Ondernemingsrecht, rechtspersonen en handelsrecht bestuderen: vragen en antwoorden
Wat is bedrijfsrecht, wat is ondernemingsrecht en wat is het nut?
Wat is het verschil tussen bedrijfsrecht en ondernemingsrecht?
- Er is geen verschil tussen bedrijfsrecht en ondernemingsrecht
- Ondernemingsrecht is in het algemeen de term die meer wordt gebruikt bij studie en onderzoek.De term bedrijfsrecht wordt meer gebruikt in de dagelijkse rechtspraktijk.
Wat zijn de kernvragen van bedrijfs- en ondernemingsrecht?
- In het ondernemingsrecht bevinden zich de rechtsvormen waarmee ondernemingen gedreven kunnen worden.
- Het regelt drie onderwerpen: Hoe wordt de interne structuur van een onderneming geregeld? Wie zijn bevoegd om als vertegenwoordigers van de onderneming rechtshandelingen te verrichten? Hoe is de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld bestuurders geregeld?
Waarom is bedrijfs- en ondernemingsrecht relevant?
- De rechtsvorm is in feite een gereedschap om de onderneming goed te kunnen laten functioneren. Het eerste doel van het ondernemingsrecht is dan ook facilitair. Dit betekent dat de juridische ondernemingsvormen sterk beïnvloed worden door het functioneren van een onderneming. Een voorbeeld hiervan is de efficiency van een onderneming.
- Ondernemingsrecht is dan ook noodzakelijke kost voor mensen die zich bezig houden met het opzetten van een bedrijf of andere rechtspersoon; actief en betrokken deelnemen in een rechtspersoon; of juristen, bedrijfskundigen, mediators, bestuurskundigen of anderen die conflicten binnen en tussen rechtspersonen proberen op te lossen.
Meer informatie
- Meer informatie over bedrijfs- en ondernemingsrecht? Lees hier meer.
Wat is handelsrecht?
Wat is het handelsrecht?
- Het juridische aspect van de handel zit hem vooral in het afsluiten van internationale commerciële contracten. Handelskoop is de grondslag; vervoer, betaling en verzekering zijn daarbij onmisbaar. De commerciële contracten in deze deelgebieden kunnen gezien worden als de schakels die samen de keten van de goederenstroom vormen. Bij handelsverkeer is er meestal sprake van een koopcontract, die vervolgens zorgt voor een goederen-, geld- en documentenstroom.
- In de handel is zekerheid vereist. Er worden pas goederen overhandigd wanneer de betaling van die goederen verzekerd is. Aan de andere kant wil de koper ook waar voor zijn geld (value of money). Om deze reden zijn er documenten in het leven geroepen, waarbij geabstraheerd wordt van onderliggende rechtsbetrekkingen (wissel en cheque, documentair krediet, cognossement etc.).
- Het handelsrecht bevat dan ook regelingen over - onder andere - het voeren van een bedrijf (boekhouding), vervoer (vervoersrecht), verzekeringen (verzekeringsrecht), faillissement (faillissementsrecht).
Wat is internationaal handelsrecht?
- Het internationale handelsrecht beoogt in hoofdzaak door liberalisering van de handel in goederen en diensten bij te dragen aan de groei en ontwikkeling van de economie. Het bepaalt in hoofdzaak bevoegdheden, rechten en plichten van staten en internationale organisaties op het gebied van internationale handel. Het handelsrecht wordt beheerst door zowel mondiale als regionale organisaties.
Wat zijn de vijf kenmerken van het handelsverkeerrecht?
- Het beginsel van rechtszekerheid. De risico’s van handelsovereenkomsten worden verwerkt en berekend op grond van het toepasselijke recht. Internatonale verdragen, die toepasselijk zijn op zakelijke contracten, zijn vaak de bronnen van het handelsrecht. Nationaal recht is over het algemeen niet afgestemd op internationale rechtsverhoudingen, waardoor internationale regelingen een beter perspectief bieden op rechtszekerheid.
- Het beginsel van vertrouwensbescherming. Vertrouwensbescherming van derden is in de handel cruciaal. Houders van toonder- en orderpapieren kunnen niet worden bestookt met verweren uit de onderliggende rechtsverhouding in het kader waarvan het papier is uitgebracht.
- Vlot handelsverkeer. Het is van groot belang dat de goederenstroom spoedig en zonder juridische barrières plaatsvindt. Daarom zijn er een aantal hulpmiddelen tot stand gekomen die dit proces bevorderen, zoals de toonder- en orderpapieren die zorgen voor een eenvoudigere overdraagbaarheid van vorderingen aan derden. Derden mogen zich baseren op de schijn van recht die het papier laat zien; hetgeen niet kenbaar is aan derden, kan niet aan hen worden tegengeworpen.
- Drie en meer partijenverhoudingen. Derden zijn veelal nauw betrokken bij handelstransacties in het handelsverkeer. En het is daarom belangrijk dat deze derden beschermd worden.
- Internationale dimensie. Bij handelsrecht is er behoefte aan internationale overeenstemming, voor het nationale recht is er slechts een bescheiden rol weggelegd. Verdragen zijn daarom van groot belang.
Bronnen
Hoe zit het ondernemingsrecht en rechtspersonenrecht in elkaar?
Hoe zit het ondernemingsrecht en rechtspersonenrecht in elkaar?
- Waar gaat ondernemingsrecht en rechtspersonenrecht over?
- Wat zijn verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen?
- Hoe is aandeelhouderschap van een rechtspersoon bij wet geregeld?
- Wat is de vertegenwoordigingsbevoegdheid van rechtspersonen?
- Wat is de regelgeving omtrent samenwerken tussen vennoten?
- Op welke manieren mogen rechtspersonen vermogen bezitten?
- Bronnen en meer lezen?
Waar gaat ondernemingsrecht en rechtspersonenrecht over?
- Het ondernemings- en rechtspersonenrecht draait met name om de rechtsvormen en structuur van een organisatie, de bevoegdheid om als vertegenwoordigers van een organisatie rechtshandelingen te verrichten, en de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van de bestuurders
- Het ondernemings- en rechtspersonenrecht is een onderdeel van het privaatrecht.
- De rechtsvorm is in feite een gereedschap om de organisatie goed te kunnen laten functioneren. Het eerste doel van het dit recht is dan ook facilitair. Dit betekent dat de juridische ondernemingsvormen sterk beïnvloed worden door het functioneren van een organisatie. Een voorbeeld hiervan is de efficiency van een organisatie.
Wat zijn de kernvragen binnen het ondernemingsrecht
- Hoe wordt de interne structuur van een onderneming geregeld?
- Wie zijn bevoegd om als vertegenwoordigers van de onderneming rechtshandelingen te verrichten?
- Hoe is de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld bestuurders geregeld?
Welke rechtspersonen kent Nederland?
- Besloten Vennootschap
- Naamloze Vennootschap
- Vennootschap onder firma
- Maatschap
- Commanditaire vennootschap (tussenvorm)
- Coöperatie (tussenvorm)
- Verenigingen,
- Onderlinge waarborgmaatschappijen
- Stichtingen
Wat zijn verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen?
- Een vereniging mag geen coöperatief doel hebben of een verzekeringsbedrijf uitoefenen waarin zij verzekeringsovereenkomsten sluit met haar leden (art 2:26 lid 1). Daarnaast mag ze geen winst verdelen onder haar leden (2:26 lid 3). De vereniging moet goed onderscheiden worden van de maatschap (7A:1655). Van een maatschap is sprake wanneer alle deelnemers iets inbrengen ten einde daarmee winst te behalen onder de leden. Wanneer hier geen sprake van is, is er sprake van een vereniging nu winstverdeling onder de leden daar niet is toegestaan.
- Het is een vereniging overigens vrij een commercieel doel na te streven. De winst die behaald wordt mag slechts niet aan de leden worden uitgekeerd, maar wel aan derden. Uitkeringen met een ideële of sociale strekking mogen wel aan leden worden gedaan.
- Opvallend is dat de wet geen precieze doelomschrijving geeft, maar slechts de beperkingen.
- Art 2:285 lid 3 bepaalt: ‘het doel van de stichting mag niet inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen noch ook aan anderen tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben’. Er geldt dus een uitkeringsverbod voor de stichting. Slechts uitkeringen beperkt tot het ideële of sociale terrein zijn toegestaan aan anderen. Het is ook mogelijk om uitkeringen te doen aan oprichters etc. van de stichting voor zover zij onder de algemene regels vallen die de stichting heeft gesteld om tot uitkering over te gaan. Dit geldt echter niet wanneer oprichters etc. de enigen zijn die onder de algemene regels vallen.
- Wanneer een stichting of vereniging uitkeringen doet die niet zijn toegestaan, kunnen zij deze op grond van onverschuldigde betaling terugvorderen. Een uitzondering op het uitkeringsverbod geldt voor onkostenvergoeding aan oprichters bestuurders etc. mits deze reëel zijn.
- Hieruit valt op te maken dat dat de stichting en de vereniging vrijwel dezelfde doelen na kunnen streven. Er is nauwelijks een grenslijn te trekken tussen deze twee rechtspersonen. De beperkingen zijn meer gericht op het onderscheid tussen stichting en vereniging aan de ene kant, en vennootschap en coöperatie anderzijds.
Hoe is aandeelhouderschap van een rechtspersoon bij wet geregeld?
- Bij de NV/BV heeft het aandeel een aantal functies:
- Zeggenschap. Iedere aandeelhouder heeft een stemrecht; 1 stem per aandeel (art. 2:118/228 lid 1 BW; art. 2:38 BW).
- Aantrekken van geld. De aandeelhouder brengt een vermogen in de BV/NV in ter grootte van een bepaald nominaal bedrag. De hoogte van dit bedrag staat in de statuten vermeld.
- Verdelen van de winst. In beginsel krijgt iedere aandeelhouder een gedeelte van de winst. Dit wordt ook wel dividend genoemd. Hoe meer aandelen, des te meer dividend (art. 2:105/216 BW).
- Voor de aandeelhouder is het aandeel ook nog een vermogensobject: hij kan de aandelen verkopen.
- Bij een personenvennootschap is het lidmaatschap persoonlijk en dit betekent dat het lidmaatschap dus niet overdraagbaar is. Dit betekent dat een lidmaatschap geen afzonderlijk goed is in de zin van art. 3:1 BW. Dit komt omdat de vennoot in een maatschap, vof of cv niet vrijelijk kan beschikken over zijn deel van het vermogen in de vennootschap. De vennootschap kan ook niet zonder toestemming worden overgedragen aan anderen, omdat het persoonlijke karakter van de personenvennootschap zich hier tegen verzet.
Wat is de vertegenwoordigingsbevoegdheid van rechtspersonen?
- De vertegenwoordigingsbevoegdheid bij een BV/NV berust bij (één van) de bestuurders. Er zijn drie bijzonderheden te onderscheiden in art. 2:130/240 lid 3 BW.
- De bevoegdheid alle mogelijke rechtshandelingen te verrichten namens de rechtspersoon noemt men ook wel volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid. Het bestuur heeft in beginsel volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid.
- Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid mag alleen beperkt worden, indien hiervoor een grondslag in de wet te vinden is.
- Alleen de vennootschap kan tegenover derden een beroep doen op zo'n wettelijke uitzondering.
- In het arrest Sluis (HR 09-07-1990, NJ 1191/51) ging de Hoge Raad in op de reikwijdte van niet uit de wet voortvloeiende beperkingen en voorwaarden. In dit arrest was de rechtsvraag of een bestuurder in een juridische procedure een verweerschrift mocht indienen namens de vennootschap, terwijl de medebestuurder dit niet wilde doen en er een afspraak bestond dat hieraan een bestuursbesluit ten grondslag moest liggen. De Hoge Raad gaf aan dat het handelen van de bestuurder die een verweerschrift wilde indienen gewoon een geldige rechtshandeling is, ook al is deze in strijd met de statuten.
- In het arrest Bibolini (HR 17-12-1982, NJ 1983/480) overwoog de Hoge Raad dat het in beginsel niet relevant is of diegene op de hoogte was van de interne bevoegdheidsbeperking. Het is wel volgens de Hoge Raad mogelijk dat dit strijd met de goede trouw kan opleveren als degene toch handelt met de wederpartij, terwijl men wel op de hoogte was van de bevoegdheidsbeperking. Het is mogelijk dat als een beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid is opgenomen in de statuten en de bestuurder niet handelt overeenkomstig deze beperking, de bevoegdheidsbeperking niet kan worden tegengeworpen aan de derde. De bestuurder kan wel aansprakelijk worden gesteld op grond van art. 2:9 BW wegens het overtreden van interne afspraken binnen de vennootschap.
Wat is de regelgeving omtrent samenwerken tussen vennoten?
- De volgende elementen zijn bepalend voor de onderlinge rechtsverhouding tussen de vennoten: de overeenkomst, de samenwerking, de inbreng, de gemeenschap, het voordeel en de wijze van de verdeling daarvan.
- Vennoten brengen een samenwerkingsverband tot stand, daardoor is toepassing van het overeenkomstenrecht niet altijd mogelijk. Een enkele partijafspraak is voldoende voor het aangaan van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid.
- De samenwerking staat centraal, de rechtsverhouding heeft een hoogst persoonlijk karakter en dient zijn rechtsgrondslag te hebben in de affectio societatis.
- Partijen dienen samen te werken op voet van gelijkheid, zonder hiërarchische verhoudingen.
- Samenwerking kan zowel duurzaam als incidenteel van aard zijn.
- Het staat de individuele vennoot niet vrij om zijn positie aan derde over te dragen. De persoonlijke verbondenheid brengt mee dat het wegvallen van een der vennoten tot verstrekkende gevolgen leidt voor de rechtsbetrekking.
- Indien een van de vennoten door dood, faillissement, curatele, overmacht of wanprestatie uitvalt zal dit in beginsel het einde van de vennootschap betekenen. Andere vennoten kunnen wel op nieuw beginnen of de draad weer oppakken.
- Uitgangspunt van de wettelijk regeling is dat voor de bestuursbesluiten unanimiteit vereist is, bij het vetorecht moet wel rekening worden gehouden met de redelijkheid en billijkheid.
- Deze unanimiteit kan de slagvaardigheid in de weg staan. Daarom wordt er onderscheid gemaakt tussen ‘beheren’ en ‘beschikken’.
Op welke manieren mogen rechtspersonen vermogen bezitten?
- Ondernemingen kunnen op verschillende manieren aan het vermogen komen waarmee zij hun activiteiten financieren. Dit kan door middel van eigen vermogen en vreemd vermogen (geleende middelen).
- Een vereniging kan verbintenissen aan het lidmaatschap verbinden, bijvoorbeeld het betalen van contributie (art. 2:34a BW). Er moet wel een grondslag voor zijn in de statuten en bovendien moet er in de statuten vermeld zijn welke soort verbintenissen zijn toegestaan. Art. 2:36 lid 3 BW bepaalt dat leden hun lidmaatschap kunnen beëindigen, per direct, als van hen een zwaardere verplichting wordt gevraagd. Art. 2:46 BW is een bijzondere bepaling: krachtens dit artikel kan een vereniging, voor zover dit in de statuten uitdrukkelijk is bepaald, verplichtingen aangaan ten laste van haar leden. Ook hier moet de aard van de verplichting vermeld worden in de statuten. Om aan de verplichtingen gebonden te zijn hoeven de leden van de vereniging de verplichtingen dus niet te aanvaarden.
- De coöperatie haalt haar “vermogen” uit transacties met haar leden, met derden en uit het drijven van haar onderneming (art. 2:53 BW). In de statuten moet staan of de gemaakte winst wordt uitgekeerd of ingehouden wordt en wie hierover beslist (art. 2:40 jo 53a BW).
- Art. 2:285 BW geeft aan dat stichtingen beogen een bepaald doel te verwezenlijken door middel van een daartoe bestemd vermogen. Het maakt niet uit of dit vermogen al aanwezig is. Uitzicht op toekomstig vermogen is voldoende (bijv. donaties). Als deze vooruitzichten uitblijven kan de rechter de stichting ontbinden (art. 2:301 BW).
- Krachtens art. 7A:1655 BW zijn de vennoten verplicht om iets in te brengen in de gemeenschap. De wetgever de vennoten heeft een hoop vrijheid gelaten wat betreft deze inbreng. Voor de maatschap, vof en cv zijn er geen wettelijke regels voor het tijdstip waarop de vennoten deze inbreng moeten inbrengen. De vennoten kunnen overeenkomen dat waardeveranderingen van zaken waarvan het genot is ingebracht, voor rekening komen van de gezamenlijke vennoten: inbreng van de economische eigendom van een zaak. De betreffende vennoot houdt dan de juridische eigendom van de ingebrachte zaak, maar de vennooschap mag de zaak gebruiken en draagt de lasten.
- Partijen mogen afspreken dat op een bepaald moment de vennoot de oorspronkelijke waarde van het goed (wat in economische eigendom is ingebracht) vergoed krijgt van de voormalige maatschap/vof (Rouma/Levelt, HR 24-01-1947, NJ 1947/71). Ook in het huidige recht blijft dit arrest van belang. In hetzelfde arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat de vennoot bij vereffening van de maatschap/vof recht heeft op terugbetaling van de oorspronkelijke vermogenswaarde van het ingebrachte, tenzij deze door verliezen is verloren gegaan.
- Als de medevennoten hiermee instemmen, kan een vennoot zijn inbreng (deels) terugnemen of verhogen.
- Een maatschap, vof en cv hebben geen rechtspersoonlijkheid, waardoor het lastig is om te bepalen of zij de inbreng kan vorderen. Aanvaard is in elk geval dat de openbare maatschap, vof en cv zelfstandig bevoegd zijn om zelf in rechte op te treden om de inbreng te vorderen van de nalatige vennoot.
- De goederen die in de maatschap, vof en cv zijn ingebracht en die zij verwerven, vormen een gemeenschap in de zin van Boek 3, titel 7 BW. Daardoor zijn art. 3:166-188 BW van toepassing. Volgens de auteurs is deze gemeenschap een bijzondere gemeenschap (art. 3:189 BW). Het gemeenschappelijk vermogen heeft hierdoor een afgescheiden karakter: tot deze gemeenschap behorende schulden kunnen op de goederen van de gemeenschap worden verhaald (art. 3:192 BW). Deze schulden worden ook wel zaaksschulden genoemd. De essentie van deze gedachte, is dat schuldeisers bij uitsluiting verhaal ehbben op het gemeenschappelijk vermogen: ze hebben een exclusief verhaalsrecht.
- In beginsel kan de vennoot niet beschikken over zijn aandeel in de gemeenschap (art. 3:191 BW); de aard van de maatschap, vof of cv als samenwerkingsverband brengt dit met zich mee. Dit verschijnsel wordt beschikkingsgebondenheid genoemd. In Van den Broeke/Van der Linden (HR 17-12-1992, NJ 1994/301) oordeelde de Hoge Raad dat de in een vof ingebrachte goederen een gebonden gemeenschap vormen, waardoor de privéschuldeiser van een vennoot zich niet op zo'n aandeel kan verhalen. Deze privéschuldeiser kan het faillissement van de vennoot aanvragen om zo een verhaalsmogelijkheid te creëren.
- Een CV is een vennootschap tussen een of meer behorende vennoten die geheel aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap (art. 18 K) en een of meer commanditaire vennoten die niet aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap, doch wel (beperkt) delen in de verliezen van de vennootschap. De commanditaire inbreng strekt ter verhoging van de kredietwaardigheid van de CV.
Bronnen en meer lezen?
Wat is faillissementsrecht of insolventierecht?
Wat is faillissementsrecht of insolventierecht?
- Het faillissementsrecht, ook wel insolventierecht, genoemd biedt regels rond de betalingsonmacht van personen, de surseance van betaling, het faillissement en de schuldsaneringsregelingen
- Een schuldenaar is in principe met zijn gehele vermogen aansprakelijk voor zijn schulden, zo stelt het beginsel van het verhaalsrecht ex art. 3:276 BW. Wat er gebeurt als de schuldenaar niet meer kan betalen of hierin problemen voorziet komt bij het faillissementsrecht aanbod
Waarom is faillissementsrecht relevant?
- Faillissementsrecht biedt veelal oplossingen voor lastige en soms pijnlijke burgerrechtelijke situaties.
- Voor een belangrijk deel komt faillissementsrecht neer op een verdiepte studie van het vermogensrecht; het faillissementsrecht wordt dan ook wel de lakmoesproef van het vermogensrecht genoemd.
- Voor juristen, fiscalisten, bedrijfskundigen, externe adviseurs en mensen die zelf actief zijn in een eigen onderneming of andere rechtspersoon biedt faillissementsrecht zeer belangrijke spelregels om conflicten te voorkomen bij betalingsonmacht
Verder lezen
Hoe zit het faillissementsrecht in elkaar, en welke onderdelen kan je bestuderen?
Wat zijn schuldeisers en schuldenaren?
- Het recht gaat er onder andere van uit dat:
- schuldeisers zich kunnen verhalen op alle goederen van hun schuldenaar (art. 3:276);
- schuldeisers bij verhaal onderling een gelijke rang hebben (art. 3:277);
- behalve voor zover de wet een recht van voorrang erkent (art. 3:277);
- die bijvoorbeeld voortvloeit uit pand, hypotheek, voorrechten en dergelijke (art. 3:278).
- Schuldeisers zijn vrij om vorderingen te incasseren. Schuldenaren zij vrij om zelf te bepalen in welke volgorde zij schulden voldoen. Dit systeem werkt goed, zolang schuldenaren kunnen voldoen aan al hun verplichtingen. Zodra schuldenaren niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen ontstaan er problemen. Er ontstaat een feitelijk en juridische chaotische situatie.
Wat is een insolventieprocedure?
- Om deze chaotische situaties te voorkomen zijn er insolventieprocedures opgesteld. Bij insolventieprocedures gaat het om een gezamenlijk optreden ten behoeve van alle schuldeisers, ook wel concursus creditorum genoemd. Hierbij staat de gelijkheid van alle schuldeisers centraal, ook wel paritas creditorum genoemd. Dat betekent dat alle schuldeisers met gelijke rang ook gelijk worden behandeld.
- In de Faillissementswet (Fw) zijn drie insolventieprocedures geregeld:
- Bij faillissement wordt de schuldenaar die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van één of meer zijner schuldeisers bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard (art. 1 lid 1, artikelen zonder nadere aanduiding verwijzen naar de Fw). De rechtbank stelt een curator aan die is belast met het beheer en de vereffening van het vermogen van de gefailleerde schuldenaar. Een rechter-commissaris houdt toezicht op de curator. Faillissement is gericht op vereffening van het vermogen ten behoeve van alle schuldeisers.
- Bij surseance van betaling vraagt de schuldenaar die voorziet dat hij zijn opeisbare schulden niet kan betalen uitstel van betaling aan (art. 214). De rechtbank benoemt een bewindvoerder, die samen met de schuldenaar het beheer over zijn vermogen voert. Een rechter-commissaris houdt toezicht op de bewindvoerder. Indien de surseance illusoir blijkt, wordt de surseance vaak alsnog omgezet in faillissement (art. 242).
- De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen is als Titel III aan de wet toegevoegd. De rechtbank benoemt een bewindvoerder, die wordt belast met het beheer en de vereffening van het vermogen van de schuldenaar, wederom onder toezicht van een rechter-commissaris.
- Indien het schuldsaneringstraject succesvol wordt doorlopen, verkrijgt de schuldenaar aan het einde daarvan een ‘schone lei’: de restantvorderingen van de schuldeisers (die niet uit het vermogen van de schuldenaar konden worden voldaan) zijn niet langer afdwingbaar. Deze schulden zijn natuurlijke verbintenissen geworden; bij faillissement geldt dat niet.
Wat is faillietverklaring?
- Iedere schuldenaar die verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen kan bij rechterlijk vonnis failliet worden verklaard. De faillietverklaring wordt uitgesproken op verzoek van de schuldenaar, één of meer schuldeisers of op vordering van het Openbaar Ministerie om redenen van het openbaar belang.
- Voor de faillietverklaring is vereist dat summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Bij een eigen verzoek moet daarnaast summierlijk blijk zijn van vorderingsrecht.
Wat zijn de gevolgen van faillietverklaring?
- De meeste gevolgen van de faillietverklaring zijn geregeld in de tweede afdeling van de Fw. Het BW kent echter vele bepalingen over de gevolgen van de faillietverklaring.
- Het faillissement omvat het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft (art. 20). Bij het gehele vermogen gaat het om alle zaken en vermogensrechten die te gelde kunnen worden gemaakt, dus alle activa van de gefailleerde. Bij hetgeen de schuldenaar gedurende het faillissement verwerft gaat het om vermogensgroei door schenkingen, erfenissen, loterijen en werkzaamheden van de gefailleerde. Binnen art. 20 moet het vermogen in de meest ruime zin worden opgevat.
- Het faillissement omvat ook alle goederen die in de gemeenschap vallen. Hierbij gaat het om de gemeenschap van echtgenoten of geregistreerde partners (art. 22).
- Zaken die de gefailleerde onder zich heeft, maar waar hij geen eigenaar van is vallen buiten het faillissement. Die zaken behoren immers niet tot het vermogen van de gefailleerde. De familierechten van de gefailleerde blijven buiten het faillissement.
- Op het uitgangspunt dat het faillissement het gehele vermogen en wat de gefailleerde verwerft omvat bestaan een aantal uitzonderingen (art. 21 en 22a). Bij die uitzonderingen gaat het bijvoorbeeld om:
- goederen waarop geen beslag kan worden gelegd;
- loon;
- gelden die aan de gefailleerde worden verstrekt ter voldoening aan een wettelijke; onderhoudsplicht
- opbrengsten uit vruchtgenot;
- goederen onder bewind;
- Lijfrentespaarrekening;
- Gereserveerde uitdelingen;
- Recht van gebruik en woning;
- Hoogstpersoonlijke rechten.
- Voor levensverzekeringen geldt een speciale regeling. Bij die verzekeringen vallen buiten de boedel:
- het recht op het doen afkopen van de verzekering voor zover de begunstigde of de verzekeringnemer door afkoop onredelijk benadeeld wordt;
- het recht om de begunstiging te wijzigen, tenzij de wijziging geschiedt ten behoeve van de boedel en de begunstigde of de verzekeringnemer daardoor niet onredelijk benadeeld wordt;
- Het recht om de verzekering te belenen (art. 22a).
- De curator kan de verzekering alleen overdragen met schriftelijke toestemming van de verzekeringnemer. Daarnaast heeft hij toestemming nodig van de rechter-commissaris voor het afkopen of wijzigen van de begunstiging. De wijziging van de begunstiging door de curator is tijdelijk. Art. 22a lid 4 bepaalt vervolgens hoe er moet worden gehandeld wanneer de begunstiging na de faillietverklaring onherroepelijk wordt.
Wat is vereffening van de boedel?
- Bij vereffenen gaat het erom dat de curator de baten te gelde maakt en de opbrengst daarvan verdeelt onder de schuldeisers. Als de verwachte opbrengst van de baten groter is dan het totaal van de vorderingen, dan zal de curator volstaan met het te gelde maken van een gedeelte van de baten, zodat alle schuldeisers volledig kunnen worden voldaan.