wordt een score van .70 tot .80 al gezien als betrouwbaar.

Validiteit

Een andere belangrijke term in deze context is validiteit. De validiteit geeft de mate aan waarin het onderzoek daadwerkelijk gemeten heeft wat het beoogd te meten. Als gegevens niet betrouwbaar zijn en/of niet valide, dan zijn er over het algemeen geen zinvolle conclusies uit te trekken. Net als bij de betrouwbaarheid, zijn er ook verschillende vormen van validiteit. Ook validiteit heeft te maken met de waarde die we kunnen hechten aan de conclusies van een onderzoek. De predictor is de test die gekozen wordt als middel om eigenschappen te meten die van belang zijn voor het maken van een beslissing. In de organisatiepsychologie heeft een dergelijke beslissing bijvoorbeeld vaak te maken met het wel of niet aannemen van een sollicitant. Deze predictor wordt gebruikt om een andere variabele te voorspellen, bijvoorbeeld succes op het werk. Het criterium is een uitkomstvariabele die bijvoorbeeld belangrijke kenmerken van een baan beschrijft. Het criterium wordt gebruikt om te bepalen of de predictor al dan niet valide is.

Criterium validiteit wordt bepaald door een testscore te correleren met een prestatiemeting. Het gaat dus om de correlatie tussen een testscore en een prestatiemeting, deze maat wordt ook wel de validiteitscoëfficiënt genoemd. Er zijn twee designs om criterium validiteit te meten. Bij het gelijktijdige validiteit design is er geen tijdsverloop tussen het verzamelen van de testscores en het verzamelen van de prestatiegegevens. Dit design wordt gebruikelijk gebruikt om huidige werknemers van een bedrijf te beoordelen, omdat het bij sollicitanten vaak niet mogelijk is om de testscore en de prestatiemeting snel achter elkaar of gelijktijdig te verzamelen omdat ze nog niet is ingewerkt. Op deze manier kunnen eigenschappen en vaardigheden worden bepaald die nieuwe werknemers moeten bezitten.

Het andere design is het predictieve validiteit design. In dit design is er wel tijdsverloop tussen het verzamelen van de testscore en het verzamelen van prestatiegegevens. In dit design worden alle sollicitanten getest voor ze aangenomen worden. Vervolgens worden sollicitanten aangenomen zonder daarbij te kijken naar hun test scores. Na een bepaalde periode wordt bij deze mensen hun prestatie gemeten. Als dan blijkt dat er een samenhang is tussen de testscores en het prestatieniveau, dan kan bij toekomstige sollicitanten deze test gebruikt worden om te bepalen welke kandidaten wel en niet geschikt zijn.

Een andere vorm van validiteit is de inhoud validiteit. Deze vorm gaat er over of een selectieprocedure een adequate afspiegeling is van de gedragingen en eigenschappen die nodig zijn voor een bepaalde functie (als voorbeeld binnen de organisatiepsychologie). De conclusie over of een selectieprocedure wel of niet adequaat is, gebeurt gebruikelijk door logische redeneren en niet zozeer door het berekenen van correlaties tussen testscores en prestatie. De derde vorm van validiteit is eigenlijk niet echt een vorm van validiteit, maar wordt wel zo genoemd. Het gaat hier om construct validiteit. Hierbij gaat het om het construct, een psychologisch concept of kenmerk. Het concept is een predictor die gemeten moet worden.

Om uitspraken te kunnen doen over de construct validiteit proberen onderzoekers te bewijzen dat hun test de bedoelde eigenschappen meet. Dit kun je bijvoorbeeld doen door aan te tonen dat de test correleert met andere test die hetzelfde construct beoogt te meten. Afhankelijk van hoe belangrijk de beslissing is die gemaakt moet worden op basis van de resultaten, hoe meer bewijs we nodig hebben dat de gegevens betrouwbaar en valide zijn. Lange tijd is criterium validiteitsonderzoek de maatstaf geweest als bewijs van validiteit. Nog steeds wordt het vaak gezien als de gouden standaard, maar tegenwoordig is er ook meer aandacht voor het belang van inhoud en construct validiteit.

  

6 - Voorbereiding & Verzekering

Proces 6 - Voorbereiden & Checken

  • Wat: Voorbereidingen treffen om je keuze te maken en ze op te volgen
  • Hoe: Keuzevoorbereiding, maatregelen treffen, checklists afwerken
  • Content: Wat moet je doen om je goed voorbereiden voor je keuze of actie? Wat kan je doen om te oefenen of je beter voor te bereiden? Waar moet je aan denken?

        

   

7 - Inspiratie & Samenwerking

Proces 7 - Inspireren & Samenwerken

  • Wat: Inspiratie opdoen en betrokkenheid bepalen
  • Hoe: Je 'keuzegeweten' laten spreken, tegen je eigen lat houden, past het bij je?, voelt het goed? Haal jij, of een ander, er voldoende inspiratie vandaan?
  • Waarmee: Je afvragen hoe de praktijk werkt, wat en wat kan jij ervan leren? Welke ervaringen kan jij delen of zijn al gedeeld? Hoe kan jij anderen inspireren?

Samenwerken met JoHo 

JoHo initiatieven: WorldSupporter platform

JoHo initiatieven: WorldSupporter platform

 

 

Projectkenmerken

  • Projectmissie: op een voetstuk zetten van degenen die de wereld en zijn bewoners een warm hart toedragen.
  • Projectthema's: Wereldburgerschap & Kennisdeling.
  • Projectduur: Doorlopend.
  • Projectbereik: >750.000 bezoekers en gebruikers per jaar,  uit > 110 landen.

Projectinhoud

  • Het WorldSupporter Project is het platform voor iedereen die het verschil wil maken en op zijn eigen manier wil bijdragen. Een online community en marktplaats waar wereldburgers en betrokken burgers en bedrijven kunnen delen en inspiratie kunnen opdoen.
  • JoHo is de initiatiefnemer van het WorldSupporter Project.

Projectparticipatie

Je WorldSupporter profielpagina aanmaken

  • Met jouw WorldSupporter magazine kun je anderen en jezelf inspireren ook wat bij te dragen aan een mooiere wereld.
  • Je kunt niet alleen je favoriete goede doelen en projecten promoten maar ook via andere Supporters op ideeen komen of geïnspireerd raken.
  • Je facebookt over je privéleven. Voor je carrière gebruik je LinkedIn. Maar waar deel je alles wat je doet, denkt en onderneemt voor een betere wereld? Daarvoor heb je een WorldSupporter Magazine. Een curriculim vitae waar je kan laten zien hoe jij in de wereld staat.
  • Gebruik vooral ook je andere social media en deel je eigen content of de content van anderen.

Je eigen content plaatsen of bijdragen aan de content van anderen

je kunt kiezen uit de volgende content vormen:

  • Text & Blogs
  • Tips & Statements
  • Events, Films & Foto's
  • Samenvattingen & Studiehulp
  • Vraag & aanbod
  • Recepten & Lesmaterialen

Je eigen WorldSupporter CV aanmaken

  • Je WorldSupporter CV is niet hetzelfde als een 'normaal' CV dat mensen bijhouden om hun opleiding, werkervaring of hobby's weer te geven.
  • Een 'normaal' CV is in de meeste gevallen nog een vrij statisch document met een enkele keer een update, vooral rondom sollicitaties. Terwijl je WorldSupporter CV een profiel is dat doorlopend in beweging is.
  • Telkens wanneer je een nieuwe ervaring opdoet, een activiteit uitvoert, een wereldfoto of -film maakt, een discussie wilt opstarten, een lezing geeft of een column schrijft over een bijzondere ontmoeting in het buitenland, kun je dat toevoegen aan je magazine.
  • Met het WorldSupporter Mini-CV geef je aan wat jij bijdraagt aan de wereld om je heen. Je laat zien wat jij voor anderen doet, op school, tijdens je werk, op vakantie of in je vrije tijd.
  • Met als doel om anderen te inspireren ook wat bij te dragen aan de wereld en je favoriete projecten en goede doelen te steunen en te promoten.
  • Maak nu jouw WorldSupporter CV aan, laat zien wat je doet en wordt een inspiratiebron voor anderen...
  • Of check eerst de persoonlijke magazines met voorbeeld cv's.

 

 

Partnerselectie: Stage in het buitenland I

Partnerselectie: Stage in het buitenland I

    

8 - Werk & Ervaring

Proces 8 - Ervaren & Werken

  • Wat: Met je proces de slag gaan of werken in het kader van je proces
  • Hoe: Keuze-ervaring, de praktijk ervaren rond je keuzeprocessen, werk maken van je proces, proces maken van je werk
  • Waarmee: je afvragen of je jezelf nuttig kan maken via werkervaring, stages of vrijwilligerswerk, is er gerelateerd werk mogelijk, zijn er vacaturemogelijkheden

JoHo toolshops voor werk, stage, vrijwilligerswerk in het buitenland met vacatures en organisaties

JoHo toolshops voor werk, stage, vrijwilligerswerk in het buitenland met vacatures en organisaties

JoHo zoekt medewerkers die willen meebouwen aan een tolerantere wereld

Werken, jezelf ontwikkelen en een ander helpen?

JoHo zoekt medewerkers, op verschillend niveau, die willen meebouwen aan een betere wereld en aan een zichzelf vernieuwende organisatie

Vacatures en mogelijkheden voor vast werk en open sollicitaties

Vacatures en mogelijkheden voor tijdelijk werk en bijbanen

Vacatures en mogelijkheden voor stages en ervaringsplaatsen

  

9 - Beslissing & Acceptatie

Proces 9 - Beslissen & Accepteren

  • Wat: beslissen en tevreden zijn over het besluit dat je hebt genomen, gaan handelen naar je besluit
  • Hoe: keuzeproces afronden, beslissing nemen, accepteren dat je een beslissing hebt genomen met de kennis en kunde die je nu hebt, besluit gaan uitvoeren
  • Waarmee: acceptatieproces starten, stappen nemen, contacten leggen, services gebruiken, terugkijken, relativeren en waarderen dat je een beslissing hebt genomen

 

Aanmelden bij JoHo om gebruik te maken van alle teksten en tools
 

Aansluiten bij JoHo als abonnee of donateur

The world of JoHo footer met landenkaart

10 - Vervolg & Evaluatie

10 - Evalueren & Vervolgen

  • Wat: Het verleden een plek en de toekomst een kans geven
  • Hoe: Je eigen keuze beoordelen, genomen beslissingen voldoende tijd geven, doorgaan naar een volgend keuzeproces gaan
  • Waarmee: tijdig terugkijken naar behaalde resultaten, plannen maken voor verbetering of vernieuwing, rekening houden met nieuwe ontwikkelingen, in beweging blijven als de situatie daar om vraagt
JoHo: paginawijzer

Thema's

Wat vind je op een JoHo Themapagina?

  • Geselecteerde informatie en toegang tot de JoHo tools rond een of meerdere onderwerpen
  • Geautomatiseerde infomatie die aan het thema is gekoppeld

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage.
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Abonnement: nemen

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zo zelf en volledig gebruik maken van alle teksten en tools.

Hoe is de pagina op gebouwd

  • Een JoHo Themapagina pagina is opgezet aan de hand van 10 fases rond een bepaalde thema: statussen
  • De status van een thema kan je inzetten bij de belangrijke en minder belangrijke processen rond het thema van de pagina. Zoals keuzes maken, orienteren, voorbereiden, vaardigheden verbeteren, kennis vergroten, gerelateerd werk zoeken of zin geven.
  • Bij elke status vind je unieke of gerelateerde informatie van de JoHo website, die geautomatiseerd of handmatig wordt geplaatst.
  • Een belangrijk deel van de informatie is exclusief beschikbaar voor abonnees. Door in te loggen als abonnee wordt de informatie automatisch zichtbaar. Let wel, niet elke status zal evenveel content bevatten, en de content zal in beweging blijven.
  • De statussen:
  1. Start
  2. Oriëntatie : startpunt bepalen ->bijvoorbeeld: wat is je vraag of wat is het proces dat je gaat starten
  3. Selectie: verkennen en verzamelen van info en keuzehulp
  4. Afweging: opties bekijken en vergelijken -> bijvoorbeeld: alternatieven zoeken
  5. Competentie: verbeteren en competenties -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te slagen?
  6. Voorbereiding: voorbereiden & oefeningen -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te oefenen of je voor te bereiden?
  7. Inspiratie: vastleggen &  lessen -> bijvoorbeeld: wat leer je en heb je geleerd?
  8. Ervaring: vooruithelpen & hulp -> hoe kan je jezelf nuttig maken?
  9. Beslissing: Uitvoeren en tot resultaat brengen -> bijvoorbeeld wat ga je kopen of kiezen?
  10. Evaluatie: Terugkijken en verder gaan -> bijvoorbeeld: wat komt hierna?
    JoHo: footprints achterlaten
    JoHo: pagina delen