Statistiek & Methoden: studie en kennis

 

Statistiek en methoden als studie en kennisgebied

 

Meetniveau - Methoden en Technieken - Nulniveau - Statistisch onderzoek - Variabelen

JoHo: crossroads uit bundel
Inloggen of aansluiten om alle teksten te kunnen zien en alle tools te kunnen gebruiken

Ben je ingelogd als JoHo donateur dan krijg je op deze pagina toegang tot meer gerelateerde informatie.

Ben je ingelogd als abonnee dan zie je alle gerelateerde informatie.

Log in als je nog niet bent ingelogd.

  Themapagina

Wat is statistiek, en wat zijn methoden?

Wat is statistiek, en wat zijn methoden?

 

Wat is statistiek?

  • Statistiek is de wetenschap van kennis opdoen op basis van data. Data zijn numerieke (of kwalitatieve) beschrijvingen en gegevens van objecten om te bestuderen (Moore & McCabe)

Wat zijn methoden?

  • Om verschijnselen in de sociale werkelijkheid op een systematische manier te ordenen, maakt men gebruik van methoden. Technieken zijn over het algemeen een klein onderdeel van een methode, bijvoorbeeld een steekproeftechniek die wordt gebruikt om een enquête te maken.
  • Bij kwantitatief onderzoek worden theorieën getoetst aan de hand van (grote hoeveelheden) data, bij kwalitatief onderzoek ligt de focus meer op de kwaliteit en diepgang van het onderzoek, en kunnen er nieuwe theorieën voortvloeien uit het onderzoek. (Bryman)

Waar kun je statistiek voor gebruiken?

  • Statistiek wordt gebruikt voor allerlei zaken, voor particulier gebruik in je dagelijks leven tot aan internationale verdragen en afspraken. Denk bijvoorbeeld aan je "huishoudboekje" om je in- en uitgaven bij te houden, cijfers die een wetenschappelijke hypothese kunnen bevestigen of ontkrachten, bedrijfsgegevens die inzicht bieden in de kosten en baten van je bedrijf of aan internationale statistieken die bepalend zijn voor beleidsstrategieëen van de Verenigde Naties.
  • Bij Statistiek gaat het niet alleen om het verzamelen van de gegevens, maar ook om de interpretatie ervan; in welke context kun je de verzamelde gegevens plaatsen en in welke context zijn ze verzameld?
  • In Nederland verzamelt het Centraal Bureau voor de Statistiek allerlei gegevens over de Nederlandse bevolking, zoals gegevens over demografie, economie, werkloosheid, consumentenvertrouwen, inflatie, criminaliteit en gezondheid.
  • Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft als taak het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken.
  • De informatie die het CBS publiceert, omvat vele maatschappelijke aspecten, van macro-economische indicatoren als economische groei en consumentenprijzen, tot de inkomenssituatie van personen en huishoudens. Het onderzoeksprogramma (meerjarenprogramma en werkprogramma) van het CBS wordt vastgesteld door de Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS). Dit is een onafhankelijke commissie die waakt over de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma. De DG is onafhankelijk als het gaat om de keuze van onderzoeksmethoden en de beslissing om uitkomsten te publiceren.
Wat is onderzoek doen, en wat is onderzoeken?

Wat is onderzoek doen, en wat is onderzoeken?

Wat is onderzoek?

  • Je kunt onderzoek beschouwen als een onderzoeksreis. Deze reis bestaat uit drie fases: ontwerp, uitvoering en evaluatie. Deze fasen zijn onderling afhankelijk; ze staan niet los van elkaar. Je kunt dus altijd kritisch naar je eigen werk kijken; tijdens het ontwerp en de uitvoering van je onderzoek evalueer je je eigen werk en ga je eventueel een stap terug als dat nodig is.
  • Onderzoeken leer je door het te doen. Je kunt in een boek informatie opdoen over de verschillende fasen van een onderzoek, maar in de praktijk zul je deze vaardigheden en kennis moeten leren combineren en toepassen.

Wat is fundamenteel onderzoek en wat is praktijkgericht onderzoek?

  • Niet iedereen die iets onderzoekt is een echte onderzoeker. Onderzoekers onderscheiden zich op basis van drie kenmerken van niet-onderzoekers: kennis, houding en vaardigheid. Onderzoekers hebben kennis van onderzoeksmethoden, en kennis van het onderwerp dat ze onderzoeken. Een onderzoeker moet een onafhankelijke houding hebben; een onderzoeker laat zich niet onterecht beïnvloeden door anderen, bijvoorbeeld uit gemakzucht, vanwege loyaliteit of zelfs door omkoping. Onderzoekers ontwikkelen vaardigheid in het doen van onderzoek door ervaring. Ook hiermee onderscheiden zij zich van niet-onderzoekers.
  • Er zijn twee typen onderzoek: fundamenteel onderzoek en praktijkgericht onderzoek. In fundamenteel onderzoek wordt een vraag over een wetenschappelijke theorie beantwoord. Praktijkgericht onderzoek beantwoordt een vraag uit de maatschappij; de dagelijkse praktijk. Daarmee is fundamenteel onderzoek vaker wetenschappelijk relevant, en praktijkgericht onderzoek vaker maatschappelijk relevant. Natuurlijk zijn er ook onderzoeksvragen denkbaar die zowel wetenschappelijk als maatschappelijk relevant zijn.
  • Een ander onderscheid dat gemaakt wordt is tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Bij kwalitatief onderzoek wordt onderzoek uitgevoerd in het veld; het gaat dan vooral om de betekenis die personen aan bepaalde situaties geven. Er wordt niet of nauwelijks met kwantitatieve (cijfermatige) gegevens gewerkt. Bij kwantitatief onderzoek wordt gebruik gemaakt van cijfermatige gegevens over personen, objecten en organisaties. Deze numerieke gegevens kunnen dan gebruikt worden in statistische analyses, waarmee betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan over het geheel. Kwantitatieve methoden worden vaak geprefereerd, uitgaande van het principe ‘meten is weten’. Onderzoekers die gebruik maken van kwalitatieve methoden zijn echter van mening dat cijfers niet voldoende diepgang bieden, en de betekenis die mensen aan bepaalde zaken geven daarmee verloren gaat. Daarom is er ook vaak sprake van een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Dit wordt ook wel triangulatie genoemd.

Wat zijn stromingen van onderzoek?

  • Er zijn verschillende stromingen van onderzoek. Hier worden de drie bekendste besproken:
  1. Empirisch-analytisch onderzoek: Objectief onderzoek dat uitgaat van een beheerste onderzoekssituatie. Het onderzoek moet herhaalbaar en controleerbaar zijn. Kwantitatieve onderzoeksmethoden, zoals het experiment en survey onderzoek zijn methoden die binnen deze stroming passen. Fundamenteel onderzoek wordt meestal op deze manier verricht.

  2. Interpretatief onderzoek: Onderzoek waarbij de nadruk ligt op de interpretatie van gegevens. De ervaringen en opvattingen van personen staan centraal in het onderzoek. Kwalitatieve onderzoeksmethoden, zoals het interview en (participerende) observatie zijn methoden die binnen deze stroming passen. Praktijkgericht onderzoek wordt meestal op deze manier verricht.

  3. Kritisch-emancipatorisch onderzoek: Deze onderzoeksstroming is niet uitgesproken kwalitatief of kwantitatief. Het uitgangspunt is betrokkenheid bij de samenleving. Door kritisch naar de eigen onderzoeksresultaten en naar de maatschappij te kijken wordt geprobeerd veranderingsprocessen in gang te zetten. Onderzoekers in deze stroming willen bijdragen aan de emancipatie van bepaalde groepen.

Wat zijn de kwaliteitscriteria van onderzoek?

  • Er zijn een aantal kwaliteitscriteria die een rol spelen bij het doen van onderzoek. Deze regels navolgen draagt bij aan je wetenschappelijke houding. Belangrijke criteria zijn:
    • Onafhankelijkheid. Onderzoek moet onafhankelijk zijn; niet beïnvloed door de betrokkenen of door je eigen voorkeuren. Daarom wordt vaak gesteld dat onderzoek intersubjectief moet zijn: onderzoekers zijn het met elkaar eens over de resultaten. Onderzoek moet dus herhaalbaar zijn, en leiden tot overeenstemming tussen onderzoekers over de resultaten.
    • Toetsbaarheid. Uitspraken over zaken moeten toetsbaar zijn. In andere woorden, onderzoek moet weerlegbaar zijn: een hypothese moet door onderzoek weerlegd, of juist bevestigd, kunnen worden.
    • Generaliseerbaarheid. Onderzoek probeert met de resultaten uitspraken te doen over een zo groot mogelijke groep personen of objecten. Door middel van een steekproef of een experiment wordt een deel van de werkelijkheid geanalyseerd, met als doel deze resultaten te generaliseren naar de grotere populatie. Daarmee is de informativiteit van je onderzoek groot. Om te kunnen generaliseren moet je onderwerp wel nauwkeurig geformuleerd worden: daarom moet je je onderwerp goed afbakenen naar tijd, ruimte, definitie en perspectief.
  • Daarnaast moet onderzoek efficiënt uitgevoerd worden en bruikbaar zijn.

Bronnen

Wat zijn variabelen en welke meetniveau's hebben ze?

Wat zijn variabelen en welke meetniveau's hebben ze?

Wat zijn variabelen?

Een variabele is een eigenschap of conditie die veranderlijk is of verschillende waarden heeft voor verschillende individuen (bijvoorbeeld leeftijd). Variabelen kunnen ook eigenschappen van de omgeving zijn (bijvoorbeeld temperatuur). Wanneer je variabelen opneemt in je onderzoek duid je ze vaak aan met een letter. Een onderzoeker kan bijvoorbeeld de relatie onderzoeken tussen roken (X) en longkanker (Y). Als je een verband verwacht, zouden de waarden van Y moeten veranderen bij verschillende waarden van X en omgekeerd. Waarden worden in het algemeen uitgedrukt in getallen, om statistische berekeningen mogelijk te maken. Een variabele die niet verandert en hetzelfde is voor elk individu wordt een constante genoemd.

Wat zijn meetschalen?

Het is van belang om te weten van welk meetniveau je variabele is om vervolgens een goede keuze te maken voor je statistische test (de methode waarmee je je onderzoeksvraag wilt onderzoeken). Een dergelijk meetniveau wordt ook wel een meetschaal genoemd. Er bestaan grofweg vier meetschalen: nominaal, ordinaal, interval en ratio.

Wanneer is een meetschaal van nominaal niveau?

De nominale schaal is een kwalitatieve meetschaal met losstaande categorieën. Bij de nominale meetschaal kan er dus geen volgorde in categorieën worden aangegeven. Veelvoorkomend voorbeelden zijn geslacht (man/vrouw) of nationaliteit.

Wanneer is een meetschaal van ordinaal niveau?

Metingen op ordinaal niveau kennen een natuurlijke ordening. De volgorde is duidelijk, maar de verschillen zijn niet te interpreteren. Een veelvoorkomend voorbeeld is opleidingsniveau (VMBO-HAVO-VWO). Er zit een bepaalde rangorde in deze variabelen (van laag naar hoog), maar de verschillen tussen deze opleidingsniveaus zijn niet allemaal even groot – en zeker niet kwantitatief te duiden.

Wanneer is een meetschaal van interval niveau?

Bij een interval schaal zijn de verschillen tussen scores kwantitatief te duiden en zijn ze gelijk (in tegenstelling tot een ordinale schaal). Het verschil tussen 10 en 11 op een test is net zo groot als het verschil tussen 50 en 51. Een intervalschaal heeft echter geen absoluut nulpunt en daarom kun je niet zeggen hoeveel hoger een waarde is. Een goed voorbeeld hiervan is de Fahrenheit-schaal: 30 graden is niet twee keer zo warm als 15 graden.

Wanneer is een meetschaal van ratio niveau?

Een ratioschaal heeft dezelfde eigenschappen als een intervalschaal, maar een ratioschaal heeft wel een absoluut nulpunt. Zodoende kun je wat zeggen over de relatieve waarde van variabelen ten opzichte van elkaar. 50 centimeter is immers twee keer zo lang als 25 centimeter – maar alleen omdat de verschillen tussen scores altijd gelijk zijn en omdat het nulpunt het ijkpunt is.

Wat is het verschil tussen een discrete en continue variabele?

Bij continue variabelen zijn de verschillen tussen scores gelijk. Meetschalen op ratio en interval niveau vallen dus onder de categorie continue variabelen. Bij discrete variabelen zijn de verschillen tussen scores onduidelijk. Meetschalen op ordinaal en nominaal niveau vallen dus onder de categorie discrete variabelen.

Hoe bepaal je de kracht van je statistische test en waar moet je op letten als je je nulhypothese wil verwerpen?

Hoe bepaal je de kracht van je statistische test en waar moet je op letten als je je nulhypothese wil verwerpen?

Wat zijn de nul-hypothese (H0) en de alternatieve hypothese (H1)?

Wanneer je statistisch gaat toetsen begin je altijd met de veronderstelling dat er geen effect is tussen de variabelen die je meet. Deze veronderstelling heet de nul-hypothese of H0 (geen effect in de populatie). Met je statistische toets ga je kijken hoe aannemelijk je het kan maken dat het effect wel bestaat. Deze hypothese verwoord je in je alternatieve hypothese of H1.

Stel je meet twee groepen – mensen met alcohol op en mensen zonder alcohol op – en of ze agressief gedrag vertonen of niet. Je vindt een bepaald verschil tussen deze groepen, bijvoorbeeld dat de mensen met alcohol op meer agressief gedrag vertonen dan mensen zonder alcohol op. Je H0 is dat er geen effect is in je populatie, dus dat er tussen alcoholgebruik en agressie geen relatie is en dat het gevonden verschil op toeval berust. Je statistische toets probeert het tegenovergestelde te bewijzen, de H1: er is wel een relatie tussen alcoholgebruik en agressie en het gevonden verschil berust niet op toeval. Dit kan je statistisch toetsen.

Wat zijn de p-waarde en de alpha (α)?

Iedere statistische test heeft een p-waarde. De p-waarde is een getal tussen 0 en 1 en staat gelijk aan de kans dat je in je test het huidige effect vindt, terwijl er eigenlijk geen effect in je populatie is. Dit is dus de kans dat je op basis van je statistische test H1 aanneemt, terwijl H0 eigenlijk waar is in de populatie. Heeft je test een p-waarde van 0,30, dan is de kans dus 30% groot dat wat je vindt in je test niet overeen komt met wat er gebeurt in je populatie. Dat is best een grote kans dat je test niet representatief is voor je populatie en daarom zal je met zo'n p-waarde niet snel H0 verwerpen.

Stel nu dat je een p-waarde vindt van 0,01 dan is de kans dat H0 waar is voor je populatie dus 1% groot. In dat geval kan je op basis van je theoretisch kader H1 vaak aannemen. De grens van het wel of niet aannemen van de H1 heet alpha (α) en wordt in het algemeen van te voren vastgesteld. De waarde van α verschilt per vakgebied: bij de medische wetenschappen mogen fouten eigenlijk niet voorkomen omdat deze grote gevolgen kunnen hebben. Een foutmarge van 1% (een α van 0.01) kan dan al snel te hoog zijn. In de sociale wetenschappen ligt dit anders en is een foutmarge van 5% (een α van 0.05) niet ongewoon. Alpha (α) wordt vaak vastgesteld op 0.1, 0.05, of 0.01.

Wat zijn type I fouten en type II fouten en wat is de power van een statistische test?

Statistiek blijft een vorm van kansberekening, dus er is per definitie een kans dat het mis gaat. Stel dat je op basis van je p-waarde, je α en je resultaten uit je test H1 mag aannemen, terwijl er eigenlijk geen effect in je populatie bestaat. Dit kan gebeuren wanneer je per toeval extreme, niet representatieve waardes hebt gemeten met je steekproef uit je populatie. Deze kans is altijd aanwezig en is gelijk aan α. We spreken van een Type I fout als een onderzoeker onterecht de nulhypothese verwerpt en concludeert dat er een significant verschil bestaat in de populatie. Met andere woorden is α dus de kans die je van te voren accepteert op het maken van een type I fout.

Een type II fout is het tegenovergestelde van een type I fout: de H0 wordt niet verworpen terwijl er wel een effect in de populatie is. Je statistische test is er niet in geslaagd om dit effect zichtbaar te maken. De kans op deze fout wordt beta (β) genoemd en de kans op deze fout is dan ook afhankelijk van het onderscheidend vermogen van je test. Het onderscheidend vermogen van je toets wordt de power van je toets genoemd. Hoe hoger de power, hoe kleiner de kans op een type 2 fout. De power van je toets bepalen we dan ook met de formule:

power = 1-β

 

Uitgelichte samenvattingen rond algemene onderzoeksmethoden

Uitgelichte samenvattingen rond algemene onderzoeksmethoden

Algemene inleiding in onderzoeksmethoden 

Onderzoeksmethoden van Boeije - Boek & JoHo's

  • Toegankelijk boek dat de basis van onderzoeksmethoden behandelt.

Basisboek Methoden en Technieken: Kwantitatief praktijkgericht onderzoek op wetenschappelijke basis - Boek & Joho's

  • Boek dat de basis van kwantitatief onderzoek uitlegt.

Basisboek kwalitatief onderzoek van Baarda - Boek & JoHo's

  • Boek dat de basis van kwalitatief onderzoek uitlegt.

Onderzoek in de sociale wetenschappen

Social research methods van Bryman - Boek & JoHo's

  • Algemeen boek over onderzoeksmethoden binnen de sociale en gedragswetenschappen.

Meer informatie: Uitgelichte samenvattingen rond onderzoeksmethoden binnen de sociale wetenschappen

Onderzoek in de bedrijfskunde en economie

Research Methods for Business Students - Boek & JoHo's

  • Inleidend boek over onderzoeksmethoden binnen bedrijfskunde en economie.

Meer uitgelichte samenvattingen: Uitgelichte samenvattingen rond onderzoeksmethoden binnen bedrijfskunde en economie

Meer informatie over bedrijfskunde en economie: Bedrijfs- & Organisatiewetenschappen - Kennis & Studiegebied

Onderzoek in de geneeskunde

The Analysis of Biological Data (Whitlock & Schluter) - Boek & JoHo's

  • Boek over de analyse van biologische data, kan binnen meerdere onderzoeksgebieden worden gebruikt.

Meer informatie: Uitgelichte samenvattingen rond onderzoeksmethoden binnen geneeskunde & gezondheid

 

Tentamentips voor het vak statistiek en methoden

Tentamentips voor het vak statistiek en methoden

Tentamentips voor het vak statistiek en methoden

  • Statistiek leren is oefenen, oefenen, oefenen. Pas als je het een paar keer hebt gedaan, zul je zien hoe het werkt.

  • Het helpt om de stof voor jezelf te visualiseren: gebruik naast je statistiekboek een software-programma, zodat je direct kunt oefenen met het maken van bijvoorbeeld puntgrafieken, boxplots, tweewegtabellen en histogrammen.

  • Inleidende vaardigheden om aan te leren zijn: steekproeven trekken, distributies weergeven, omgaan met data, correlaties berekenen, regressie weergeven en grafieken maken.

  • Gevorderde toepassingen van statistiek zijn: inferentie, meervoudige regressie, eenweg en tweeweg ANOVA, logistische regressie, non-parametrische toetsen.

log in of lees verder voor meer concrete en inzicht verschaffende tips en tickets

 

   

Partnerselectie: Stage in het buitenland I

Partnerselectie: Stage in het buitenland I

JoHo toolshops voor werk, stage, vrijwilligerswerk in het buitenland met vacatures en organisaties

JoHo toolshops voor werk, stage, vrijwilligerswerk in het buitenland met vacatures en organisaties

Werken in binnen- en buitenland per activiteit en functie: startpagina's

JoHo zoekt medewerkers die willen meebouwen aan een tolerantere wereld

Werken, jezelf ontwikkelen en een ander helpen?

JoHo zoekt medewerkers, op verschillend niveau, die willen meebouwen aan een betere wereld en aan een zichzelf vernieuwende organisatie

Vacatures en mogelijkheden voor vast werk en open sollicitaties

Vacatures en mogelijkheden voor tijdelijk werk en bijbanen

Vacatures en mogelijkheden voor stages en ervaringsplaatsen

Aanmelden bij JoHo om gebruik te maken van alle teksten en tools
 

Aansluiten bij JoHo als abonnee of donateur

The world of JoHo footer met landenkaart

JoHo: crossroads uit de bundels
JoHo: paginawijzer

Thema's

Wat vind je op een JoHo Themapagina?

  • Geselecteerde informatie en toegang tot de JoHo tools rond een of meerdere onderwerpen
  • Geautomatiseerde infomatie die aan het thema is gekoppeld

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage.
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Abonnement: nemen

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zo zelf en volledig gebruik maken van alle teksten en tools.

Hoe is de pagina op gebouwd

  • Een JoHo Themapagina pagina is opgezet aan de hand van 10 fases rond een bepaalde thema: statussen
  • De status van een thema kan je inzetten bij de belangrijke en minder belangrijke processen rond het thema van de pagina. Zoals keuzes maken, orienteren, voorbereiden, vaardigheden verbeteren, kennis vergroten, gerelateerd werk zoeken of zin geven.
  • Bij elke status vind je unieke of gerelateerde informatie van de JoHo website, die geautomatiseerd of handmatig wordt geplaatst.
  • Een belangrijk deel van de informatie is exclusief beschikbaar voor abonnees. Door in te loggen als abonnee wordt de informatie automatisch zichtbaar. Let wel, niet elke status zal evenveel content bevatten, en de content zal in beweging blijven.
  • De statussen:
  1. Start
  2. Oriëntatie : startpunt bepalen ->bijvoorbeeld: wat is je vraag of wat is het proces dat je gaat starten
  3. Selectie: verkennen en verzamelen van info en keuzehulp
  4. Afweging: opties bekijken en vergelijken -> bijvoorbeeld: alternatieven zoeken
  5. Competentie: verbeteren en competenties -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te slagen?
  6. Voorbereiding: voorbereiden & oefeningen -> bijvoorbeeld: wat kan je doen om te oefenen of je voor te bereiden?
  7. Inspiratie: vastleggen &  lessen -> bijvoorbeeld: wat leer je en heb je geleerd?
  8. Ervaring: vooruithelpen & hulp -> hoe kan je jezelf nuttig maken?
  9. Beslissing: Uitvoeren en tot resultaat brengen -> bijvoorbeeld wat ga je kopen of kiezen?
  10. Evaluatie: Terugkijken en verder gaan -> bijvoorbeeld: wat komt hierna?
    JoHo: footprints achterlaten
    JoHo: pagina delen